Noordelijke Liang
| Noordelijke Liang | ||
|---|---|---|
| Ligging van Noordelijke Liang in Noordwest-China in het jaar 398 (onmiddellijk na de stichting van de staat). | ||
| Naam (taalvarianten) | ||
| Vereenvoudigd | 北凉 | |
| Traditioneel | 北涼 | |
| Pinyin | Běi Liáng | |
| Wade-Giles | Pei-liang | |
|
| ||
De Noordelijke Liang-dynastie (398-439/460) was een niet-Chinese dynastie die regeerde over een deel van Noord-China tijdens de periode van de Zestien Koninkrijken (304-439). Toen was dat gebied verdeeld in staten die voor het merendeel door niet-Chinese ruiternomaden waren gevormd. Het land groeide uiteindelijk uit tot een belangrijke mogendheid in de Hexicorridor. Noordelijke Liang werd volgens Cui Hong (478-525) in zijn Lente- en herfstannalen van de Zestien Koninkrijken als laatste van de Zestien Koninkrijken veroverd door de Noordelijke Wei.
Samenvattend overzicht
[bewerken | brontekst bewerken]Noordelijke Liang ontstond als gevolg van een opstand gericht tegen Latere Liang (386-403), die was begonnen door Juqu Mengxun (沮渠蒙遜, 368–433) en waar districtsgouverneur Duan Ye (段業, †401) zich bij aansloot. Die riep in 398 de onafhankelijkheid uit van Noordelijke Liang. In 400 maakte Li Gao (李暠, 351-417) zich los van het gezag van Noordelijke Liang en stichtte in Dunhuang (westelijk Gansu) de staat Westelijke Liang (400-421).
In 401 nam Juqu Mengxun de macht over, hij regeerde tot 433 en werd de belangrijkste heerser van Noordelijke Liang. Juqu Mengxun behoorde tot de Lushuihu (盧水胡, de "Nomaden van de Lu-rivier"), waarschijnlijk verwant met de Xiongnu. Hij veroverde in 411 Guzang (姑臧, het huidige Wuwei in Gansu), toen de hoofdstad van Zuidelijke Liang (397-414), annexeerde in 421 de Westelijke Liang en maakte praktisch een einde aan de Westelijke Qin (385-431). Daarmee had Noordelijke Liang de grootste omvang bereikt en omvatte Qinghai, Ningxia, het huidige westelijke Gansu en grote delen van Xinjiang.
In 439 veroverden de Noordelijke Wei (386-534) de hoofdstad Guzang en gaf de laatste heerser van Noordelijke Liang zich aan hen over. Twee van zijn broers vluchtten naar het westen en vestigden in Gaochang een voortzetting van de Noordelijke Liang. Dit Beiliang Gaochang (北涼高昌) bestond van 442 tot 460, toen de staat werd veroverd door de stammenconfederatie van de Rouran en de leden van de Juqu-clan werden omgebracht.
Noordelijke Liang was een centrum van boeddhistische geleerdheid en van vroomheid. De boeddhistische monnik en belangrijke vertaler Dharmakṣema (385-433) was vanaf 420/421 werkzaam in de hoofdstad Guzang. Ook zijn er in Noordelijke Liang boeddhistische tempelgrotten uitgehouwen, waarvan de Tiantishan-grotten (天梯山石窟) en het op de Werelderfgoedlijst geplaatste complex van de Mogaogrotten de bekendste zijn.
Politieke geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]Voorgeschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]Juqu Menxun (沮渠蒙遜), de feitelijke stichter van Noordelijke Liang, werd geboren in 368 in het district Linsong (臨松郡, het huidige district Minle (民樂县) in Zhangye, Gansu). Hij behoorde tot de Lushuihu (盧水胡, "nomaden van de Lu-rivier"), mogelijk een tak van de Xiongnu. Zijn voorouders waren zuo juqu (左沮渠 "linker juqu") in dienst van de Chanyu (單于), de hoogste leider van de Xiongnu. De inhoud van de functie juqu was onbekend, wel werd de functienaam sindsdien gebruikt als clannaam.
Zijn grootvader, (Juqu) Qifuyan (沮渠祁復延, fl. 340-370) ontving, mogelijk van Zhang Zuo (張祚, r.353-355), heerser van Vroegere Liang (314-376), de titel "Prins van Beidi" (北地王). Zijn vader, (Juqu) Fahong (沮渠法弘) erfde de titel. Toen Fu Jian (r.357-385) van Vroegere Qin (351-395) in 376 Vroegere Liang veroverde, kwam Fahong in dienst bij de "Vice-commandant van Zhongtian" (中田護軍, Zhongtian hujun). Na zijn dood (mogelijk kort voor 400?) nam Juqu Menxun de leiding van de militie (部曲, buqu) van zijn vader over.
Juqu Mengxun kwam in 396 als (zelfvoorzienende, 箱直 xiangzhi) garnizoenscommandant in dienst bij Lü Guang (呂光, 337-399/400), stichter van de staat Latere Liang. Ook twee van zijn ooms, Juqu Luochou (沮渠羅仇) en Juqu Quzhou (沮渠麴粥 waren in dienst van Latere Liang, elk met hun eigen cavalerie. Zij namen in 397 deel aan een veldtocht tegen Westelijke Qin (385-431) onder leiding van Lü Yan (呂延), een broer van Lü Guang. Zijn leger werd verslagen en Lü Yan sneuvelde. Juqu Luochou en Juqu Quzhou werden door Lü Guang verantwoordelijk gehouden voor de nederlaag en ter dood gebracht. Hun dood was voor hun neef, Juqu Mengxun aanleiding om een opstand onder de Lushuihu te beginnen. Lü Guang stuurde zijn zoon Lü Zuan (呂篡) op hem af. Terwijl die Juqu Mengxun tot in de bergen achtervolgde, belegerde zijn neef, Juqu Nancheng (沮渠男成) de bestuurszetel van het district Jiankang (建康, het huidige Zhangye, Gansu). De gouverneur van dat district, Duan Ye (段業, †401) sloot zich aan bij de opstand en riep in 397 de onafhankelijkheid uit van Noordelijke Liang. Lü Zuan werd gedwongen zijn strijd te staken toen in Guzang, de hoofdstad van Latere Liang, een opstand uitbrak.
Duan Ye (397-401)
[bewerken | brontekst bewerken]Consolidatie
[bewerken | brontekst bewerken]Duan Ye verklaarde zich in 397 tot "Gouverneur van de provincie Liang" (涼州牧, Liang zhou mu) en "Hertog van Jiankang" (建康公, Jiankang gong). Ook nam hij zijn eigen jaartitel aan, Shenxi (神璽, 397–399). Juqu Nancheng werd benoemd tot fuguo jiangjun (輔國將軍, "bolwerk-generaal van de staat") en prefect (太守, taishou) van Jiuquan, Juqu Mengxun werd "Zhenxi-generaal" (鎮西將軍, Zhenxi jiangjun) en prefect van Zhangye. Feitelijk beheersten zij alle staats- en militaire zaken, de heerschappij van Duan Ye was eerder nominaal van aard. Juqu Mengxun wist het gebied van Noordelijke Liang fors uit te breiden ten koste van Latere Liang. Al het gebied ten noordwesten van Jiankang gaf zich aan hem over. Ten zuidwesten van Zhangye werd Guzang, de hoofdstad van Latere Liang genaderd tot op 100 kilometer. Duan Ye verplaatste zijn residentie van Jiankang naar Zhangye.
Relatie met Latere Liang en Zuidelijke Liang
[bewerken | brontekst bewerken]In 399 nam Duan Ye de prestigieuzere titel "Koning van Liang" aan (涼王, Liang wang) en veranderde zijn jaartitel in Tianxi (天璽, 399-401). Juqu Mengxun werd benoemd tot zijn linkerkanselier (尚書左丞, shangshu zuocheng) en de functionaris Liang Zhongyong (梁中庸) tot zijn rechterkanselier (尚書右丞, shangshu youcheng). Latere Liang reageerde op de titelaanname met een aanval op Noordelijke Liang, geleid door kroonprins Lü Shao (呂紹) en zijn broer Lü Zuan (呂纂). Duan Ye vroeg ondersteuning aan Tufa Wugu (r.397-399), heerser van Zuidelijke Liang. Die stuurde zijn broer Tufa Lilugu en generaal Yang Gui (楊軌). Een door Duan Ye gewenste gecombineerde tegenaanval werd tegengehouden door Juqu Mengxun. Die wilde zich beperken tot een verdediging van de hoofdstad. Uiteindelijk trokken de troepen van Latere Liang zich terug. In 400 volgde een nieuwe aanval, waarbij Lü Zuan (sinds 399 heerser van Latere Liang) Zhangye, de hoofdstad van Noordelijke Liang belegerde. Zuidelijke Liang reageerde daarop door Guzang, de hoofdstad van Latere Liang aan te vallen. Onder leiding van Tufa Rutan werd die stad geplunderd en 8000 families werden naar Zuidelijke Liang gedeporteerd. Lü Zuan werd zo gedwongen zich uit Noordelijke Liang terug te trekken.
Afscheiding van Westelijke Liang
[bewerken | brontekst bewerken]
Toen Duan Ye in 397 de onafhankelijkheid van Noordelijke Liang had uitgeroepen, koos Meng Min (孟敏), de door Latere Liang benoemde prefect van Dunhuang zijn zijde. Hij werd hiervoor door Duan Ye benoemd tot gouverneur van Shazhou (沙州刺史, Shazhou cishi, Dunhuang). Duan Ye benoemde verder Li Gao (李暠, 351-417), tot districtsmagistraat van Xiaogu (效穀, het huidige westelijk deel van Guazhou 瓜州, Jiuquan in Gansu). Toen Meng Min reeds in 399 overleed werd Li Gao, op voordracht van notabelen uit Dunhuang aangewezen als nieuwe prefect van Dunhuang. Duan Ye accepteerde dit voorstel in eerste instantie, maar benoemde later zijn generaal Suo Si (索嗣) tot prefect van Dunhuang. Die had hem gewaarschuwd voor eventuele hogere ambities van Li Gao. Toen Suo Si bij aankomst in Dunhuang door een legermacht onder leiding van Li Gao werd verslagen, vluchtte hij terug naar Jiankang. Li Gao eiste van Duan Ye dat Suo Si wegens zijn beledigende opmerkingen over hem als trouwe medewerker (sic!), zou worden geëxecuteerd. Op aanraden van Juqu Nancheng, die Suo Si niet vertrouwde, liet Duan Ye zijn generaal terechtstellen. Desondanks maakten later in 400 zes districten rond Dunhuang zich los van Noordelijke Liang en kozen Li Gao als hun leider. Hij nam de titel Liang Gong (凉公, "Hertog van Liang") aan en vormde zo zijn eigen staat Westelijke Liang. Noordelijke Liang raakte door deze afscheiding een groot deel van zijn westelijk grondgebied kwijt.
Machtsovername door Juqu Mengxun
[bewerken | brontekst bewerken]In de loop van 401 verslechterde de relatie tussen Juqu Mengxun en Duan Ye zodanig dat Duan Ye zijn kanselier Juqu Mengxun verving door Ma Quan (馬權). Juqu Mengxun begon een lastercampagne tegen Ma Quan waarop Duan Ye Ma Quan liet executeren. Een poging van Juqu Mengxun om Juqu Nancheng op te zetten tegen Duan Ye mislukte omdat Juqu Nancheng niet wilde meewerken. Juqu Mengxun verspreidde vervolgens via ambtenaar Xu Xian (許咸) het bericht dat Juqu Nancheng van plan was Duan Ye te doden. Toen die hiervan hoorde liet hij Juqu Nancheng terechtstellen. Juqu Mengxun gebruikte die executie vervolgens als aanleiding om een opstand tegen Duan Ye uit te roepen. Zijn troepen belegerden Zhangye en wisten de stad in te nemen. Duan Ye werd ter dood gebracht en Juqu Mengxun nam zijn positie over. De laatste nog overgebleven naaste medewerker van Duan Ye, de rechterkanselier Liang Zhongyong liep in 403 over naar Westelijke Liang.
Volgens de historische bronnen was Duan Ye oorspronkelijk een deugdzame en gerespecteerde confucianistische geleerde, die bij toeval op de troon kwam. Hij miste politiek inzicht, was niet in staat zijn ondergeschikten te sturen en vertrouwde te veel op waarzeggerij en tovenarij.
Juqu Mengxun (401-433)
[bewerken | brontekst bewerken]Relaties met omringende staten
[bewerken | brontekst bewerken]Toen Juqu Mengxun de macht overnam, was Noordelijke Liang omringd door vijandelijke staten, Latere Liang, Zuidelijke Liang, Westelijke Liang, Latere Qin en vanaf 408 Westelijke Qin. Door een combinatie van diplomatie en militair ingrijpen wist Juqu Mengxun zijn positie ten opzichte van die andere staten systematich te versterken.
Relatie met Latere Liang
[bewerken | brontekst bewerken]Latere Liang werd in de zomer van 401 aangevallen door Yao Shuode (姚碩德), een generaal van Latere Qin. Na een beleg van de hoofdstad Guzang dwong hij Lü Long (r.401-403), de laatste heerser van Latere Liang, om een vazal van Yao Xing, heerser van Latere Qin te worden. In 402 viel Juqu Mengxun Guzang aan, waar op dat moment hongersnood heerste. Lü Long kreeg ondersteuning van troepen uit Zuidelijke Liang, maar wist Juqu Mengxun nog voor hun aankomst zelf te verslaan. Desondanks was de situatie in 403 zo nijpend geworden, dat Lü Long besloot Latere Liang volledig over te dragen aan Yao Xing en kon Qi Nan (齊難), generaal van Latere Qin, Guzang bezetten.
Vazal van Latere Qin
[bewerken | brontekst bewerken]Nadat in 403 Latere Liang door generaal Qi Nan van Latere Qin was geannexeerd, viel hij ook Juqu Mengxun aan. Die sloeg zijn aanval weliswaar af, maar stuurde desondanks zijn broer Juqu Ru (沮渠挐) naar Chang'an, de hoofdstad van Latere Qin, om Noordelijke Liang formeel tot vazal van Latere Qin te verklaren. Juqu Mengxun ontving daarvoor van Yao Xing de titels Zhenxi jianjun (鎮西將軍, "Zhenxi-generaal"), Shazhou cishi (沙州刺史, "Prefect van Shazhou") en Xihai hou (西海侯, "Markies van Xihai"). Hij was echter ontevreden met die laatste titel toen bleek dat de heerser van Zuidelijke Liang, Tufan Rutan, de hogere titel "Hertog van Guangwu" (廣武公, Guangwu Gong) had ontvangen. Het is onbekend hoe lang Juqu Mengxun tijdens de regeerperiode van Yao Xing (r.394–416) een vazal bleef. In ieder geval kwam in 417 een einde aan de staat Latere Qin, toen de nieuwe heerser, Yao Hong (姚泓, r.416-417) zich overgaf aan generaal Liu Yu van de Oostelijke Jin-dynastie.
Relatie met Zuidelijke Liang
[bewerken | brontekst bewerken]Net als Juqu Mengxun verklaarde ook Tufa Rutan (r.402-414), heerser van Zuidelijke Liang zich tot tot een vazal van Yao Xin, de heerser van Latere Qin. Hij gaf in 404 zelfs, zij het nominaal (maar zeker niet de facto!) zijn onafhankelijkheid op. In 407 leed Tufa Rutan een zware nederlaag tegen Xia. Yao Xin had Tufa Rutan vanaf het begin gewantrouwd en dacht nu de gelegenheid te hebben Zuidelijke Liang te vernietigen. Het leger van Latere Qin werd echter verslagen, waarop Tufa Rutan in 408 opnieuw de onafhankelijkheid van Zuidelijke Liang kon uitroepen. Hij sloot vrede met Latere Qin en richtte al zijn aandacht op de strijd met Noordelijke Liang.

In 410 overviel Tufa Rutan Noordelijke Liang en deporteerde 1000 huishoudens naar Zuidelijke Liang. Juqu Mengxun voerde als vergelding een aanval uit op Zuidelijke Liang. Hij bracht Tufa Rutan een nederlaag toe tijdens de "Slag bij Qiongquan" (窮泉之戰, Qiongquan zhizhan) en belegerde vervolgens Guzang, de hoofdstad van Zuidelijke Liang. Toen daar een rebellie uitbrak, vluchtte Tufa Rutan de stad uit, liet Guang over aan de rebellen en trok naar Ledu, de oude hoofdstad. Guzang werd in 411 ingenomen door Juqu Mengxun, die doorstootte en ook Ledu belegerde. Aan de strijd kon pas een einde komen toen Tufa Rutan zijn zoon Tufa Anzhou (禿髮安周) als gijzelaar overhandigde, waarop Juqu Mengxun zijn troepen terugtrok. Later in datzelfde jaar 411 viel Tufa Rutan Noordelijke Liang opnieuw aan. Hij werd verslagen en Ledu werd weer belegerd. Tufa Rutan stuurde nu zijn zoon Tufa Rangan (禿髮染干) als gijzelaar om zo verzoening te vragen. Juqu Mengxun trok daarop zijn troepen weer terug. In 413 viel Tufa Rutan hem nogmaals aan. Ook nu leed hij een nederlaag. Pas toen hij zijn broer, de bevelhebber Tufa Juyan (禿髮俱延) als gijzelaar had meegegeven, trok Juqu Mengxun zijn troepen terug. Zuidelijke Liang was door deze veldtochten zo verzwakt geraakt dat een aanval van Qifu Chipan (乞伏熾磐, r.412-428), heerser van Westelijke Qin niet meer kon worden afgeslagen en Tufa Rutan zich in 414 moest overgeven. Zuidelijke Liang werd door Westelijke Qin geannexeerd.
Relatie met Westelijke Liang
[bewerken | brontekst bewerken]Beide staten hadden redenen om elkaar te bestrijden. Westelijke Liang had zich in 400 onafhankelijk verklaard van Noordelijke Liang, wat Juqu Mengxun ongedaan wilde maken. Voor Li Gao van Westelijke Liang vormde Noordelijke Liang het grootste obstakel om geheel Liang onder zijn gezag te verenigen naar het voorbeeld van Vroegere Liang (314-376). Noordelijke Liang raakte verzwakt toen Jiuquan zich in 401 bij Westelijke Liang aansloot. Die stad werd in 405 de nieuwe hoofdstad van Westelijke Liang vanwege destrategische ligging dicht bij de grens met Noordelijke Liang.
Juqu Mengxun viel in 406 Jiuquan aan en wist Li Gao te verslaan. Die trok zich terug in zijn nieuwe hoofdstad en omdat Juqu Mengxun niet in staat was Jiuquan langdurig te belegeren, trok ook hij zich terug. In 410 viel Juqu Mengxun opnieuw aan en bracht kroonprins Li Xin van Westelijke Liang een nederlaag toe. Generaal Zhu Yuanhu (朱元虎), van Westelijke Liang werd gevangen genomen en moest met goud en zilver door Li Gao worden vrijgekocht. In 411 volgde een nieuwe aanval, nu onder leiding van de Noordelijke Liang-generaal Juqu Bainian (沮渠萬年, †452). Toen zijn leger zich door voedselgebrek moest terugtrekken, werd hij op zijn beurt aangevallen en verslagen door Westelijke Liang.
In 417 overleed Li Gao en werd opgevolgd door zijn zoon Li Xin. Juqu Mengxun probeerde hem in een hinderlaag te lokken. Juqu Guangzong (沮渠廣宗), de gouverneur van Zhangye, de hoofdstad van Noordelijke Liang, deed voorkomen of hij wilde overlopen naar Westelijke Liang. Hij verzocht Li Xin om hem te komen ontzetten. Li Xin realiseerde te laat dat het om een hinderlaag ging. Hij werd onderweg aangevallen door Juqu Mengxun, maar wist hem te verslaan. Het jaar daarop viel Juqu Mengxun opnieuw aan, maar omdat Li Xin een veldslag met hem ontweek, trok hij zich uiteindelijk weer terug.
In 420 zette Juqu Mengxun een nieuwe hinderlaag op. Hij deed net of hij Haomen (浩亹, het huidige Haidong in Qinghai) wilde aanvallen. Die stad lag in de staat Westelijke Qin. In plaats van over te gaan tot een aanval, stelde hij zijn legers echter verdekt op in de buurt van zijn eigen hoofdstad Zhangye. Li Xin, van mening dat de hoofdstad van Noordelijke Liang nauwelijks nog verdedigd werd, besloot tot een aanval. Hij werd verslagen door Juqu Mengxun, maar in plaats van veilig terug te keren naar zijn eigen hoofdstad viel Li Xin opnieuw aan. Hij werd nogmaals verslagen en verloor daarbij zijn leven. Het is onduidelijk of Li Xin sneuvelde of door Juqu Mengxun ter dood werd gebracht.
Juqu Mengxun trok na zijn overwinning verder in de richting van Jiuquan en wist de stad in te nemen. Li Xu, een broer van Li Xin en gouverneur van Dunhuang verklaarde zich in de winter van 420 tot zijn opvolger. Juqu Mengxun viel vervolgens Dunhuang aan. Tijdens de belegering leidde in 421 het leger van Noordelijke Liang water naar Dunhuang om zo de stad onder water te zetten. Een verzoek van Li Xu tot overgave werd afgewezen. Toen zijn ondergeschikten zich daarop overgaven en de poorten van de stad openden, pleegde Li Xu zelfmoord. Westelijke Liang werd geannexeerd door Noordelijke Liang.
Relatie met Westelijke Qin
[bewerken | brontekst bewerken]
In 409 verklaarde Westelijke Qin zich opnieuw onafhankelijk. Door hun verovering van Zuidelijke Liang in 414 viel een buffer weg waardoor Noordelijke Liang direct grensde aan Westelijke Qin. Tot 416 vonden er schermutselingen plaats tussen Juqu Mengxun en Qifu Chipan (乞伏熾磐, r.412-428), de heerser van Westelijke Qin. Na de annexatie van Westelijke Liang door Noordelijke Liang in 421 begonnen de gevechten opnieuw, in 422 werd tijdens een van die veldtochten generaal Juqu Chengdu (沮渠成都) van Noordelijke Liang gevangengenomen door Westelijke Qin.
In 426 viel een legermacht van Westelijke Qin onder leiding van kroonprins Qifu Mumo (乞伏暮末, r.428-431) Noordelijke Liang aan. Juqu Mengxun wist Helian Chang (赫連昌, r.425-428) van de staat Xia over te halen het oosten van Westelijke Qin aan te vallen. De Xia-generaals Hulu Gu (呼盧古) en Wei Fa (韋伐) brachten Westelijke Qin een zeer zware nederlaag toe. Nan'an (南安, het huidige Longxi 隴西 in Gansu) en Xiping (西平, in het huidige Xining, Qinghai) werden ingenomen en de hoofdstad Fuhan belegerd. Toen Xia zich daarna weer terugtrok, bleef Westelijke Qin ernstig verzwakt achter. Na de dood van Qifu Chipan in 428 viel Juqu Mengxun Westelijke Qin aan. Qifu Momo, de nieuwe heerser liet de eerder gevangen generaal Juqu Chengdu vrij in de hoop om zo de gevechten te stoppen. Enkele maanden later viel Juqu Mengxu opnieuw aan, maar toen zijn eigen kroonprins Juqu Xingguo gevangen werd genomen, staakte ook hij de strijd.
Gezien de nijpende situatie waarin Westelijke Qin terecht was gekomen, besloot Qifu Mumo zich over te geven aan de steeds machtiger wordende Noordelijke Wei in ruil voor een zekere mate van zelfbestuur. Hij trok met zijn volk van 14.000 huishoudens naar het oostelijk gelegen Nan'an. Daar werd hij in de lente van 431 aangevallen door een Xia-legermacht. Gedwongen door een hongersnood moest Qifu Mumo zich overgeven. Hij werd met meer dan 500 leden van zijn Qifu-clan onthoofd. Westelijke Qin hield daarmee op te bestaan. Overigens werd het jaar daarop ook het restant van de staat Xia vernietigd.
Binnenlandse politieke gebeurtenissen
[bewerken | brontekst bewerken]Juqu Mengxun verklaarde zich in 401 tot "Hertog van Zhangye" (張掖公) en nam een eigen jaartitel aan, Yong'an (永安, 401-412). In de winter van 412 verplaatste hij zijn hoofdstad van Zhangye naar Guzang, de voormalige hoofdstad van Zuidelijke Liang en benoemde zich tot Koning van Hexi (河西王, Hexi wang). Behalve van Latere Qin verklaarde Juqu Mengxun zich ook tot vazal van de Oostelijke Jin (418), Liu Song (423) en Noordelijke Wei (426) toen die staten een bedreiging voor hem gingen vormen. In 431 stuurde hij zijn zoon Juqu Anzhou als gijzelaar naar Noordelijke Wei. Keizer Taiwu (r.423-452) verleende hem daarvoor de titel "Koning van Liang" (涼王, Liang wang).
Zijn (mogelijk) oudste zoon Juqu Zhengde (沮渠政德) werd in 413 benoemd tot troonopvolger. Toen die in 423 sneuvelde tijdens een veldslag met de Rouran, werd zijn broer Juqu Xingguo (沮渠興國) de nieuwe beoogde troonopvolger. Die werd in 429 gevangen genomen door Westelijke Qin. Juqu Mengxun probeerde hem vrij te kopen, maar Juqu Xingguo weigerde terug te keren naar Noordelijke Liang. Hij trad in dienst bij Qifu Mumo, heerser van Westelijke Qin en kreeg een van zijn zussen tot vrouw. Juqu Mengxun wees vervolgens zijn jonere zoon Juqu Puti (沮渠菩提) aan als troonopvolger. Toen Juqu Mengxun in 433 ernstig ziek werd, vervingen hoffunctionarissen Juqu Puti vanwege zijn jonge leeftijd door zijn oudere broer Juqu Mujian (沮渠蒙遜). Korte tijd later overleed Juqu Mengxun en werd Juqu Mujian zijn opvolger.

De Duitse sinoloog Otto Franke (1863-1946) vertaalde de karakterschets van Juqu Mengxun uit juan 14 van de verkorte reconstructie van de Lente- en herfstannalen van de Zestien Koninkrijken uit 938:
"Schlau, tapfer, talentvoll, reich an Gedanken und Plänen; er liebte das Studium, hatte eine ausgedehnte, aber oberflächliche Belesenheit in der Literatur und besaẞ eine gute Kenntnis der Astronomie. Unerschöpflich in seinen Argumenten, verstand er, immer neue Wege und Mäglichkeiten ausfindig zu machen" (Vertaald: sluw, dapper, getalenteerd, vol met ideeën en plannen; hij hield van studeren, bezat een uitgebreide, maar oppervlakkige kennis van literatuur en wist veel van astronomie. Zijn argumenten waren onuitputtelijk zodat hij steeds nieuwe uitwegen en mogelijkheden wist te vinden), 雄桀多策略,好學涉獵書史,頗曉天文,滑稽善權變 (xiong jie duo celüe, hao xue shelie shu shi, po xiao tianwen, huaji shan quanbian).
— Franke, Otto, II, p.114
.
Juqu Mujian (433-439)
[bewerken | brontekst bewerken]
Juqu Mujian verleende zijn vader postuum de titel "Koning Wuxuan" (武宣王) en als tempelnaam Taizu (太祖). Verder koos hij een nieuwe jaartitel, Yonghe (永和, 433-439) en wees hij zijn zoon Juqu Fengtan (沮渠封壇) aan als troonopvolger. Na de vernietiging van Westelijke Qin en Xia waren in noord-China Noordelijke Wei en Noordelijke Liang de belangrijkste mogendheden. Noordelijke Liang had op dat moment zijn grootste omvang bereikt. Desndanks probeerde Juqu Mujian zijn relatie met Noordelijke Wei zo vriendschappelijk mogelijk te houden. Hij werd hun vazal en wees zijn jongere zus, prinses Xingping als concubine toe aan keizer Keizer Taiwu (r.423-452). Die verleende hem daarvoor de titel "Koning van Hexi". Juqu Mujian onderhield echter ook een vriendschappelijke relatie met de zuidelijke Liu Song-dynastie. In 434 stuurde hij een gezantschap dat keizer Wen (r.424-453) tribuut overhandigde, waaronder twintig boeken met in totaal 154 juan. De Song-keizer verleende hem daarvoor in ruil (ook) de titel "Koning van Hexi".
In 436 veroverden de Noordelijke Wei Noordelijke Yan (409-436), de laatst overgebleven staat in noordoost China. Nadat hij zo de oostgrens had veiliggesteld, richtte keizer Taiwu zijn aandacht op het westen. Juqu Mujian werd gedwongen te trouwen met een zus van de keizer, prinses Wuwei (武威公主) en moest daarvoor scheiden van zijn eerste vrouw. Dat was Li Jingshou (李敬受, †437?), een dochter van Li Gao (r.400-417, heerser van Westelijke Liang) en moeder van kroonprins Juqu Fengtan. Zij overleed kort na de scheiding in ballingschap. Haar zoon werd in 437 als gijzelaar naar Noordelijke Wei gezonden (en verdwijnt daarna uit de overgeleverde geschiedenis).
In 439 verslechterde de relatie tussen Noordelijke Liang en Noordelijke Wei. Prinses Wuwei overleefde ternauwernood een vergiftiging als gevolg van hofintriges. Bovendien hoorde keizer Taiwu van zijn gezanten dat Juqi Mujian de oasestaten in het westen opriep zich tegen onderwerping aan de Noordelijke Wei te verzetten en bondgenoten te worden van de Rouran. De keizer besloot tot militair ingrijpen. Na een snelle opmars bereikten zijn troepen Guzang, de hoofdstad van Noordelijke Liang. Juqu Mujian weigerde zich over te geven en vroeg de Rouran om hulp. Hun leider, khan Yujiulü Wuti (郁久閭吳提, r.429-444) viel Noordelijke Wei aan, maar werd verslagen. Hierna kon, na een belegering van twee maanden Guzang worden ingenomen. Juqu Mujian werd met 30.000 personen gedeporteerd naar de hoofdstad van de Noordelijke Wei, Pingcheng (平城, het huidige Datong in Shanxi). Daar werd hij met respect behandeld, omdat hij de zwager van keizer Taiwu was. Zo mocht hij zijn titel "Koning van Hexi" blijven voeren. Juqu Mujian leidde tot 447 een teruggetrokken bestaan. Toen werden leden van zijn familie beschuldigd van het in bezit hebben van vergif en (magische?) voorwerpen, ontvreemd uit de schatkist van Noordelijke Liang. Prinses Xingping, zus van Juqu Mujian en concubine van keizer Taiwu, werd gedwongen tot zelfmoord en leden van de Juqu-clan werden geëxecuteerd. Juqu Mujian werd beschuldigd van het organiseren van een rebellie en moest ook zelfmoord plegen. Wel werd hij eervol begraven en ontving postuum de titel Ai wang (哀王, "Koning Ai").
Voortzetting in Gaochang (442-460)
[bewerken | brontekst bewerken]

Na de inname van Guzang in 439 kreeg generaal Xi Juan (奚眷, †445) van keizer Taiwu opdracht om ook Jiuquan te veroveren. Juqu Wuhui (沮渠無諱, †444), een jongere broer van Juqu Mujian, was daar op dat moment prefect. Hij ontweek het gevecht en trok zich terug naar Dunhuang, van waaruit hij in de lente van 440 Jiuquan heroverde. Noordelijke Wei voerde op dat moment een militaire campagne ten zuiden van de Yangtze-rivier. In de hoop dat hij afzag van verdere gevechten werd Juqu Wuhui benoemd tot koning van Jiuquan. Toen die echter bleef doorgaan met zijn pogingen het verloren grondgebied van Noordelijke Liang terug te winnen werd in 441 generaal Xi Juan opnieuw naar Jiuquan gestuurd. Na een maandenlange belegering waarbij de voedselvoorraad opraakte en velen van honger omkwamen, werd de stad in de winter van 441 ingenomen. Juqu Wuhui bevond zich op dat moment in Dunhuang. Hij leidde zijn leger onder grote verliezen door de "Drijfzandwoestijn" (流沙, liusha, Taklamakan?) en veroverde, samen met zijn jongere broer Juqu Anzhou (沮渠安周, †460) de oasestad Shanshan. Vandaaruit wisten zij na een verassingsaanval in de herfst van 442 Gaochang in te nemen.
Juqu Wuhui maakte Gaochang tot hoofdstad van Beiliang Gaochang (北涼高昌), de voortzetting van Noordelijk Liang. De nieuwe jaartitel werd Chengping (承平, 443-460). Hij stuurde een delegatie naar keizer Wen (r.424-453) van de Liu Song-dynastie om zich tot zijn vazal te verklaren. Hij ontving daarvoor de titels "Koning van Hexi" (河西王, Hexi wang) en "Gouverneur van Liangzhou" (涼州刺史, Liangzhou cishi). Juqu Wuhui stierf in 444 aan een ziekte en werd opgevolgd door zijn jongere broer Juqu Anzhou. Hij behield de jaartitel van zijn broer. Verder is er nauwelijks iets over zijn regeerperiode overgeleverd. In 460 veroverden de Rouran Gaochang en werd Juqu Anzhou met zijn clan door hen gedood.
Boeddhisme
[bewerken | brontekst bewerken]
- Bodhisattvabhumi Sastra en *Nirvana Sutra.
Noordelijke Liang was een centrum van boeddhistische geleerdheid en van vroomheid. De boeddhistische monnik en belangrijke vertaler Dharmakṣema (385-433) was vanaf 420/421 werkzaam in de hoofdstad Guzang. Ook zijn er in Noordelijke Liang boeddhistische tempelgrotten uitgehouwen, waarvan de Tiantishan-grotten (天梯山石窟) en het op de Werelderfgoedlijst geplaatste complex van de Mogaogrotten de bekendste zijn.
Overzicht van de heersers van Noordelijke Liang
[bewerken | brontekst bewerken]- 397 Hertog van Jiankang: Duan Ye
- 399 Koning van Liang: Duan Ye
- 401 Hertog van Zhangye: Juqu Mengxun
- 412 Koning van Hexi: Juqu Mengxun
- 431 Koning van Liang: Juqu Mengxun
- 433 Koning van Hexi: Juqu Mujian
- 439 geannexeerd door Noordelijke Wei
- 443 Koning van Hexi: Juqu Wuhui, Juqu Anzhou (in Gaochang)
- 460 geannexeerd door Rouran
| Persoonsnaam | Regeer-periode | Postume naam | Tempelnaam | Jaartitel(s) |
|---|---|---|---|---|
| Duan Ye (段業), (†401) |
397-401 | (Bei Liang) Jiankang gong (北涼建康公), hertog van Jiankang | - |
|
| Juqu Mengxun (沮渠蒙遜), (368-433) |
401-433 | (Bei Liang) Wuxuan wang (北涼武宣王), koning Wuxuan | (Liang) Taizu (涼太祖) |
|
| Juqu Mujian (沮渠蒙遜) (Maoqian, 茂虔), (†447) |
433-439 | (Bei Liang) Ai wang (北涼哀王), koning Ai | - |
|
| Juqu Wuhui (沮渠無諱), (†444) |
442-444 (in: Gaochang) |
- | - |
|
| Juqu Anzhou (沮渠安周), (†460) |
444-460 (in: Gaochang) |
- | - |
|
Historiografische bronnen
[bewerken | brontekst bewerken]De belangrijkste Chinese historiografische bronnen voor Noordelijke Liang zijn:
- Boek van de Song uit 488: juan 98.
- Lente- en herfstannalen van de Zestien Koninkrijken (oorspronkelijk uit 528):
- De verkorte reconstructie uit 938: juan 9.
- De reconstructie uit 1585 in de herziene versie uit 1781: juan 94-97.
- Boek van de Wei uit 554: juan 99.
- Boek van de Jin uit 648: juan 129.
- Geschiedenis van het Noorden uit 659: juan 93.
- Zizhi tongjian (Doorlopende spiegel tot hulp bij het bestuur) uit 1084: juan 122-123, 125.
Geraadpleegde literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]- Chen Jinhua, 'The Indian Buddhist Missionary Dharmakṣema (385-433). A New Dating of His Arrival in Guzang and of His Translations' in: T'oung Pao, 90 (2004), pp.215-263.
- Corradini, Piero, 'The Barbarian States in North China' in: Central Asiatic Journal, 50 (2006), pp.163-232. Hier met name: pp.218-220.
- Declercq, Dominik, A Prince of Martial Splendour in the Sixteen Kingdoms. Li Hao (351-417), Ruler of Western Liang, Leiden/Boston (Brill) 2025, ISBN 9789004716438, (Sinica Leidensia, 71). Hier met name: pp.114-126.
- Franke, Otto, Geschichte des chinesischen Reiches. Eine Darstellung seiner Entstehung, seines Wesens und seiner Entwicklung bis zur neuesten Zeit, Berlijn (Walter de Gruyter) 2001, (oorspronkelijke uitgave 1936) ISBN 3-11-017034-5. Band 2 Der konfuzianische Staat I. Der Aufstieg zur Weltmacht. Hier met name: pp.113-114 (met op p.114 een positieve karakterisering van Juqu Mengxun), p.142, pp.185-188, p.191, pp.193-199.
- Holcombe, Charles, 'The Sixteen Kingdoms' in: Dien, Albert E. en N. Knapp (eds.), The Cambridge History of China, Vol. 2, The Six Dynasties, 220–589, Cambridge (Cambridge University Press) 2019, ISBN 9781107020771, pp.119-144. Hier met name: p.141.
- Ling Tong, "Diplomatic Relations of the Buddhist Kingdom Northern Liang北涼. A Research on the Time of Juqu Mengxun’s 沮渠蒙遜 (368–433, r. 401–433) Building Stone Buddha for his Mother on Mount Tianti 天梯山" in: Studies in Chinese Religions, 6 (2020), pp.281-306.
- Soper, Alexander C., "Northern Liang and Northern Wei in Kansu" in: Artibus Asiae, 21 (1958), pp.131-164. Hier met name: pp.133-134 en pp.141-143.
- Xiong Cunrui, Historical Dictionary of Medieval China, Lanham MD (Scarecrow Press) 2009, ISBN 9780810860537 (Historical Dictionaries of Ancient Civilizations and Historical Eras, no.19), passim.
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- (en) Een samenvattend overzicht van Noordelijke Liang door de Duitse sinoloog Ulrich Theobald.
- (zh) Overzichtsartikel voor Noordelijke Liang op Baidu Baike