Lodewijk Napoleon

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Emiel (overleg | bijdragen) op 9 jun 2006 om 20:49.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Dit artikel is voorgedragen als etalageartikel. Aangemelde gebruikers kunnen gedurende één maand hun stem uitbrengen.
Dit artikel gaat over Lodewijk Napoleon, Koning van Holland. Zijn zoon en kleinzoon Napoleon III en "IV" worden ook wel zo genoemd.

Sjabloon:Dynastie

Lodewijk Napoleon Bonaparte (Frans: Louis Napoléon Bonaparte; Ajaccio 2 september 1778 - Livorno 25 juli 1846), bijgenaamd de Lamme Koning en Lodewijk de Goede, was de broer van keizer Napoleon I en de vader van de latere Franse keizer Napoleon III. In 1806 werd hij op last van zijn broer Napoleon vorst van het Koninkrijk Holland, waar hij aan het hoofd kwam te staan van een nieuwe regering.

Jeugd

Lodewijk werd in 1778 geboren als zoon van Carlo Maria Buonaparte en Maria Laetitia Ramolino. Hij had drie oudere broers, Jozef, Napoleon en Lucien, een oudere zuster, Elisa, twee jongere zusters, Pauline en Carolina, en een jongere broer, Jérôme.

Na de dood van zijn vader in 1785 werd hij opgevoed door zijn oudere broer Napoleon. Lodewijk streed onder zijn broer in diens Italiaanse veldtocht en in Egypte. Hierop werd hij bevorderd tot kolonel. Bij Napoleons keizerskroning in 1804 werd hij brigadegeneraal, maarschalk van Frankrijk en keizerlijk prins. In 1806 benoemde de keizer hem tot de eerste koning van Holland.

Een nieuwe vorst

Napoleon besloot in 1806 een eind te maken aan de Bataafse Republiek, omdat hij een sterk gezag wenste in de strategisch gelegen Nederlanden. Hij plaatste daarom zijn jongere broer Lodewijk Napoleon op de troon: door een familielid tot vorst te benoemen kon Napoleon toch invloed uitoefenen.

Lodewijk maakte echter bezwaar tegen de plannen van zijn broer. Omdat hij al jaren kwakkelde met zijn gezondheid – reuma dwong hem regelmatig kuuroorden op te zoeken – was hij niet van plan naar het kille Nederland af te reizen.. Ook beviel het hem niet dat zijn broer hem als een ondergeschikte behandelde, die zonder inspraak de keizerlijke orders moest uitvoeren. Napoleon was echter onverbiddelijk, en uiteindelijk schikte Lodewijk zich in zijn lot.

Ook het Nederlandse verzet liep stuk. Op orders van de keizer reisde een Bataafse regeringsdelegatie naar Parijs af om over de machtswisseling te onderhandelen. Napoleon weigerde echter de afvaardiging te ontvangen, en tot hun grote vernedering moesten de delegatieleden Lodewijk uit naam van het Hollandse volk verzoeken vorst te worden. Een façade van legitimiteit kon niet verhullen dat de Hollanders een vorst kregen opgedrongen. Op 5 juni 1806 vond de officiële ceremonie plaats. In het bijzijn van de Bataafse delegatie werd Lodewijk Napoleon in Parijs tot vorst van het Koninkrijk Holland benoemd. Louis was nu: "Zijne Majesteit Lodewijk Napoleon door de genade Gods en de constitutie des rijks Koning van Holland, connétable van Frankrijk".

Gezagsprobleem?

Bij zijn aankomst in Nederland had Lodewijk dus een gezagsprobleem, omdat de Hollanders een vorst kregen opgedrongen. Bovendien werd na eeuwen de Republiek plots voor een monarchie ingeruild, terwijl de patriotten zich juist fel hadden verzet tegen de monarchale ambities van de stadhouder. Ook al was Nederland tot Lodewijks komst in naam een republiek, in feite lag de macht in handen van de stadhouder, die bovendien zijn zoon na goedkeuring van de Raad van State tot opvolger kon benoemen. Een vorst op de Hollandse troon was in de ogen van de patriotten blasfemie, die indruiste tegen de zuivere republikeinse traditie en de uitgangspunten van de Bataafse Revolutie.

Vreemd genoeg was van verzet nauwelijks sprake. Bij Lodewijks intocht in Den Haag waren slechts her en der toeschouwers te bespeuren, die meer uit nieuwsgierigheid dan enthousiasme een blik van de onbekende vorst wilden opvangen. Op enkele pamfletten na bleven protesten en revolutie uit. Apathisch wachtten de Hollanders wat de nieuwe machthebber hen zou brengen.

Bestand:LodNap2.jpg
Lodewijk Napoleon

Historici hebben zich altijd afgevraagd waarom verzet uitbleef. Meerdere redenen zijn te geven. Om te beginnen werd Nederland niet ingelijfd bij Frankrijk. Alhoewel Napoleon via zijn broer aan de touwtjes kon trekken, bleef het land in naam onafhankelijk en werden de eigen wetten en religie gehandhaafd, evenals de vrijstelling van dienstplicht. Al met al was de Franse onderwerping niet totaal. In de tweede plaats was de politieke overgang niet abrupt: stadhouder Willem V regeerder feitelijk als een vorst en ook in de Bataafse Republiek trok slechts een kleine groep bestuurders aan de touwtjes. Daarnaast koesterden veel burgers de hoop dat na alle revoluties een sterke man rust zou brengen.

Lodewijks bestuur

Lodewijk worstelde dus met een relatief gezagsprobleem, omdat het verwachte verzet tegen de buitenlandse vorst vrijwel afwezig was. Hij nam echter geen genoegen met de gelatenheid, maar poogde daadwerkelijk de sympathie van het volk te winnen en zijn gezag te rechtvaardigen. Reeds in zijn welkomsttoespraken haastte Lodewijk zich de Hollanders gerust te stellen. Hij mocht dan in Frankrijk zijn geboren, hij beloofde plechtig het belang van zijn Hollandse onderdanen in het oog te houden.

Lodewijk Napoleon behield ook als koning van Holland zijn Franse functies en waardigheden. Hij was Grand Connétable, hoogste militaire gezagsdrager,van het Keizerrijk. Daarnaast was hij Kolonel-generaal van de karabiniers,Groot Adelaar en Lid van de Grote Raad van het Legioen van Eer,senator, staatsraad en divisie-generaal.Aan elk van deze functies waren ook ruime inkomsten verbonden en de keizer herinnerde zijn broer er in brieven aan dat hij vooral een connétable van het keizerrijk en pas in de tweede plaats een koning was. Lodewijk zag dat duidelijk anders.

Taalbeheersing

Lodewijk nam zijn taak zo serieus, dat hij taallessen nam bij schrijver en hofdichter Willem Bilderdijk om het Nederlands onder de knie te krijgen. Dat ging hem echter niet gemakkelijk af. Zo zou hij tijdens een toespraak in Amsterdam hebben beweerd 'konijn van Olland' te zijn, in plaats van koning van Holland. De historiciteit van deze gebeurtenis staat echter niet vast. Ook Deventer, dat hij op 4 mei 1809 bezocht, claimt dat de koning daar zichzelf konijn genoemd zou hebben. Daarnaast had Lodewijk het Nederlands verheven tot de officiële taal in het bestuur, en alhoewel dit besluit vooral was bedoeld om Franse spionnen te dwarsbomen, kweekte hij met zijn taalinteresse wel een hoop sympathie bij het volk.

Een prachtig voorbeeld van Lodewijks taalbeheersing is een briefje dat hij in 1807 vanuit de Pyreneeën verstuurde naar hem onder weg zijnde minister Willem Frederik Röell:

Goed dag mij waard Röell, van doe gij nog in Tarascon, in deze slect en droefig dorp? Waarom zijt gij niet hier bij mij? Zonder Hollands gesel ik con niet al den dagen less nemen, trek dan geshuin en omkeeren in venig van tijd. Gelukig man! Gij ga moë wrouen zien en die vie is moiste en aimableste. Nu gij zal meer galant vorden, maar niet meer bevrindt van uw wriende. Waar wal mij waart tot verder zien in Paris. Pamiers deze wier augustus 1807, Lodewijk. Antwoorde mij in talen hollandsch in Toulouse. Mijn heer Flament heeft gehad mijn book, en screve aan u nog voor een goed less nemen. (Geciteerd in: J.G. Kikkert, Louis Bonaparte koning van Holland (Rotterdam 1981)

Rondreizen

Koning Lodewijk sloot zich niet op in zijn Haagse paleis, maar ging regelmatig op tournee. Op zijn rondreizen deed hij ook de uithoeken van het koninkrijk aan, waar stadhouder Willem V zich zelden of nooit had vertoond. De tournee was niet alleen een sluwe pr-stunt, want Lodewijk was ook gegrepen door de problemen die hij in deze afgelegen gebieden tegenkwam, en pakte deze voortvarend aan. Zo woedde in Brabant de geheimzinnige zweetziekte, maar zonder angst zijn toch al wankele gezondheid te schaden bezocht de koning de slachtoffers. Geschokt door het lijden liet hij meteen de benodigde geneesmiddelen komen, gaf voldoende geld voor de eerste noden, en liet een arts uit Boxmeer halen. Een paar weken later al was de epidemie bedwongen. Door als redder in nood op te treden, met altijd een oplossing binnen handbereik, kreeg hij al gauw nationaal respect

Bestuurlijke hervormingen

Rode draad tijdens Lodewijks bewind was het scheppen van nationale eenheid in een land waar het gewestelijk besef diep was geworteld. De koning verstevigde de greep van de centrale overheid op het lokale bestuur. In de ogen van Lodewijk moest het versplinterde Nederland een organische eenheid worden. Steden en gewesten voerden grotendeels een eigen beleid en trokken zich weinig aan van besluiten die in het verre Den Haag werden genomen. Lodewijk verdeelde het land in tien departementen en stelde aan het hoofd van elk een landdrost, die naar voorbeeld van de Franse prefect op lokaal niveau het regeringsbeleid in het oog hield. Burgemeesters in de grote steden werden voortaan benoemd door de vorst.

Wetgeving

Direct na zijn aankomst in Holland in juli 1806 pakte Lodewijk de codificatie aan, waarmee men weliswaar in 1798 begonnen was, maar die langzaam in het slop geraakt was. De codificatie moest een einde maken aan de grote diversiteit in wetgeving en rechtspraak in ons land. Het oorspronkelijke ontwerp Lijfstraffelijk Wetboek van 1804 werd voltooid en in 1809 als Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland vastgesteld. De koning kreeg van zijn broer, keizer Napoleon, de opdracht om in ons land de Franse Code civil, het burgerlijk wetboek, in te voeren. Maar dat deed hij niet. Er kwam in 1809 een Wetboek Napoleon, ingericht voor het Koninkrijk Holland, dat weliswaar geïnspireerd was door het Franse voorbeeld, maar veel eigen vaderlandse wetgeving kende. Daarmee toonde Lodewijk Napoleon baas in eigen huis te willen zijn. Hij werd hierin van harte gesteund door de vaderlandse juristen. In 1809 verscheen ook nog het Wetboek van Koophandel, dat eveneens een eigen vaderlands wetboek was. Het sluitstuk vormde het Wetboek op de Regterlijke Instellingen en Regstpleging van 1809, waarin de rechterlijke organisatie en het procesrecht werden geregeld. De invoering van dit knap stuk codificatie werd verhinderd door de inlijving bij Frankrijk in 1810. Toen werd de Franse wetgeving ingevoerd. Na het herstel van de onafhankelijkheid in 1813 is nog even een poging gedaan om de wetboeken van Lodewijk Napoleon als basis te laten dienen voor de nieuwe vaderlandse wetgeving. Maar de aansluiting België en het feit dat de juristen de Franse wetgeving tijdens de inlijving hadden weten te waarderen, verijdelden dat. Lodewijk Napoleon heeft zich met de wetgeving persoonlijk bemoeid. In zoverre was hij een epigoon van zijn keizerlijke broer, die zich ook nadrukkelijk in de beraadslagingen over de wetboeken mengde. Lodewijk Napoleon bewees in deze beraadslagingen een verlicht, maar absoluut vorst te willen zijn. Hij was enerzijds een tegenstander van onterende straffen zoals foltering en dwangarbeid en hij hechtte aan zijn koninklijk prerogatief (voorrecht)van gratie, anderzijds vond hij, anders dan zijn ministers, dat hij de rechters moest kunnen afzetten als ze hem niet bevielen. Daarmee maakte hij bewust een inbreuk op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en volgde hierin zijn broer.

Religieuze minderheden kregen meer rechten. Joden en katholieken hadden tijdens de Bataafse revolutie weliswaar dezelfde burgerrechten verkregen als hun protestantse volksgenoten, maar in de praktijk was de discriminatie allerminst verdwenen. Lodewijk verklaarde daarom in 1808 alle religies wettelijk gelijk, nam doelbewust joden op in zijn ambtenarenapparaat en maakte zich kwaad om de achterstelling van katholieken, die nog altijd diensten hielden in schuilkerken. Op last van de vorst gaven de protestanten uiteindelijk enkele godshuizen terug aan de katholieken, zoals de Sint-Janskathedraal in Den Bosch.

Verzet tegen de koninklijke inmenging in de eeuwenoude usances bleef uit. Lodewijk was verstandig genoeg om de lokale machtsbonzen – zowel de adel op het platteland als de stedelijke regentenklasse – in het zadel te houden, als ze maar beloofden zijn beleid uit te voeren. Daarnaast hoopten bestuurders dat een sterk centraal gezag het verval van de eens zo machtige Republiek kon keren. Weliswaar waren ze gebonden aan de stortvloed ordonnanties die hen vanuit Den Haag overspoelde, maar Lodewijk was tenminste een man die knopen doorhakte. Ook beseften ze dat Lodewijk onherroepelijk van de troon zou worden gestoten als zijn hervormingen faalden: ontevreden over zijn broer zou Napoleon het land meteen inlijven, zodat ook Nederland aan de dienstplicht moest geloven en elke cent uit de vrijwel lege schatkist moest omdraaien. Liever de koning dan de keizer, was de conclusie.

Cultuur

Lodewijk was een groot liefhebber van cultuur en wetenschappen. Hij liet daarom verschillende instituten oprichten die nu nog steeds in al dan niet aangepaste vorm bestaan, zoals het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, de Koninklijke Bibliotheek en het Rijksmuseum. Zelf bezocht hij graag het Teylers museum te Haarlem. Ook stimuleerde hij de vrije kunsten door verschillende openbare kunsttentoonstellingen te organiseren.

Bestand:Kruiramp Leiden.jpg
Lodewijk Napoleon bezoekt de slachtoffers van de kruitramp in Leiden

Nationale rampen

Door twee nationale catastrofes kreeg Lodewijk onvoorzien de kans zich opnieuw als volkskoning te profileren. Op een kille wintermiddag in januari 1807 ontplofte een schip volgeladen met buskruit in het centrum van Leiden, de zogenaamde Leidse kruitramp. De klap was tot in Den Haag te horen, van het kruitschip werd alleen het anker teruggevonden, in een weide buiten de stad. Lodewijk spoedde zich nog dezelfde dag naar de plaats des onheils, waar hij diep getroffen was door de ravage. Honderden huizen waren van de aardbodem weggevaagd, een hele schoolklas was onder het puin bedolven en tussen de zwartgeblakerde ruïnes trof hij de verdwaasde slachtoffers aan.

De vorst trad doortastend op. Hij zette de koninklijke garde onmiddellijk aan het werk om het puin te ruimen, coördineerde de reddingswerkzaamheden, gaf bakkers in Delft opdracht brood te bakken voor de slachtoffers, ontbood zijn hofchirurg in Leiden en liet Paleis Huis ten Bosch als hospitaal voor de gewonden inrichten. Pas de volgende dag keerde hij terug naar Den Haag. Ook had Lodewijk oog voor de toekomst: hij verbood het vervoer van buskruit door dichtbevolkte plaatsen, richtte een rampenfonds op waarin hij alvast goedmoedig 30.000 gulden stortte en stelde de stad Leiden de komende tien jaren vrij van belasting.

Het volk sloot de vorst meteen in de armen. Overal zong de naam Lodewijk de Goede rond, de Vader der Ongelukkigen. Hofdichter Willem Bilderdijk putte zich uit in lyrische loftuitingen, en een stortvloed aan etsen, gravures en schilderijen zag het licht, die zonder gêne de vorstelijke compassie verheerlijkten.

Overstromingen in 1809 waren opnieuw aanleiding voor optreden. Hele dorpen werden verzwolgen toen de grote rivieren buiten hun oevers traden, de Betuwe veranderde in een gigantische binnenzee. Zonder een spoor van angst hielp Lodewijk echter eigenhandig mee de dijken met zandzakken te versterken, hij coördineerde de hulpacties en bezocht afgelegen dorpen in het gebied om de getroffenen een hart onder de riem te steken. Wederom gaf Lodewijk prentenmakers opdracht zijn goede daden te verbeelden – op de meest beroemde gravure spreekt de vorst op een smalle dijk enkele ontredderde dorpsbewoners moed in, het water klotsend om zijn voeten.

Het propagandaoffensief en zijn doortastende optreden hadden groot succes, want tijdens een reis door Noord-Holland vergaf de bevolking van Edam hem zijn Franse afkomst. Toen hij opmerkte te hopen dat de Hollanders eens zouden vergeten dat hij niet in hun land geboren was, zei een oude man: 'dat hebben we sinds Leiden al vergeten'.

Kritiek op de vorst

Toch hadden zijn onderdanen niet louter lof voor Lodewijk. Zijn hang naar luxe en monarchale uitstraling vielen slecht bij de zuinige Hollanders, die geen goed woord overhadden voor de kostbare verhuizingen die Lodewijk ondernam en de opknapbeurten die hij zijn diverse paleizen gaf. Omdat hij het zeeklimaat in Den Haag slecht voor zijn gezondheid achtte, besloot hij in 1807 naar Utrecht te verhuizen, waar hij vervolgens handenvol geld spendeerde aan het bewoonbaar maken van een reeks panden in het centrum, die tot koninklijk paleis werden omgevormd. Lang woonde Lodewijk er niet, want reeds enkele maanden later verhuisde hij weer naar het Amsterdamse Paleis op de Dam, waar hij tot overmaat van ramp het Waaggebouw liet afbreken omdat het zijn uitzicht bedierf. Maar ook in Amsterdam kon hij niet wennen, dus bracht hij bij voorkeur zijn tijd door op één van zijn lommerrijke buitenplaatsen in Haarlem, Soestdijk of Amelisweerd.

Conflict met Napoleon

Napoleon raakte intussen steeds ontevredener over het beleid van zijn broer. Hij verweet Lodewijk de Nederlandse belangen telkens te laten prevaleren boven de Franse. Alhoewel hij de meeste bevelen van zijn broer uitvoerde, zoals het sluiten van de havens voor Engelse schepen in 1808, nam Lodewijk het inderdaad steeds vaker op voor de Hollandse belangen.

Napoleon maakte zich om te beginnen boos over Lodewijks weigering de dienstplicht in te voeren. De keizer eiste telkens meer soldaten, maar zijn broer hield vol dat hij niet aan de wensen van Napoleon kon voldoen. Op een bevolking van twee miljoen zielen was het een onmogelijke opgave een militaire bijdrage van 40.000 soldaten te leveren. Ook weigerde hij tiërcering van de staatsschuld. Indien hij Napoleons wens opvolgde slechts een derde van de leningen af te lossen, zouden vele privé-schuldeisers in Nederland hun geld mislopen, wat de toch al wankele economie verder zou verzwakken.

Lodewijks echtgenote Hortense de Beauharnais
Bestand:NapLod.jpg
Lodewijks zoontje Napoleon Lodewijk, keizerlijk prins, prins van Holland, groothertog van Berg en Kleef, koning van Holland

Tevens verzette Lodewijk zich tegen Napoleons eis het Continentaal Stelsel strikt na te leven. Om zijn aartsvijand Groot-Brittannië tot overgave te dwingen, had Napoleon alle handel met de Britten verboden. Lodewijk was buiten zichzelf van woede, omdat de blokkade de haperende economie van de zeevarende natie zonder twijfel de genadeslag zou toebrengen. Alhoewel het Stelsel onvermijdelijk was en havens op slot gingen, trad hij niet bijzonder hard op tegen smokkelaars, die hun sluikhandel langs de uitgestrekte kustlijn onverminderd voorzetten.

Toen een Brits leger in 1809 het Zeeuwse eiland Walcheren onder de voet liep en de strategische vesting Bath veroverde, zodat de weg naar Antwerpen open lag, stortte Napoleon een nieuwe vloed aan kritiek uit over zijn broer. Alhoewel Lodewijk de Britse opmars een tijdig halt toeriep en ziektes de Britse troepen decimeerden en bovendien de inderhaast verzamelde troepen de vesting hernamen, hield Napoleon vol dat zijn broer een knoeier was. Zijn weigering om de in Holland impopulaire dienstplicht in te voeren was haast op een succesvolle Britse invasie uitgelopen, brieste hij.

Napoleon probeerde eerst zijn broer weg te lokken door hem de Spaanse troon aan te bieden, maar toen Lodewijk die weigerde, besloot hij zelf het gezag over te nemen. Zomer 1809 vertrok Lodewijk op last van zijn broer met lood in de schoenen naar Parijs, waar hij na maandenlang geruzie met Napoleon uiteindelijk een traktaat moest slikken dat het Koninkrijk Holland bezuiden de rivieren inlijfde bij Frankrijk. Teleurgesteld keerde Lodewijk in 1810 terug naar zijn onderdanen, maar niet voor lang, want Franse ‘waarnemingstroepen’ trokken nog datzelfde jaar op naar de steden in het westen van Holland. Lodewijk begreep dat de zaak verloren was, trad zonder zijn broer te consulteren af ten gunste van zijn zoontje Napoleon Lodewijk en vluchtte vervolgens naar Wenen. Nederland werd vervolgens ingelijfd bij het Franse keizerrijk.

Na de troonsafstand

Lodewijk nam hierop de titel graaf van Saint-Leu aan en vestigde zich te Töplitz.Na de vestiging van het Koninkrijk der Nederlanden keerde Lodewijk nog eenmaal terug in Nederland,dat de Nederlanders hem daarbij op het balkon van zijn hotel toejuigden ontroerde de oude man zeer. Enige zwakke pogingen zijn troon te herwinnen mislukten. De rest van zijn leven sleet hij in ballingschap te Florence. Hij stierf in 1846.

Huwelijk en kinderen

Napoleon arrangeerde in 1802 een huwelijk tussen zijn broer Lodewijk Napoleon en zijn stiefdochter Hortense de Beauharnais, dochter van zijn gemalin Joséphine de Beauharnais. Beide echtgenoten ervoeren het huwelijk als zeer ongelukkig. Hortense hield het niet lang uit bij haar man in het kille Holland en vertrok weer naar Frankrijk, waarna het echtpaar gescheiden leefde. Niettemin kregen ze drie zoons:

Werk

  • Documens historiques et réflexions sur le gouvernement de la Hollande (1820)
  • Mémoires (uitg. 1928)

Literatuur

  • Prof. Dr.J.Presser, Napoleon Historie en Legende Elsevier 1946
  • Judith Amsenga en Geertje Dekkers, ‘Wat nu?’, zei Pichegru. De Franse tijd in Nederland, 1795-1813, Verloren verleden 23 (Verloren, Hilversum 2004)
  • J.G Kikkert, Koning van Holland. Louis Bonaparte, 1778-1846 (Donker, Rotterdam 1981)
  • Christina de Munck, Lodewijk Napoleon, koning van Holland. Een miskende Bonaparte (Hameland Pers, Zutphen 1997)
  • Simon Schama, Patriotten en bevrijders, Revolutie in de Noordelijke Nederlanden, 1780-1813 (Amsterdam 2005)
  • Wim Zaal ed., Lodewijk Napoleon, Koning van Holland. Gedenkschriften. Gekozen, vertaald en met getuigenissen van tijdgenoten vermeerderd, Privé-domein 95 (De Arbeiderspers, Amsterdam 2005)
Voorganger:
Jozef
Hoofd van het Huis Bonaparte
1844-1846
Opvolger:
Napoleon III
Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Louis Bonaparte op Wikimedia Commons.