Opaciteit

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Lichtdoorlaatbaarheid)
Zie Opaciteit (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Opaciteit.

Opaciteit is een maat voor de lichtondoorlatendheid van een materiaal. Opaciteit (O) wordt uitgedrukt als verhouding tussen de doorgelaten lichtflux ten opzichte van de invallende lichtflux. Het tegenovergestelde van opaciteit is de doorlatingsfactor of transmissie.[1]

Wanneer een lichtgolf een overgang tussen twee materialen raakt kan iedere lichtstraal op het grensvlak doorgelaten, gereflecteerd of geabsorbeerd worden. De atoomstructuur in opaak materiaal reflecteert bijna alle lichtstralen in verschillende richtingen. Door dit verschijnsel ziet het oog van de kijker slechts enkele van de invallende lichtstralen. De term opaak (Latijn: opacus, beschaduwd) duidt op mineralen die in doorsneden van ca. 25 tot 30 µm dikte niet doorschijnend zijn. Vele ertsmineralen, zoals de meeste sulfiden, sulfozouten en oxiden zijn opaak. Sommige mineralen die in zuivere vorm doorschijnend zijn, kunnen door fijnverdeelde insluitsels of fijnkorreligheid toch opaak worden.

Andere betekenissen[bewerken | brontekst bewerken]

De opaciteit is onder andere een belangrijk kenmerk van papier. In de astronomie wordt het begrip ook gebruikt voor sterren en planeten. De Engelse vertaling opacity wordt vaak gebruikt bij grafische computerprogramma's.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]