Megastal

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Megastal voor kippen

Een megastal is een stal die aanzienlijk groter is dan een gangbare stal. Hieronder wordt doorgaans verstaan een groot aantal dieren op één locatie waarbij het kan gaan om een verzameling van kleinere stallen of meerdere verdiepingen. Een megastal hoeft niet noodzakelijk van één eigenaar te zijn.[1]

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Terminologie[bewerken | brontekst bewerken]

De term 'megastal' is niet vastomlijnd. In een onderzoek naar de mening van Nederlandse burgerpanels over megastallen werd een megastal voorgesteld als een stal met een oppervlakte van ruim anderhalve hectare. Maar ook als een stal met een groot aantal dieren. Dat kon zijn, een stal met meer dan 250 melkkoeien, 120.000 leghennen, 7.500 vleesvarkens, 1.200 fokzeugen of 2.760 geiten.[2] Volgens een onderzoek van de Landbouwuniversiteit Wageningen in opdracht van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uit 2007 is de keus, bij welke bedrijfsomvang van een megastal wordt gesproken, arbitrair.[1] Onderzoeksinstituut 'Alterra' van Landbouwuniversiteit Wageningen hanteert voor Nederland grenzen die overeenkomen met een omvang van 300 Nederlandse grootte-eenheden (nge).[noot 1][3] Een minimumomvang van 300 nge komt erop neer dat het gehouden aantal dieren theoretisch per saldo minstens 420.000 euro oplevert. Omdat een koe veel meer oplevert dan een kip, komt dit in aantallen dieren neer op ondergrenzen die per type bedrijf verschillen.

De Raad voor het Landelijk Gebied heeft in 2004 voor Nederland een megabedrijf gedefinieerd als een bedrijf meer dan 500 Nederlandse grootte-eenheden (nge).[4] Dat was toen ongeveer vijf keer zo groot als het gemiddelde land- en tuinbouwbedrijf. Op verzoek van de Tweede Kamer hebben het Milieu- en Natuurplanbureau, de Raad voor de Dierenaangelegenheden, de Raad voor het Landelijk Gebied en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in 2008 rapporten opgesteld over de ontwikkeling naar megastallen, waarbij de grens van 500 NGE op één locatie is aangehouden.[5]

Aantallen[bewerken | brontekst bewerken]

Zie ook Nederlandse veestapel voor meer informatie.

In 2007 berekende Alterra op basis van gegevens van Gezondheidsdienst voor Dieren dat het aantal megastallen gegroeid was van 104 in 2000 naar 184 megastallen in 2005.[3] De cijfers omvatten enkel de bedrijven met koeien en varkens; de Gezondheidsdienst voor Dieren registreert namelijk geen pluimveebedrijven. Dit leverde de volgende tabel op.


bedrijfstype
ondergrens
aantal dieren
aantal
megabedrijven
in 2005[3]
aantal
megastallen
in 2005[6]
aantal
megastallen
in 2017[7]
melkkoeien 250 74 107 439
vleeskalveren 2500 9 4 11
fokvarkens 1.200 91 61 145
vleesvarkens 7.500 22 12 46
leghennen 120.000 36 79
vleeskuikens 220.000 14 18
melkgeiten 63

In 2012 stelde de minister van Landbouw voor aan de Tweede Kamer om een bovengrens in te stellen voor het aantal dieren dat per locatie gehouden mag worden.[8]

Uit vervolgonderzoek van Alterra in opdracht van Milieudefensie bleek dat het aantal megastallen is toegenomen van 301 megastallen in 2005 tot 803 in 2013. De toename was vooral te zien in de melkveehouderij.[9] Een rapport van Wageningen Environmental Research in opdracht van Wakker Dier geeft de volgende aantallen megastallen: 456 in 2010, 618 in 2013 en 801 in 2017.[7]

België[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel een formele definitie ontbreekt, zou de Vlaamse overheid de norm van “klasse 1-bedrijven” hanteren voor stallen vanaf 40.000 kippen of vanaf 2.000 mestvarkens.[10]

Uit onderzoek van dagblad De Standaard uit 2020 bleek dat het aantal megastallen in Vlaanderen na 2010 sterk is gegroeid. Dit zou zelfstandige boeren economisch wurgen en een negatieve impact op milieu en landschap hebben.[11] De Vlaamse overheid verdedigde in hetzelfde jaar de megastallen, onder meer via het Vlaams infocentrum land- en tuinbouw. Politici van de CD&V begrepen niet dat de schaalvergroting voor milieugroepen problematisch zou zijn in de landbouw, maar niet in andere economische sectoren. Ze pleitten ervoor landbouwers te benaderen als ondernemers.[10] Ze komen daarmee in conflict met de milieubeweging in Vlaanderen en Europa.[12][13] Andere politici stelden wel vragen bij de milieueffecten van grootschalige landbouwbedrijven.[14] In de marge werd ook gewezen op het fenomeen dat Nederlandse veehouders naar België verhuizen vanwege de laksere milieuregels.[15][11]