Kunstrijden op de Olympische Winterspelen 1936

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het kunstrijden is een van de sporten die beoefend werden tijdens de Olympische Winterspelen 1936 in Garmisch-Partenkirchen. Het was de zesde keer dat het kunstrijden op het olympische programma stond. In 1908 en 1920 stond het op het programma van de Olympische Zomerspelen. De wedstrijden vonden plaats van 9 tot en met 13 februari.

In totaal namen 85 deelnemers (42 mannen en 43 vrouwen) uit zeventien landen deel aan deze editie.

De Noorse Sonja Henie veroverde voor de derde keer op rij de olympische titel. Ze trad hiermee in de voetsporen van de Zweed Gillis Grafström die in 1920, 1924 en 1928 olympisch kampioen werd. Bij de mannen prolongeerde Karl Schäfer zijn olympische titel, het paar Emilie Rotter / László Szollás eindigde net als in 1932 ook editie op de derde plaats. De Duitser Ernst Baier veroverde de zilveren medaille bij de mannen en werd Olympischkampioen bij de paren met Maxi Herber.

Henie was ook de tweede persoon in het kunstschaatsen die aan vier edities deelnam, ook hierin volgde ze Grafström. Voor Karl Schäfer, Montgomery Wilson en Marcus Nikkanen bij de mannen en Maribel Vinson en Constance Wilson-Samuel bij de vrouwen was het hun derde olympische deelname.

Eindrangschikking

Elk van de zeven juryleden (negen bij de paren) rangschikte de deelnemer van plaats 1 tot en met de laatste plaats. Deze plaatsing geschiedde op basis van het toegekende puntentotalen door het jurylid gegeven. (Deze puntenverdeling was weer gebaseerd op 60% van de verplichte kür, 40% van de vrije kür bij de solo disciplines). De uiteindelijke rangschikking geschiedde bij een meerderheidsplaatsing. Dus, wanneer een deelnemer bij meerderheid als eerste was gerangschikt, kreeg hij de eerste plaats toebedeeld. Vervolgens werd voor elke volgende positie deze procedure herhaald. Wanneer geen meerderheidsplaatsing kon worden bepaald, dan waren beslissende factoren: 1) laagste som van plaatsingscijfers van alle juryleden, 2) totaal behaalde punten, 3) punten behaald in de verplichte kür.

Mannen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 9 en 10 (verplichte kür) en 14 februari (vrije kür) streden 25 mannen uit twaalf landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/7 = som plaatsingcijfers van alle zeven juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/7 punten
Goud Karl Schäfer Vlag van Oostenrijk AUT 7×1 (1-1-1-1-1-1-1) 7 2959,0
Zilver Ernst Baier Vlag van Duitsland GER 2×2 (4-4-4-2-3-5-2) 24 2805,3
Brons Felix Kaspar Vlag van Oostenrijk AUT 3×3 (3-3-2-4-2-7-3) 24 2801,0
4 Montgomery Wilson Vlag van Canada CAN 4×4 (2-5-3-3-4-8-5) 30 2761,5
5 Henry Graham Sharp Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 3×5 (6-2-6-7-5-4-4) 34 2758,9
6 Jack Dunn Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 4×6 (5-6-7-6-6-6-6) 42 2714,0
7 Marcus Nikkanen Vlag van Finland FIN 4×7 (7-7-5-5-12-9-9) 54 2664,7
8 Elemér Terták Vlag van Hongarije HUN 2×8 (10-9-9-8-9-3-8) 56 2652,3
9 Dénes Pataky Vlag van Hongarije HUN 4×9 (9-12-12-11-7-2-7) 60 2623,3
10 Freddie Tomlins Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 2×10 (11-8-14-12-11-10-11) 77 2550,5
11 Leopold Linhart Vlag van Oostenrijk AUT 3×11 (15-14-11-10-8-12-10) 80 2549,2
12 Robin Lee Vlag van Verenigde Staten USA 3×12 (8-13-8-9-13-15-14) 80 2541,0
13 Erle Reiter Vlag van Verenigde Staten USA 4×13 (12-10-10-13-18-16-16) 95 2470,3
14 Hellmut May Vlag van Oostenrijk AUT 3×14 (16-16-16-15-10-11-12) 96 2483,6
15 Toshiichi Katayama Vlag van Japan JPN 3×15 (20-15-13-14-14-17-15) 108 2431,9
16 Geoffrey Yates Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 3×16 (13-11-15-18-17-19-17) 110 2441,0
17 Lucian Büeler Vlag van Zwitserland SUI 2×17 (14-17-19-17-16-18-18) 119 2404,9
18 Günther Lorenz Vlag van Duitsland GER 4×18 (19-18-22-19-15-13-13) 119 2404,4
19 Roman Turuşanco Vlag van Roemenië ROU 3×19 (18-19-18-16-21-14-22) 128 2364,4
20 Kazuyoshi Oimatsu Vlag van Japan JPN 4×20 (21-20-17-21-19-20-21) 139 2332,3
21 Zenjiro Watanabe Vlag van Japan JPN 4×21 (23-22-20-20-20-23-19) 147 2277,9
22 George Hill Vlag van Verenigde Staten USA 6×22 (17-21-21-22-22-21-24) 148 2275,8
23 Tsugio Hasegawa Vlag van Japan JPN 4×23 (22-23-23-23-24-24-23) 162 2202,0
24 Jaroslav Sadílek Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 7×24 (24-24-24-24-23-22-20) 161 305,0
25 Verners Auls Vlag van Letland LAT - (25-25-25-25-25-25-25) 175 222,6

Vrouwen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 11 en 12 (verplichte kür) en 15 februari (vrije kür) streden 26 vrouwen uit dertien landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/7 = som plaatsingcijfers van alle zeven juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/7 punten
Goud Sonja Henie Vlag van Noorwegen NOR 6×1 (1-1-1-1-1-1,5-1) 7,5 2971,4
Zilver Cecilia Colledge Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 7×2 (2-2-2-2-2-1,5-2) 13,5 2926,8
Brons Vivi-Anne Hultén Vlag van Zweden SWE 3×3 (4-4-3-4-3-7-3) 28,0 2763,2
4 Liselotte Landbeck Vlag van België BEL 3×4 (6-5-5-3-6-3-4) 32,0 2753,2
5 Maribel Vinson Vlag van Verenigde Staten USA 4×5 (3-3-9-7-4-8-5) 39,0 2720,9
6 Hedy Stenuf Vlag van Oostenrijk AUT 5×6 (5-7-8-5-5-4-6) 40,0 2713,3
7 Emmy Putzinger Vlag van Oostenrijk AUT 4×7 (8-10-6-6-7-5-7) 49,0 2672,4
8 Viktoria Lindpaintner Vlag van Duitsland GER 6×8 (7-6-4-8-8-10-8) 51,0 2669,6
9 Grete Lainer Vlag van Oostenrijk AUT 5×9 (9-12-7-9-13-6-9) 65,0 2613,6
10 Etsuko Inada Vlag van Japan JPN 0×10 (11-9-11-11-12-12-11) 77,0 2576,7
11 Mollie Phillips Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 3×11 (12-8-14-14-9-11-10) 78,0 2563,4
12 Audrey Peppe Vlag van Verenigde Staten USA 3×12 (10-11-13-13-10-13-15) 85,0 2542,9
13 Angela Anderes Vlag van Zwitserland SUI 0X13 (14-14-16-12-14-15-16) 101,0 2488,1
14 Bianca Schenk Vlag van Oostenrijk AUT 2X14 (19-18-10-16-16-9-14) 102,0 2494,7
15 Éva von Botond Vlag van Hongarije HUN 2×15 (13-15-12-15-15-17-19) 106,0 2492,5
16 Belita Jepson-Turner Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 3×16 (15-13-18-17-18-14-12) 107,0 2468,1
17 Věra Hrubá Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 4×17 (18-20-15-18-11-16-13) 111,0 2473,0
18 Yvonne de Ligne Vlag van België BEL 3×18 (17-16-19-10-20-19-17) 118,0 2437,1
19 Hertha Frey-Dexler Vlag van Duitsland GER 5×19 (21-17-17-19-17-18-20) 129,0 2417,5
20* Louise Weigel Vlag van Verenigde Staten USA 3×20 (16-21-20-20-21-21-21) 140,0 2354,8
21* Fritzi Metznerová Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 6×21 (20-22-21-21-19-20-18) 141,0 2347,5
22 Estelle Weigel Vlag van Verenigde Staten USA 7×22 (22-19-22-22-22-22-22) 151,0 2271,8
23 Alise Dzeguze Vlag van Letland LAT - (23-23-23-23-23-23-23) 161,0 1966,2
- Gweneth Butler Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR opgave
- Constance Wilson-Samuel Vlag van Canada CAN opgave
- Nanna Egedius Vlag van Noorwegen NOR opgave
* N.B. In het Officiële rapport is Metznerová als 20e en L. Weigel als 21e geklasseerd.

Paren[bewerken | brontekst bewerken]

Op 13 februari (verplichte kür) streden achttien paren uit twaalf landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/9 punten
Goud Maxi Herber / Ernst Baier Vlag van Duitsland GER 7×1 (1-1-1-1-2-1-1-2-1) 11,0 103,3
Zilver Ilse Pausin / Erik Pausin Vlag van Oostenrijk AUT 7×2 (3,5-2-2-2-1-2-2-3-2) 19,5 102,7
Brons Emilie Rotter / László Szollás Vlag van Hongarije HUN 5×3 (6-3-3,5-5-4-3-3-1-4) 32,5 97,6
4 Piroska Szekrényessy / Attila Szekrényessy Vlag van Hongarije HUN 3×4 (3,5-5-6-4-3-5-5-4-3) 38,5 95,8
5 Maribel Vinson / George Hill Vlag van Verenigde Staten USA 4×5 (2-6-5-6-5-4-7-6,5-5) 46,5 93,4
6 Louise Bertram / Stewart Reburn Vlag van Canada CAN 5×6 (5-14-3,5-7-13-6-4-5-11) 68,5 88,3
7 Violet Cliff / Leslie Cliff Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 7×7 (9-4-7-3-6-9-6-6,5-6) 56,5 91,3
8 Eva Prawitz / Otto Weiß Vlag van Duitsland GER 4×8 (8-7-9,5-9-10-8-8-8-7) 74,5 85,8
9 Anna Cattaneo / Ercole Cattaneo Vlag van Italië ITA 1×9 (12-11-12-10-7-7-14-11-9) 93,0 81,8
10* Grace Madden / James Madden Vlag van Verenigde Staten USA 2×10 (7-13-14-11-9-11-9-10) 95,0 81,7
11* Irina Timcic / Alfred Eisenbeisser-Ferraru Vlag van Roemenië ROU 3×11 (13-8-11-13-8-14-13-10-12) 102,0 80,9
12* Rosemarie Stewart / Ernest Yates Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 4×12 (10-12-9,5-12-17-10-10-14-8) 102,5 80,7
13* Audrey Garland / Fraser Sweatman Vlag van Canada CAN 7×13 (11-9-8-15-12-16-9-12-13) 105,0 78,5
14 Eleanore Bäumel / Fritz Wächtler Vlag van Oostenrijk AUT 7×14 (15-10-13-8-11-12-16-14-14) 113,0 79,0
15 Randi Bakke / Christen Christensen Vlag van Noorwegen NOR 5×15 (14-15-16-16-14,5-15-12-14-16) 132,5 74,0
16 Louise Contamine / Robert Verdun Vlag van België BEL 7×16 (16-16-17-14-14,5-13-17-16-15) 138,5 73,6
17 Hildegarde Švarce / Eduards Gešels Vlag van Letland LAT 8×17 (17-17-15-17-16-17-15-18-17) 149,0 67,9
18 Helene Michelson / Eduard Hiiop Vlag van Estland EST - (18-18-18-18-18-18-18-17-18) 161,0 60,9
* N.B. In het Officiële rapport zijn Stewart/Yates als 10e, Madden/Madden als 11e, Garland/Sweatman als 12e en Timcic/Eisenbeisser-Ferraru als 13e geklasseerd.

Medaillespiegel[bewerken | brontekst bewerken]

rang land Goud Zilver Brons totaal
1 Vlag van Oostenrijk Oostenrijk 1 1 1 3
2 Vlag van Duitsland Duitsland 1 1 0 2
3 Vlag van Noorwegen Noorwegen 1 0 0 1
4 Vlag van Groot-Brittannië Groot-Brittannië 0 1 0 1
5 Vlag van Hongarije Hongarije 0 0 1 1
5 Vlag van Zweden Zweden 0 0 1 1
3 3 3 9