Brandhoren

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Murex monospinosus)
Brandhoren
Brandhoren
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Mollusca (Weekdieren)
Klasse:Gastropoda
(Slakken of buikpotigen)
Orde:Neogastropoda
Familie:Muricidae
Geslacht:Bolinus
Soort
Bolinus brandaris
(Linnaeus, 1758)
Originele combinatie
Murex brandaris Linnaeus, 1758[1]
Synoniemen
Lijst
  • Aranea cinera Perry, 1811
  • Haustellum clavatum Schumacher, 1817
  • Murex brandariformis Locard, 1886
  • Murex brandaris brandellus Settepassi, 1970
  • Murex brandaris brevispinis Settepassi, 1970
  • Murex brandaris commixtus Settepassi, 1970
  • Murex brandaris insculptus Settepassi, 1970
  • Murex brandaris longiaculeatus Settepassi, 1970
  • Murex brandaris ponderosus Settepassi, 1970
  • Murex brandaris spinosus Settepassi, 1970
  • Murex brandaris subcornutus Settepassi, 1970
  • Murex brandaris varicosus Settepassi, 1970
  • Murex clavisherculis Röding, 1798
  • Murex coronatus Risso, 1826
  • Murex girisus de Gregorio, 1885
  • Murex monospinosus Serradell, 1912
  • Murex moreanus de Gregorio, 1885
  • Murex pseudobrandaris Grateloup, 1833
  • Murex pseudobrandaris zanardii Settepassi, 1970
  • Murex subbrandaris d'Orbigny, 1851
  • Murex trifariaspinosus Frauenfeld, 1869
  • Murex trispinosus Locard, 1886
  • Murex tuberculatus Roding, 1798
  • Murex tudiculoides Coen, 1943
  • Purpura fuliginosa Röding, 1798
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
(en) World Register of Marine Species
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De brandhoren of stekelhoorn (Bolinus brandaris, oorspronkelijk beschreven als Murex brandaris), is een in zee levende slakkensoort uit de familie Muricidae.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Schelpkenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De schelp is dikwandig en heeft bolle windingen. De laatste winding neemt het grootste deel van de schelphoogte in beslag. De totale hoogte wordt ongeveer 90 mm. De sculptuur bestaat uit vele horizontale ribben en een aantal kielen waarvan de bovenste de meest geprononceerde is. De horizontale ribben worden gekruist door varices. Op de kruispunten van ribben en varices staan grote knobbels die ook tot vrij lange stekels kunnen uitgroeien. De mondopening loopt aan de onderzijde uit in een lang sifokanaal. De kleur van de schelp is licht geelbruin tot crême. De Brandhoren heeft een hoornachtig operculum.

Habitat en levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]

De soort leeft onder de laagwaterlijn in de infralittorale en circalittorale zones. De dieren zijn carnivoor.

Areaal[bewerken | brontekst bewerken]

Vrij algemeen in de hele Middellandse Zee, kusten van Portugal en West Afrika.

Verhouding tot de mens[bewerken | brontekst bewerken]

Kleurstof[bewerken | brontekst bewerken]

In de Oudheid werden de schelpen opengebroken om uit een kliertje purper te winnen. Met deze verfstof kregen de kleren van de Feniciërs en later de Romeinen een bijzondere roodpaarse kleur. Voor het verkrijgen van slechts één pond kleurmassa (waarin slechts vier gram zuivere kleurstof zit), moesten wel 30.000 slakjes opgedoken worden. Het laat zich begrijpen dat purper hierdoor de kleur van de macht (koning, keizer) geworden is.

Cement[bewerken | brontekst bewerken]

De gekraakte schelpen die als afval achterbleven bij de extractie van de kleurstof, konden in de oudheid ook gebruikt worden als bestanddeel van bouwmortel. Deze praktijk kwam met name voor in het oude Lycië en dan vooral in Patara en Andriake.[2]

Voedsel[bewerken | brontekst bewerken]

De Brandhoren is eetbaar.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]