Mashallah (Arabisch)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Mashallah (islam))
Een Turks amulet tegen het boze oog (oftewel kwaad aangericht door de afgunst van andere mensen). Boven het oog staat de tekst 'masallah' (zoals God het wil). Deze uitdrukking wordt gebruikt om bewondering te uiten en daarmee eventuele (onbewuste) gevoelens van afgunst uit te bannen.

Mashallah (Arabisch: ما شاء الله), ook geschreven als Maşallah of Ma Shaa Allah, is een Arabische term en betekent "wat God heeft gewild". Masallah wordt vaak gebruikt om waardering, vreugde, lof of dankbaarheid uit te drukken voor een bepaalde gebeurtenis of een bepaalde persoon. Het is ook een veel voorkomende uitdrukking die in de moslimwereld wordt gebruikt om te verlangen dat God iets of iemand beschermt tegen het boze oog.[1]

Etymologie[bewerken | brontekst bewerken]

De letterlijke betekenis van Mashallah is "wat God heeft gewild". Het wordt gebruikt om te zeggen dat er iets goeds is gebeurd. Inshallah, letterlijk 'als God het gewild heeft', wordt op dezelfde manier gebruikt, maar heeft betrekking op een toekomstige gebeurtenis.

"Masha Allah" kan worden gebruikt om iemand te feliciteren, bijvoorbeeld bij een verjaardag.

Cultuur[bewerken | brontekst bewerken]

In sommige culturen wordt “Mashallah” gebruikt in de overtuiging dat het bescherming kan bieden tegen jaloezie, het boze oog of een djinn. De term wordt in de spreektaal van veel niet-Arabischsprekende moslims gebruikt, waaronder Indonesiërs, Maleisiërs, Iraniërs, Turken, Koerden, Bosniakken, Azerbeidzjanen, Tsjetsjenen, Avaren, Circassiërs, Bengalen, (Krim-)Tataren, Albanezen.

Alhoewel de term voornamelijk in de islamitische wereld gebruikt wordt, is dit niet altijd het geval. Zo gebruiken (christelijke) Slavische volkeren op het Balkanschiereiland, zoals Serviërs, Bulgaren en Macedoniërs, ook het woord mashallah ("машала"/"mašala").

Ook Mizrachi-Joden gebruiken het woord “Mashallah” in hun spreektaal.[2]