Lucius Aemilius Mamercinus Privernas

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Lucius Aemilius Mamercinus Privernas was een Romeins politicus en militair in de 4e eeuw v.Chr.

Hij was in 341 v.Chr. consul samen met Gaius Plautius Venno.[1] Hij werd tegen de Samnieten uitgezonden en bracht zoveel schade toe aan hun land, dat ze hem om vrede smeekten en hij hen doorverwees naar de senaat.[2]

In 335 v.Chr. werd hij als dictator, met Quintus Publilius Philo als zijn magister equitum aangesteld om de comitia te organiseren in de afwezigheid van de consuls.[3]

In 329 v.Chr. was hij opnieuw consul, deze keer met Gaius Plautius Decianus als zijn collega.[4] Mamercinus zou een groot leger hebben opgericht om weerstand te bieden aan de Galliërs die werden gezegd zuidwaarts te trekken.[5] Maar toen hij na enkele dagen wachten merkte dat er geen gevaar van die kant dreigde, besloot hij zich met zijn leger zijn collega bij Privernum te vervoegen.[6] De stad werd uiteindelijk tot overgave gebracht en beide consuls vierden een triomftocht en hielden een pleidooi in de senaat om de stad billijke voorwaarden te stellen.[7] Zijn agnomen of bijnaam Privernas had hij dan ook te danken aan deze inname van de stad Privernum in het gebied van de Volsci.

In 326 v.Chr. werd hij als interrex aangesteld om de consulverkiezingen in goede banen te leiden.[8]

In 316 v.Chr. werd hij voor de tweede maal tot dictator aangesteld, deze keer om oorlog te voeren, met Lucius Fulvius Curvus als zijn magister equitum.[9] Hij viel Saticula aan en versloeg de Samnitische strijdmacht.[10]

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Livius, Ab Urbe condita VIII 1.1, Diodorus Siculus, Bibliotheca Historica XVI 84.1, Chronograaf van 354 (Venno II et Mamerco), Fasti Hydatius (Venoce II et Mamertino), Chronicon Paschale (Venoce II et Mamertino), Cassiodorus.
  2. Livius, Ab Urbe condita VIII 1.7-10.
  3. Livius, Ab Urbe condita VIII 16.12.
  4. Livius, Ab Urbe condita VIII 20.3, Chronograaf van 354 (Privernas II et Declao), Fasti Hydatius (Mamertino II et Deciano), Chronicon Paschale (Mamertino II et Deciano), Cassiodorus.
  5. Livius, Ab Urbe condita VIII 20.3-5.
  6. Livius, Ab Urbe condita VIII 20.5.
  7. Livius, Ab Urbe condita VIII 20.6-21.10, Fasti triumphales, Valerius Maximus, Facta et dicta memorabilia VI 2 § 1.
  8. Livius, Ab Urbe condita VIII 23.17.
  9. Livius, Ab Urbe condita IX 21.1-2, Fasti Capitolini (rei gerundae causa).
  10. Livius, Ab Urbe condita IX 21.2-6. Vgl. Diodorus Siculus, Bibliotheca Historica XIX 65.7.

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  • T.R.S. Broughton, The Magistrates of the Roman Republic, I, New York, 1951, pp. 134, 140, 144, 146, 156.
  • art. Aemilii (7), in J.G. Schlimmer - Z.C. De Boer, Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid, Haarlem, 19203, p. 7.