Matamata (schildpad)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Matamata
IUCN-status: Niet geëvalueerd
Exemplaar uit de rivier de Javari tussen Brazilië en Peru.
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Testudines (Schildpadden)
Onderorde:Pleurodira (Halswenders)
Familie:Chelidae (Slangenhalsschildpadden)
Geslacht:Chelus
Soort
Chelus fimbriata
Schneider, 1783
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Matamata op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

De matamata[1] of franjeschildpad[2] (Chelus fimbriata) is een schildpad uit de familie slangenhalsschildpadden (Chelidae).

De matamata is een middelgrote soort die voorkomt in delen van Zuid-Amerika en leeft in ondiepe rivieren en andere wateren. De schildpad heeft een zeer opmerkelijk uiterlijk door de lange nek, kleine kop, het bulterige schild en de vlezige huidflappen aan de kop en de nek.[3] Het is hierdoor een van de bekendste schildpadden ter wereld. De schildpad is populair in de handel in exotische dieren en in dierentuinen.

De schildpad is zeer sterk op het water aangepast en komt er zelden uit. Op het menu staan voornamelijk vissen, die door de bek te openen naar binnen worden gezogen. De nek is breed en zeer lang en de kop is juist klein en driehoekig van vorm. Op het schild zijn twee rijen puntige bulten aanwezig, het schild is vaak begroeid met algen. Jongere dieren hebben een lichtbruine kleur, oudere exemplaren zijn zeer donker gekleurd.

Wetenschappelijke naamgeving en indeling[bewerken | brontekst bewerken]

De allereerste wetenschappelijke naam van de soort stamt uit 1741. De schildpad werd al meer dan 275 jaar geleden vermeld door Pierre Barrère als Testudo terrestris major putamine echinato et striato, ook wel raparapa. Later kortte Philip Fermin deze naam af tot Testudo terrestris. Beide namen werden later echter bestempeld als ongeldig en de eerste officiële wetenschappelijk geaccepteerde naam was Testudo fimbriata, voorgesteld door Johann Gottlob Schneider in 1783.[4] Oorspronkelijk werd door Schneider de wetenschappelijke naam Testudo fimbriata gebruikt. Later werd de schildpad tot het geslacht Chelys gerekend, maar dit geslacht wordt niet meer erkend. Lange tijd werd de naam Chelus fimbriatus gebruikt en onder deze naam is de schildpad in veel literatuur bekend.

De matamata was lange tijd de enige soort uit het monotypische geslacht Chelus, totdat in 2020 een tweede soort werd beschreven; Chelus orinocensis.[5] In veel literatuur wordt daarom nog de verouderde situatie vermeld. Andere soorten uit het geslacht Chelus zijn al lange tijd uitegestorven en bekend uit het Mioceen.[6]

De naam matamata is afkomstig uit de taal van de lokale bevolking binnen het verspreidingsgebied van de schildpad. De hier levende indianen hadden zo veel ontzag voor dit dier, vanwege zijn manier van jagen, dat ze hem matamata hebben genoemd, wat 'ik dood' betekent.[7] Deze naam wordt in veel talen gebruikt, zoals het Engels, Frans en Spaans. In de Duitse taal wordt de schildpad daarnaast ook wel 'Fransenschildkröte' (franjeschildpad) genoemd.

Er worden geen ondersoorten erkend.

Indeling[bewerken | brontekst bewerken]

Uit genetisch onderzoek blijkt dat de soorten uit het geslacht Chelus een op zichzelf staande groep is in vergelijking met andere verwante schildpadden. In het onderstaande schema zijn de verwantschappen van verschillende geslachten uit de familie slangenhalsschildpadden (Chelidae) weergegeven.[8]

    Chelidae    
                      Hydromedusinae          

  Hydromedusa



  Chelidinae    

  Chelus




  Phrynops





  Rhinemys



  Mesoclemmys





  Platemys



  Acanthochelys






  Chelodininae    

  Chelodina




  Pseudemydura




  Myuchelys




  Elusor




  Rheodytes




  Emydura



  Elseya










Uiterlijke kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Door de opmerkelijke lichaamsvormen is de schildpad nauwelijks als zodanig herkenbaar.

De matamata wordt gezien als een van de meest opmerkelijke schildpadden ter wereld vanwege het sterk afwijkende uiterlijk. Ze zijn hierdoor met geen enkele andere soort te verwarren.[6] De schildpad wordt hierdoor vaak omschreven als 'vreemd' of 'monsterlijk'.[9]

De vreemd gevormde kop en nek lijken zeer sterk op de driehoekige bladeren van de mokomoko (Montrichardia arborescens), een waterplant die veel voorkomt in het leefgebied van de matamata.[10]

Lichaamskleur[bewerken | brontekst bewerken]

De volwassen dieren hebben een zeer donkere kleur, van bruin tot bijna zwart. Jongere exemplaren zijn geheel anders gekleurd, zij hebben geelbruine tot geelrode kleuren en lijken hierdoor op afgevallen bladeren.[11] Zeer jonge dieren hebben een donkere lengtestreep op het midden van het schild en op ieder rugschild is een zwarte vlek aanwezig, die in de loop der jaren verdwijnt. De jonge dieren hebben soms roze en zwarte strepen aan de onderzijde van de nek.[12]

Kop[bewerken | brontekst bewerken]

De kop heeft een bruine kleur met drie donkere strepen aan de bovenzijde. De relatief kleine, sterk driehoekige en platte kop kan niet in het schild worden opgeborgen, zoals alle bij halswenders (Pleurodira). De randen van de bek zijn niet zo sterk verhard als bij andere schildpadden het geval is en zijn ongeschikt om prooien in stukken te bijten.[9] De kaakspieren zijn bovendien erg zwak. De bek is erg breed en heeft geen snavelachtig uiteinde zoals bij veel andere schildpadden het geval is. De mondhoeken zijn wat omhoog gekruld zodat bij het een vooraanzicht lijkt of de schildpad glimlacht.

Aan de voorzijde van de kop is de neuspunt omgevormd tot een flexibele, snorkelachtige buis.[1] De matamata steekt deze net boven water om adem te halen. Door de slurfvorm lijkt de neus op een takje als het dier adem haalt en daarnaast veroorzaakt de schildpad weinig beroering aan het wateroppervlak bij het ademen. Aan weerszijden van de kop is een driehoekige, vergrote huidflap aanwezig die dient om de stabiliteit van de kop te vergroten als de schildpad naar een prooidier hapt. Tevens is de huid hier voorzien van vele tastzintuiglijke cellen die kleine veranderingen in de waterstroom kunnen waarnemen.[3] Aan de onderzijde van de kop zijn op de kin onregelmatig gevormde en vlezige baarddraden aanwezig. Deze komen bij wel meer schildpadden voor en hebben eveneens een tastzintuiglijke functie.

Kop van de matamata, duidelijk zichtbaar zijn de snorkelachtige neuspunt, brede bek en baarddraden onder de kin.

De ogen zijn relatief klein en hebben een ronde pupil. In het oog is een horizontale, donkere oogstreep aanwezig. Net als andere nachtactieve dieren heeft de matamata een weerkaatsende laag achter de ogen, het tapetum lucidum.[1] Desondanks heeft de schildpad een zeer slecht zicht. Het gehoor is beter ontwikkeld, de trommelvliezen zijn hiertoe relatief groot.[3]

Nek[bewerken | brontekst bewerken]

De matamata kenmerkt zich door een dusdanig goede camouflage dat het dier daaraan ook eenvoudig te herkennen is. Met name de nek is ongebruikelijk lang en voorzien van opvallende structuren. Het dier heeft een opvallend zeer brede, lange en platte nek met vele opstaande uitstulpingen zodat de hals enigszins doet denken aan een boomstronk. De nek is ongeveer even lang als het schild en is bedekt met grote huidfranjes. In combinatie met de huidflappen aan de kop zijn de lichaamscontouren niet goed zichtbaar en krijgt het dier een vormloos uiterlijk dat meer lijkt op een hoop afval dan op een schildpad. Waarschijnlijk dienen de vele franjes aan de nek als een soort bewegingsdetector om potentiële prooien en vijanden waar te nemen.

De onderzijde van de nek heeft een roze tot roodachtige kleur met drie donkere tot zwarte lengtestrepen.

Schild[bewerken | brontekst bewerken]

De schildlengte is maximaal ongeveer 50 centimeter, door de lange nek en kop kan de totale lichaamslengte oplopen tot meer dan een meter. Grotere exemplaren kunnen een gewicht bereiken van meer dan zeventien kilo.[12]

Het schild is langwerpig en vrij plat qua vorm, het rugpantser bezit drie rijen hoornplaten met op elke hoornplaat een piramidevormige bult, zodat het schild van drie bultige kielen is voorzien. De hoorplaten zijn ruw en concentrisch gegroefd. Het rugschild is donkerbruin tot grauwbruin van kleur, maar vaak zo begroeid met algen, dat het dier op een met algen begroeide steen lijkt.[13]

Het relatief kleine buikpantser is geel tot geelbruin van kleur, er zijn geen plastrale scharnieren aanwezig. De plastronformule is: fem > pect > abd > hum > an >< gul > intergul.[14]

Poten en staart[bewerken | brontekst bewerken]

De poten zijn relatief klein en erg zwak, ze hebben kleine klauwtjes aan het uiteinde. De voorpoten dragen altijd vijf klauwtjes en de achterpoten zijn voorzien van vier klauwtjes. Tussen de vingers en de tenen zijn matig ontwikkelde zwemvliezen aanwezig. Desondanks is de schildpad een zeer slechte zwemmer.

De staart is eveneens vrij klein, vooral bij de vrouwtjes want net als bij andere schildpadden hebben mannetjes een langere en dikkere staart. De huid van zowel de poten als de staart is voorzien van kleine opstaande schubben, met daartussen een weke, van vele kleine vlezige uitsteekseltjes voorziene huid.[4]

Levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]

De matamata komt zelden uit het water, afgebeeld is een exemplaar uit Salisbury Zoo, Maryland, VS.

De schildpad blijft vrijwel altijd onder water en vermijdt fel licht, zonnen doet deze soort zelden. Omdat de schildpad in relatief warme wateren leeft wordt het lichaam door de omgeving op temperatuur gehouden. Alleen de vrouwtjes betreden het land om hun eieren af te zetten op de oever. De matamata is volledig op het leven onder water aangepast en beweegt zich zeer langzaam om niet op te vallen. Jongere dieren kunnen nog goed zwemmen, al hebben ze een koddige manier van voortbewegen. Het volwassen dier is echter een slechte zwemmer die altijd over de bodem wandelt. Door de lange nek en de verlengde neuspunt heeft de matamata een extra adembuffer maar zodra het dier in diepere delen of in het open water terechtkomt kan de schildpad verdrinken. De matamata is schemer- en nachtactief en houdt zich overdag schuil.

Voedsel en jacht[bewerken | brontekst bewerken]

De matamata zoekt meestal niet actief naar prooien maar valt deze aan vanuit een hinderlaag. De schildpad wacht doodstil en beweegt zo weinig tot zich een prooi aandoet. Er is echter ook wel waargenomen dat vissen door de matamata naar een afgelegen hoek worden gedreven waarna de schildpad toeslaat.

Op het menu staan verschillende zwemmende prooien als kleine visjes, ongewervelden zoals kreeftachtigen en amfibieën(larven).[9] Vooral vissen wordt gegeten, uit waarnemingen blijkt dat vissen argeloos aan de vlezige huidflappen rond de kop komen sabbelen. Deze manier van jagen is ook bekend van enkele grote Amerikaanse rivierschildpadden zoals de alligatorschildpad, die zijn wormachtige tong actief gebruikt om prooien te lokken.[11]

Zodra de vis dichtbij genoeg is spert de schildpad binnen een fractie van een seconde zijn bek wijd open terwijl tegelijkertijd de mondbodem omlaag wordt gedrukt door het tongbeen. Tevens wordt de kop naar voren bewogen, waarbij de huidflappen langs de kop waarschijnlijk dienen om deze in balans te houden. Door de zuigende werking wordt een grote hoeveelheid water met prooi en al de bek in gezogen.[2] Hierbij ontstaat een duidelijk hoorbaar bruisend geluid. Vermoed wordt dat ook vogeltjes en knaagdieren worden gegrepen als ze in het water terechtkomen.

Voortplanting en ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

Mannetjes en vrouwtjes lijken sprekend op elkaar en kunnen pas worden gesekst als ze volwassen zijn. De mannetjes hebben een enigszins hol buikschil – zodat ze tijdens de paring op een vrouwtje kunnen klimmen – en hebben een relatief langere en dikkere staart. Als de staart naar achteren wordt gestoken, ligt de cloaca bij de mannetjes buiten de schildrand en bij de vrouwtjes is de cloaca onder de schildrand gepositioneerd.[3]

De paring vindt eenmaal per jaar plaats. Er is een baltsgedrag bekend waarbij de mannetjes hun kop naar het vrouwtje toe bewegen en gapende mondbewegingen maken. Ook worden de poten geheel uitgestrekt en worden huidflappen aan weerszijden van de kop op en neer bewogen.

De vrouwtjes zetten twaalf tot 18 eieren af op stranden langs rivieren of andere boven het water gelegen zanderige plaatsen waar ze kunnen graven. De eieren worden ook wel op hogere delen van de oever begraven tussen rottende planten. De hardschalige, vrijwel ronde eieren hebben een lengte van 37 millimeter en een breedte van 34 mm.[10] Ze kennen een relatief lange incubatietijd van bijna zeven maanden bij een temperatuur van 28 tot 29 graden Celsius. Van in gevangenschap gehouden exemplaren is bekend dat ze vijftien jaar oud kunnen worden. Het is niet bekend welke leeftijd dieren in het wild kunnen bereiken.[3]

Verspreiding en habitat[bewerken | brontekst bewerken]

Verspreidingsgebied in het rood.

De matamata komt voor in delen van Zuid-Amerika en komt voor in de Amazonebekken en het stroomgebied van de Orinoco.[11] De schildpad is aangetroffen in de landen Bolivia, centraal en noordelijk Brazilië, Colombia, Ecuador, Frans-Guyana, Guyana, Peru, Suriname en Venezuela. Binnen Trinidad en Tobago komt de soort ook voor op het eiland Trinidad.[5]

De matamata staat ook bekend als een exoot in de Amerikaanse staat Florida. Verschillende exemplaren werden in 1963 bewust uitgezet door een dierenhandelaar in deze staat. Deze schildpadden zijn echter sinds hun eerste waarneming niet meer gezien en hebben zich waarschijnlijk niet lang kunnen handhaven. Ondanks geruchten dat de schildpadden nog recentelijk zijn gezien is hier geen bewijs van.[12]

De habitat bestaat uit rivieren, rivierarmen, meren en andere wateroppervlakken met ondiep, stilstaand of langzaam stromend water. De schildpad komt vaak voor in enigszins troebele wateren met een verhoogd zoutgehalte.[14] De matamata heeft een voorkeur voor enigszins zuur water met een lage pH van 4,5 tot 5,5.[15] Het water dient een zachte, modderige bodem te hebben en enige onderwatervegetatie, boomstronken of stenen om tussen te schuilen. De schildpad leeft in relatief warme landen en prefereert een watertemperatuur van meer dan 25 graden.

In gevangenschap[bewerken | brontekst bewerken]

De matamata is door zijn vreemde uiterlijk populair in de handel in exotische dieren. De schildpad heeft een groot watergedeelte nodig en kan niet worden gehouden met andere diersoorten aangezien deze worden opgegeten. Als voedsel kunnen levende vissen worden aangeboden zoals de op grote schaal gekweekte exotische guppy en de zwaarddrager maar ook jonge exemplaren van in België en Nederland inheemse vissen zoals voorn en kolblei zijn geschikt.[15]

De schildpad wordt veel in aquaria gehouden en is ook een populaire soort in dierentuinen over de gehele wereld. Onder andere in Blijdorp is de schildpad te bezichtigen. In juli 2006 werden hier vijf jonge matamatas geboren[16] en in 2007 kropen nog eens drie jonge dieren uit het ei.[17]

Aan de schildpad is door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN geen beschermingsstatus toegewezen. De soort wordt ook niet beschermd door een status op de internationale CITES-lijst.[3] De matamata mag hierdoor vrijelijk worden gevangen en uitgevoerd en kan zonder vergunning in gevangenschap worden gehouden.

Bronvermelding[bewerken | brontekst bewerken]