Overleg gebruiker:Haagschebluf/Archief/Kladblok (voorlopig) in de ijskast

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Beluister (info)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

IJzeren lijst van filosofisch werk[brontekst bewerken]

De enquete voor de samenstelling van de 'IJzeren lijst' van het belangrijkste filosofische werk aller tijden werd in 2004 gehouden onder 150 Nederlandse en Vlaamse hoogleraren filosofie[1], waarvan een derde heeft gereageerd.

  1. Aristoteles (325vc): Ethica Nicomacheia. 114 pnt
  2. Immanuel Kant (1781): Kritik der reinen Vernunft. 96 pnt
  3. Plato (347vc): Politeia. 50 pnt
  4. John Rawls (1971): A Theory of Justice. 45 pnt
  5. René Descartes (1641): Meditationes. 40 pnt
  6. Karl Popper (1945): The open society and its enemies. 35 pnt
  7. Plato (347vc): Symposion. 35 pnt
  8. Karl Marx (1867): Das Kapital. 30 pnt
  9. Hannah Arendt (1958): The human condition[2]. 30 pnt
  10. Benedict Spinoza (1677): Ethica1677. 30 pnt
  • Filosofie.nl [2]

External links[brontekst bewerken]

  1. Trouw: Toptien van allerwijste filosofen.[1]
  2. "The Human Condition". In Hannah Arendt (1906—1975). Internet Encyclopedia of Philosophy. Retrieved on February 22, 2012.



Florentius van der Haer[brontekst bewerken]

Florentius van der Haer
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Algemene informatie
Volledige naam Florentius van der Haer
Geboren 1547
Geboorteplaats Leuven
Overleden februari 1634
Overlijdensplaats Rijssel
Land Zuidelijke Nederlanden
Beroep Hoogleraar theologie
Jurist

Geschiedschrijver

Werk
Genre Humanistische geschiedschrijving
Bekende werken De initiis tumultuum Belgicorum
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Geschiedenis

Florentius (Floris) van der Haer (Leuven, 1547 - Rijssel, februari 1634) was een Zuid-Nederlands katholiek geschiedschrijver uit de 16de en 17de eeuw. Zijn vader was Lambert van der Haer en kwam uit een vooraanstaande Utrechtse familie, zijn moeder was een Leuvense. Zijn belangrijkste werk is 'De initiis tumultuum Belgicorum', het eerste geschiedboek uit katholieke hoek over het begin van de Opstand.

Levensloop[brontekst bewerken]

Werken[brontekst bewerken]

1587: De initiis tumultuum Belgicorum, Duaci.

Categorie:Nederlands historicus Categorie:16e-eeuws historicus Categorie:17e-eeuws historicus Categorie:Persoon in de Nederlanden in de 17e eeuw Categorie:Zuid-Nederlands historicus (voor 1830) Categorie:Persoon in de Nederlanden in de 16e eeuw Categorie:Neolatijns schrijver






Actualiteit in de filosofie[brontekst bewerken]

Hier wordt aan gewerkt.




John Rawls[brontekst bewerken]

John Rawls
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Persoonsgegevens
Naam John Bordley Rawls
Geboren Baltimore, Maryland

21 februari 1921

Overleden Lexington, Massachusetts

24 november 2002

Land Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Functie Filosoof
Oriënterende gegevens
Stroming Kantiaans

Annalitisch

Reactie op Utilitarisme
Beïnvloed door Rousseau, Locke en Kant
Beïnvloedde de politieke filosofie

Martha Nussbaum
Thomas Nagel
Ronald Dworkin

Levensbeschouwing Katholiek

na WO II atheist

Portaal  Portaalicoon   Filosofie


Basisstructuur van de samenleving[brontekst bewerken]

Rawls stelt dat de basisstructuur van de samenleving het voornaamste object van rechtvaardigheid is.

Oorspronkelijke positie[brontekst bewerken]
Reflectief evenwicht[brontekst bewerken]

Naast de oorspronkelijke positie introduceert Rawls de methode van het reflectief evenwicht. Evenwicht omdat tenslotte onze beginselen en oordelen samenvallen. Reflectief omdat wij weten met welke beginselen onze oordelen samengaan en uit welke premissen ze zijn afgeleid.[1]

Weloverwogen oordelen[brontekst bewerken]

Naast reflectief evenwicht is weloverwogen oordelen een idee van Rawls die erop gericht is een bewust inzicht te krijgen in het eigen rechtsgevoel.

Schaarse 'primaire sociale goederen'[brontekst bewerken]
Goed geordende samenleving[brontekst bewerken]


Elite[brontekst bewerken]

Begrippenparen[brontekst bewerken]

elite en massa

elitecultuur en volkscultuur

Elite bij Plato[brontekst bewerken]

Elite bij Nietsche[brontekst bewerken]

Renee Boomkens[brontekst bewerken]

Matthew Arnold

  • Kunst en cultuur nemen de rol van de priester over: de priesterkaste wordt vervanen door een intellectuele elite die "het volk" dient te scholen en het de weg moet wijzen. Hieruit ontstaat in de twintigste eeuw een nieuw cultureel conflict, namelijk dat tussen 'hoge' en 'lage' cultuur.De kiemen van dat conflict liggen in de negentiende eeuw in het denken van de filosoof Karl Marx. p. 67
  • MA contrasteert de directe behoeftebevrediging met het hogere ideaal van beschaving en zelfontplooiing. Vergelijkbare kritiek, op het consumentisme, komt uit de kringen van de aristocratie en de geletterde elite. p. 77



Sjabloon infobox historische buitenplaats[brontekst bewerken]

Haagschebluf/Archief/Kladblok (voorlopig) in de ijskast
Documentatie​

Gebruik

Korte versie:

{{Infobox historische buitenplaats
| naam             = 
| afbeelding       = 
| onderschrift     = 
| plaats           = 
| monumentstatus   = 
| monumentnummer   = 
| type hoofdgebouw = 
| stijl            = 
| bouwmateriaal    = 
| bouwjaar         = 
| sloopjaar        = 
| herbouwjaar      = 
| huidige functie  = 
| eigenaar         = 
| lijst            = 
}}

Uitgebreide versie:

{{Infobox historische buitenplaats
| naam              = 
| afbeelding        = 
| onderschrift      =  
| plaats            = 
| land              = 
| monumentstatus    = 
| monumentnummer    = 
| coördinaten       = 
| type hoofdgebouw  = 
| stijl             = 
| bouwmateriaal     = 
| eigenaar          = 
| huidige functie   = 
| bouwjaar          = 
| bouwer            = 
| koper             = 
| sloopjaar         = 
| herbouwjaar       = 
| gebeurtenissen    = 
| bijzonder         = 
| website           = 
| afbeelding2       = 
| onderschrift2     = 
| lijst             = 
}}

Let op: de parameter monumentnummer is alleen voor rijksmonumenten in Nederland bestemd. Gebruik voor andere landen de parameter monumentstatus.

Gebruikte sjablonen

[[Categorie:Wikipedia:Sjablonen bouwwerk|Kasteel]] [[Categorie:Wikipedia:Sjablonen infobox|Kasteel]]



Willem van Berchen[brontekst bewerken]

Willem van Berchen (Nijmegen), tussen 1415 en 1420 - na juni 1481, was een Noord-Nederlandse geestelijke en kroniekschrijver. Hij was de zoon van Steven Stevenszoon van Berchen, burger van de stad Nijmegen. Hij is bekend van zijn Gelderse kroniek.

Hij werd geboren in Noord-Nederland, waarschijnlijk in Nijmegen. In de proloog van de Gelderse kroniek schrijft hij dat hij uit een Nijmeegs geslacht stamt. Hij studeerde net als zijn oudere broer Johan, rond 1432 letteren aan de universiteit van Keulen. Hij was vrijgesteld van inschrijfgeld. Hij heeft de titel van magister niet gehaald. Uit bronnen van 1452 blijkt dat hij priester gewijd was. In 1460 en 1470 was hij rector van het hoofdaltaar van de Stevenskerk in Nijmegen. Daarnaast werkte hij als pastoor van de parochiekerk van Niel. In 1457 en 1462 wordt hij genoemd als notaris. In zijn tijd werd het beroep van notaris uitsluitend beoefend door geestelijken. In 1475 wordt hij genoemd als pastoor van Cuijk.



Monnikhuizen (voormalig klooster)[brontekst bewerken]

Monnikhuizen is een voormalig kartuizerklooster in Arnhem. Monnikhuizen was het oudste klooster van Arnhem en dateert van 1342. In 1635 werd het samengevoegd met Monnikhuizerbeek waardoor het landgoed Claerenbeek ontstond. Thans resteert nog het huidige park Klarenbeek.

Geschiedenis[brontekst bewerken]

In de veertiende eeuw groeide de behoefte aan soberheid en zuiverheid in de religieuze praktijk. Daardoor nam de populariteit van de strenge kartuizerorde toe. Het eerste kartuizerklooster in Gelre was Monnikhuizen, in 1342 gesticht door Reinald II.[1][2]

In 1635 kwam klooster Monnikhuizen in bezit van Rutger Huygens, burgemeester van Arnhem, die sinds 1615 al in het bezit was van het landgoed Monnikhuizerbeek. Hij bracht ze samen tot onder de naam Claerenbeek.





Arcadie: p.21, 
Kaart van Monnikhuizen  1635 GA http://www.geldersarchief.nl/zoeken/?mivast=37&mizig=210&miadt=37&miaet=1&micode=2064&minr=2090565&miview=inv2
http://www.pkndriel.nl/images/Avondmaalszilver%20kerk%20Driel.pdf
Geert Grote en Monnikhuizen  http://www.titusbrandsmainstituut.nl/PDF/4%20Uitgaven/Twaalf%20kapittels%20-%20Rudolf%20van%20Dijk.pdf



Lijst van Burgemeesters van Arnhem voor 1795[brontekst bewerken]

Dit is een lijst van burgemeesters van de Nederlandse gemeente Arnhem in de provincie Gelderland.

Ambtsperiode Naam burgemeester Naam burgemeester Naam burgemeester Partij of stroming Bijzonderheden
1553 - 1554 Carl van Lennep Zoon van Roelof van Lennep
1610 Willem Huygens
1612 Reynier Everwijn Overleden in 1635
1614 - 1618 Laurens de Sille
1620 - 1626 Paulus Bitter
1622 en 1629 Wijnand Everwijn
1627 Reynier Everwijn
1633 Johan Everwijn
1635 Evert Everwijn
1637 Abraham Tulleken
1640 - 1643 Mr. Everhard Everwijn
1643 Johan Dibbets
1650 Everhard Everwijn
1653 - 1656 Mr. Everhard Everwijn
1667 Gerard Casijn van der Hell
1667 Willem Huigen
1703 - 1707 Mr. W.A. Bouwensch
1738 Cornelis Enklaar
1722 Derk de Vree
1726 Adriaan Menthen
1735 Willem Reynier Brantsen Tussen 1746 en 1747 liet hij Huis Rhederoord bouwen
1762 Mr. G. (Gerard) Brantsen
1765 Mr. G. (Gerard) Brantsen
ca. 1770 G. Pronck
1772 Mr. G. (Gerard) Brantsen
1778 Mr. G. (Gerard) Brantsen
ca. 1788 Mr. J. (Johan) Brantsen
1790 Mr. J. (Johan) Brantsen
1793 Mr. J.F.W. baron van Spaen tot Biljoen President-burgemeester
ca. 1795 J.W.S. (Johan Willem Simon) van Haersolte


Nieuwe tabel


[[Categorie:Burgemeester van Arnhem| ]] [[Categorie:Lijsten van burgemeesters van een Nederlandse gemeente|Arnhem]]



Gelders Arcadie[brontekst bewerken]

Mee bezig Mee bezig
Aan deze pagina of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.

Gelders Arcadië is de aanduiding voor de landgoederenzone van de Veluwezoom en omvat de gemeenten Wageningen, Renkum, Arnhem, Rozendaal en Rheden. De naam is geïnspireerd op een publicatie van Isaac Anne Nijhof in 1820 ‘’Geldersch Arkadia ‘’[1].

Cultuurhistorische dragers[brontekst bewerken]

In Gelders Arcadië zijn in het verleden ruim honderd landgoederen en buitenplaatsen opgericht, waarvan er nog ruim 80 geheel of gedeeltelijk bestaan. Daarvan zijn er vijftien van rijkswege beschermd en zeven gemeentelijk beschermd.

Landgoederen[brontekst bewerken]

Een landgoed dient minimaal vijf hectare aangrenzend land te beslaan, van landschappelijke en/of historische waarden. Het moet een economische functie hebben, zoals landbouw, wonen, werken of recreatie. Een landgoed is een samenhangend geheel van natuur-, bos-, landbouw-, water- en/of parkelementen. Het heeft eventueel gebouwen. Bij een landgoed domineert het nuttige.

Buitenplaatsen[brontekst bewerken]

Een buitenplaats was oorspronkelijk een tweede huis buiten de stad dat niet permanent bewoond werd. Het kan een onderdeel van een landgoed vormen. Bij een buitenplaats domineert het aangename. De bestaande buitenplaatsen hebben hun functie van een tweede woning in het buitengebied verloren. Tegenwoordig wordt een enkele buitenplaats permanent bewoond, andere zijn in gebruik als museum, conferentieoord, verzorgingshuis, hotel of als kantoor. In de loop van de tijd is de betekenis van het begrip buitenplaats veranderd in een monumentaal landhuis met bijbehorend park. De jongste buitenplaats in Gelders Arcadië is Varenheuvel in de gemeente Renkum en stamt uit 1938.

3 Buitenplaats: Een krachtens opzet of ontwerp onlosmakelijk geheel van een in oorsprong versterkt huis, een kasteel,
buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, omgeven door een tuin of park met een of meer van de volgende onderdelen:
grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, (sier)weiden, moestuinen en ornamenten. Een historische
buitenplaats is aangelegd. Zij kan deel uitmaken van een landgoed (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en
Monumenten 1988).
4 Landgoed: een in Nederland gelegen, geheel of gedeeltelijk met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezette
onroerende zaak - daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende,
opstallen voorkomen - voor zover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm
voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is (Natuurschoonwet 1928)

Stichtingsperiode[brontekst bewerken]

Middeleeuwen en zestiende eeuw[brontekst bewerken]

De oudste buitenplaatsen in de Veluwezoom zijn ontstaan uit de middeleeuwse en zestiende-eeuwse kastelen en versterkte huizen, die oorspronkelijk een militaire functie hadden. Toen in de zeventiende eeuw de militaire functie verdween werden ze verbouwd tot luxueuze buitenplaatsen. Voorbeeld is het Hof van Dieren, dat in 1647 aangekocht werd door stadhouder Willem II, die het huis verbouwde tot jachtslot en het landgoed inrichtte als wildbaan. Willem III liet rond het jachtslot een luxueuze tuin en park, van een uitzonderlijk karakter en schaal, aanleggen. Op Middachten en Rozendaal zijn tuin en park van dezelfde allure en omvang aangelegd. De andere kastelen en huizen investeerden eveneens om gebouw en omgeving een meer recreatief karakter te geven, maar niet zo groots. Behalve kasteel Doorwerth, dat heeft nooit een esthetische tuinaanleg gehad.

Gelders Arcadië heeft 19 historische buitenplaatsen die dateren uit de middeleeuwen en de zestiende eeuw.

Zeventiende eeuw[brontekst bewerken]

In dezelfde periode dat de middeleeuwse kastelen omgevormd werden naar recreatieve buitenhuizen werden er nieuwe buitenplaatsen gesticht. Deze ontstonden meestal uit voormalige kloostergoederen. Als gevolg van de Reformatie werden bij plakkaat van 31 mei 1580 en aanvullend landsdagbesluit van 29 november 1581, alle bezittingen van rooms-katholieke instellingen onttrokken aan hun bestemming. De opbrengsten werden voortaan gebruikt voor de instandhouding van de Gereformeerde kerk en het onderwijs. De geestelijke goederen werden geconfisqueerd en onder beheer van de Staten van Kwartier van Veluwe gebracht. Een deel werd vanaf 1640 openbaar verkocht, meestal aan welgestelde particulieren. Voorbeelden zijnKlarenbeek, Lichtenbeek en Warnsborn.
Ook werden geheel nieuwe buitenplaatsen gesticht, vaak door de bestuurlijke elite van Arnhem die buiten de stad wilde wonen. Een goed voorbeeld is Zijpendaal dat in 1649 werd gesticht in een beekdal, en meer oostelijk Rhederoord en westelijk de Hemelseberg.

Geldersch Arcadië heeft 16 historische buitenplaatsen die gesticht zijn in de zeventiende eeuw.

Achttiende eeuw[brontekst bewerken]

Negentiende eeuw[brontekst bewerken]

Twintigste eeuw[brontekst bewerken]

Nieuw Gelders Arcadië[brontekst bewerken]

Nieuw Gelders Arcadië is een project op initiatief van het Gelders Genootschap in samenwerking met de vijf betrokken gemeenten, de Provincie Gelderland, landgoedereneigenaren, zowel institutioneel als particulier, en experts. Doel was de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, de samenhang en de beleving van Gelders Arcadië als landgoederenzone. In mei 2009 tekenden de gemeenten Wageningen, Renkum, Arnhem, Rozendaal en Rheden een intentieverklaring waarbij het uitgangspunt was dat nieuwe ontwikkelingen in de landgoederenzone de ruimtelijke kwaliteit dient te versterken in plaats van te bedreigen.


Von Goltz[brontekst bewerken]

Vraagteken
Er wordt getwijfeld aan de juistheid van een of meer onderdelen van dit artikel, of het is onvoldoende verifieerbaar gemaakt.
Raadpleeg de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie en pas na controle desgewenst het artikel aan.
Opgegeven reden: Er wordt hier geschoffeld, op een manier die de kwaliteit niet bevordert
Vraagteken
Huis Zypendaal Arnhem

Karl Leopold Eugen Graf von der Goltz (Brühl, 28 juni 1864 - Arnhem, 18 september 1944) was een Pruisische beroepsofficier.

Colmar Goltz Pascha

Von der Goltz was de zoon van Karl Friedrich Graf von der Goltz, een Oberstleutnant in het Pruisische leger, later General der Kavallerie en General-Adjudant van keizer Wilhelm I. Zijn moeder was Mathilde Maria Gräfin zu Lynar. Het geslacht Von der Goltz behoorde tot de oudste adellijke geslachten van Pruisen. De familie bracht veel diplomaten, hoge bestuursambtenaren, maar vooral officieren (38 generaals, en 5 veldmaarschalken) voort. Het geslacht had in Pruisen een hoge status, maar behoorde niet tot de rijke adel. In Koninklijk Pruisen behaalden 19 leden de Orde Pour le Mérite. In 1836 dienden 26 leden in het Pruisische leger.

Na de Duitse ineenstorting in 1918 was Von der Goltz financieel geheel afhankelijk van zijn echtgenote.

In zijn tijd was de bekendste Von der Goltz Karls oom Colmar Freiherr Von der Goltz Pascha, (1843-1916), die een briljante militaire carrière doorliep. Hij speelde een belangrijke rol in de buitenlandse politiek van Duitsland. In augustus 1914 werd Von der Goltz Pasha benoemd tot gouveneur-generaal van het bezette België. Daarna was hij opperbevelhebber van het 6e Turkse leger in Bagdad, waar hij op 19 april 1916 aan een opgelopen tyfusbesmetting overleed. Hij was oprichter van "Jung-Deutschland-Bewegung". Hij is bijgezet in Constantinopel.

Levensloop[brontekst bewerken]

Von der Goltz werd net als zijn vader beroepsofficier bij de Ulanen van de cavalerie. Hij bracht het tot generaal-majoor der Pruisische cavalerie en vleugel-adjudant van keizer Wilhelm II (1859-1941). Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Von der Goltz met zijn Ulanen naar het front in Frankrijk gestuurd. De familie hoorde hoogst zelden iets van hem. Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende ook het einde van de militaire carrière van generaal-majoor Von der Goltz. Hij behoorde inmiddels tot de hofhouding van keizer Wilhelm II en volgde deze in 1918 naar Nederland. Hij verdeelde zijn tijd tussen het hof van de ex-keizer in Doorn en het bezoeken of ontvangen van Duitse relaties en jachtpartijen met vrienden.

De 'Graf' sympathiseerde met de "nieuwe orde" (Duits: Neuordnung), voor de gravin lag dat anders. Op 10 mei 1940 begroette hij in generaalsuniform op het Arnhemse Willemsplein zijn binnenmarcherende landgenoten. Op 12 mei 1940 tekende het echtpaar een verklaring met de gemeente Arnhem waarbij de gravin een stuk grond op het landgoed Schaarsbergen beschikbaar stelde voor de aanleg van een begraafplaats voor gevallen Duitse soldaten. Zij deed dat met gemengde gevoelens: ze was van mening dat de Duitse doden een waardige begraafplaats moesten krijgen. Als toelichting zei ze: "Ze kunnen het kerkhof krijgen, als ze er maar voor zorgen dat het snel vol komt".[1] De graaf was blij dat hij als generaal in ruste een bijdrage kon leveren aan 'de zaak van Duitsland'.

Tijdens de bezetting ontving de oude generaal Duitse officieren op het Jachthuis in Arnhem, en woonde hij vrijwel alle militaire begrafenissen bij, zowel op Zypendaal als daarbuiten. Zijn echtgenote deelde zijn pro-Duitse gevoelens niet. Op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina, liet zij zich getooid met een oranje coccarde in een open rijtuig door de stad rondrijden.

Von der Goltz zag de Tweede Wereldoorlog als een revanche voor de nederlaag van de vorige oorlog. De anticlimax kwam op 17 september 1944, toen de Britten de luchtlandingen bij Arnhem inzetten. Een tweede Duitse nederlaag was voor hem te veel. In de nacht van 17 op 18 september maakte hij op het Jachthuis een einde aan zijn leven. Vanwege het oorlogsgeweld werd hij op 21 september 1944 voorlopig begraven aan de rand van het gazon van het Jachthuis op de Gulden Bodem. Na het overlijden van zijn echtgenote in 1957 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar de begraafplaats op Schaarsbergen.

Jachthuis Gulden Bodem Arnhem

Op 24 november 1894 trouwde Von der Goltz met veel luister op Zypendaal met Alwina Brantsen, dochter van Willem Gerard baron Brantsen van de Zyp (1831-1899), kamerheer van koning Willem III en koningin Wilhelmina. Haar moeder was Alwina (Anita) Agnes Clementine Bohlen, dochter van een Amerikaanse zakenman, en geboren in Philadelphia. Zij was het derde kind van de familie Brantsen, geboren nadat twee oudere kinderen waren overleden. Alwina had nog een bastaard-zusje. Het huwelijk hield bijna vijftig jaar stand maar werd sterk overschaduwd door de noodlottige gebeurtenissen van de eerste helft van de twintigste eeuw.

Nadat Brantsen op 8 november 1899 geheel onverwacht overleed, kwamen huis en landgoed Zypendaal in bezit van dochter Alwina. Zij had een afkeer van het huis omdat het geheel door water omringd was. Zij gaf de voorkeur aan het Jachthuis op de Gulden Bodem dat op een steenworp afstand lag. Het park werd in 1925 verkocht. Haar moeder bleef tot haar dood in 1926 op Zypendaal wonen waarna het huis eveneens verkocht werd.

Het paar vestigde zich na hun huwelijk in Potsdam waar hun drie kinderen werden geboren. Alwina verbleef minstens een maal per jaar op Zypendaal, soms vergezeld door haar echtgenoot. Het vredige bestaan werd verstoord door de Eerste Wereldoorlog. Von der Goltz werd naar het front gestuurd. In 1918 betrokken zij het Jachthuis op de Gulden Bodem. Doordat de graaf openlijk sympatiseerde met de Duitsers en de gravin openlijk haar sympatie voor het koningshuis toonde leefde men op het Jachthuis in twee kampen.

Na de bevrijding werd het bezit van de douairière Von der Goltz als 'vijandig vermogen' in beslag genomen. Na een forse financiële aderlating kon ze het behouden. Al snel wilde ze af van de dode Duitsers op haar grond. In 1949 waren alle graven geruimd. Zij leefde de laatste jaren teruggetrokken op het Jachthuis waar zij op 22 april 1957 op 88-jarige leeftijd overleed. Op haar verzoek werd ze op een boerenwagen vervoerd naar de begraafplaats Schaarsbergen, waar zij op haar wens niet in de familiekelder maar op een aangrenzend terrein werd begraven. December van datzelfde jaar werden de stoffelijke resten van de graaf overgebracht naar Schaarsbergen en begraven bij zijn echtgenote.

Kinderen[brontekst bewerken]

  • Marie Alwina Rodolfine Sophie (roepnaam Maria) (Berlijn, 1895 - Düsseldorf 1973). Zij huwde in 1917 in Potsdam met mr. Jan Arent Godert baron de Vos van Steenwijk, jurist en voorzitter van de Hoge Raad van Adel. Zij kregen 6 kinderen.
  • Wilhelm Rüdiger Carl Graf von der Goltz, (Berlijn, 1897 - Hannover, 1961).
  • Elisabeth Dorothea Henriëtte (Berlijn, 1904 - 1991). Zij huwde in 1928 met jhr. Daniël de Blocq van Scheltinga ('Domme Daan'), NSB-burgemeester van Wassenaar. Na de bevrijding veroordeeld tot langdurige gevangenisstraf wegens zijn misdragingen in de oorlog. Gräfin von der Goltz liet zich in 1952 van hem scheiden. Zij kregen 4 kinderen.



Karl Eugen von Goltz[brontekst bewerken]

Huis Zypendaal Arnhem

Karl Leopold Eugen Graf von der Goltz (Brühl, 28 juni 1864 - Arnhem, 18 september 1944) was een Pruisische beroepsofficier.

Von der Goltz was de zoon van Karl Friedrich (Ferdinand) Graf von der Goltz, een Oberstleutnant in het Pruisische leger, later General der Kavallerie en General-Adjudant van keizer Wilhelm I. Zijn moeder was Mathilde Maria Gräfin zu Lynar. Het geslacht Von der Goltz behoorde tot de oudste adellijke geslachten van Pruisen. De familie bracht veel diplomaten, hoge bestuursambtenaren, maar vooral officieren (38 generaals, en 5 veldmaarschalken) voort. Het geslacht had in Pruisen een hoge status, maar behoorde niet tot de rijke adel. In Koninklijk Pruisen behaalden 19 leden de Orde Pour le Mérite. In 1836 dienden 26 leden in het Pruisische leger.

Na de ineenstorting van het Duitse keizerrijk in 1918 was Von der Goltz financieel geheel afhankelijk van zijn echtgenote.

Levensloop[brontekst bewerken]

Von der Goltz werd net als zijn vader beroepsofficier bij de Ulanen van de cavalerie. Hij bracht het tot generaal-majoor der Pruisische cavalerie en vleugeladjudant van keizer Wilhelm II (1859-1941). Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Von der Goltz met zijn Ulanen naar het front in Frankrijk gestuurd. De familie hoorde hoogst zelden iets van hem. Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende ook het einde van de militaire carrière van generaal-majoor Von der Goltz. Hij behoorde inmiddels tot de hofhouding van keizer Wilhelm II en volgde deze in 1918 naar Nederland. Hij verdeelde zijn tijd tussen het hof van de ex-keizer in Doorn en het bezoeken of ontvangen van Duitse relaties en jachtpartijen met vrienden.

De 'Graf' sympathiseerde met de Nieuwe Orde; voor de gravin lag dat anders. Op 10 mei 1940 begroette hij in generaalsuniform op het Arnhemse Willemsplein zijn binnenmarcherende landgenoten. Op 12 mei 1940 tekende het echtpaar een verklaring met de gemeente Arnhem waarbij de gravin een stuk grond op het landgoed Schaarsbergen beschikbaar stelde voor de aanleg van een begraafplaats voor gevallen Duitse soldaten. Zij deed dat met gemengde gevoelens: ze was van mening dat de Duitse doden een waardige begraafplaats moesten krijgen. Als toelichting zei ze: "Ze kunnen het kerkhof krijgen, als ze er maar voor zorgen dat het snel vol komt".[1] De graaf was blij dat hij als generaal in ruste een bijdrage kon leveren aan 'de zaak van Duitsland'.

Tijdens de bezetting ontving de oude generaal Duitse officieren op het Jachthuis in Arnhem, en woonde hij vrijwel alle militaire begrafenissen bij, zowel op Zypendaal als daarbuiten. Zijn echtgenote deelde zijn pro-Duitse gevoelens niet. Op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina, liet zij zich getooid met een oranje coccarde in een open rijtuig door de stad rondrijden.

Von der Goltz zag de Tweede Wereldoorlog als een revanche voor de nederlaag van de vorige oorlog. De anticlimax kwam op 17 september 1944, toen de Britten de luchtlandingen bij Arnhem inzetten. Een tweede Duitse nederlaag was voor hem te veel. In de nacht van 17 op 18 september maakte hij op het Jachthuis een einde aan zijn leven. Vanwege het oorlogsgeweld werd hij op 21 september 1944 voorlopig begraven aan de rand van het gazon van het Jachthuis op de Gulden Bodem. Na het overlijden van zijn echtgenote in 1957 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar de begraafplaats op Schaarsbergen.

Jachthuis Gulden Bodem Arnhem

Op 24 november 1894 trouwde Von der Goltz met veel luister op Zypendaal met Alwina Brantsen, dochter van Willem Gerard baron Brantsen van de Zyp (1831-1899), kamerheer van koning Willem III en koningin Wilhelmina. Haar moeder was Alwina (Anita) Agnes Clementine Bohlen, dochter van een Amerikaanse zakenman, en geboren in Philadelphia. Zij was het derde kind van de familie Brantsen, geboren nadat twee oudere kinderen waren overleden. Alwina had nog een bastaard-zusje. Het huwelijk hield bijna vijftig jaar stand maar werd sterk overschaduwd door de noodlottige gebeurtenissen van de eerste helft van de twintigste eeuw.

Nadat Brantsen op 8 november 1899 geheel onverwacht overleed, kwamen huis en landgoed Zypendaal in bezit van dochter Alwina. Zij had een afkeer van het huis omdat het geheel door water omringd was. Zij gaf de voorkeur aan het Jachthuis op de Gulden Bodem dat op een steenworp afstand lag. Het park werd in 1925 verkocht. Haar moeder bleef tot haar dood in 1926 op Zypendaal wonen waarna het huis eveneens verkocht werd.

Het paar vestigde zich na hun huwelijk in Potsdam waar hun drie kinderen werden geboren. Alwina verbleef minstens een maal per jaar op Zypendaal, soms vergezeld door haar echtgenoot. Het vredige bestaan werd verstoord door de Eerste Wereldoorlog. Von der Goltz werd naar het front gestuurd. Na enige tijd aan de Cordesstraat 6 gewoond te hebben betrok het echtpaar in 1920 het Jachthuis (ook wel de Kleine Zyp genoemd) op de Gulden Bodem. Doordat de graaf openlijk sympatiseerde met de Duitsers en de gravin openlijk haar sympatie voor het koningshuis toonde leefde men op het Jachthuis in twee kampen.

Na de bevrijding werd het bezit van de douairière Von der Goltz als 'vijandig vermogen' in beslag genomen. Na een forse financiële aderlating kon ze het behouden. Al snel wilde ze af van de dode Duitsers op haar grond. In 1949 waren alle graven geruimd. Zij leefde de laatste jaren teruggetrokken op het Jachthuis waar zij op 22 april 1957 op 88-jarige leeftijd overleed. Op haar verzoek werd ze op een boerenwagen vervoerd naar de begraafplaats Schaarsbergen, waar zij op haar wens niet in de familiekelder maar op een aangrenzend terrein werd begraven. December van datzelfde jaar werden de stoffelijke resten van de graaf overgebracht naar Schaarsbergen en begraven bij zijn echtgenote.

Kinderen[brontekst bewerken]

  • Marie Alwina Rodolfine Sophie (roepnaam Maria) (Berlijn, 1895 - Düsseldorf 1973). Zij huwde in 1917 in Potsdam met mr. Jan Arent Godert baron de Vos van Steenwijk, jurist en voorzitter van de Hoge Raad van Adel. Zij kregen 6 kinderen.
  • Wilhelm Rüdiger Carl Graf von der Goltz, (Berlijn, 1897 - Hannover, 1961).
  • Elisabeth Dorothea Henriëtte (Berlijn, 1904 - 1991). Zij huwde in 1928 met jhr. Daniël de Blocq van Scheltinga ('Domme Daan'), NSB-burgemeester van Wassenaar. Na de bevrijding veroordeeld tot langdurige gevangenisstraf wegens zijn misdragingen in de oorlog. Gräfin von der Goltz liet zich in 1952 van hem scheiden. Zij kregen 4 kinderen.

Waarschuwing: de standaardsortering "Goltz, Karl" krijgt voorrang voor de sortering "Haer vander". Categorie:Duits generaal Categorie:Duits militair in de Eerste Wereldoorlog




Huis Zypendaal Arnhem

Karl Leopold Eugen Graf von der Goltz (Brühl, 28 juni 1864 - Arnhem, 18 september 1944) was een Pruisische beroepsofficier.

Von der Goltz was de zoon van Karl Friedrich (Ferdinand) Graf von der Goltz, een Oberstleutnant in het Pruisische leger, later General der Kavallerie en General-Adjudant van keizer Wilhelm I. Zijn moeder was Mathilde Maria Gräfin zu Lynar. Het geslacht Von der Goltz behoorde tot de oudste adellijke geslachten van Pruisen. De familie bracht veel diplomaten, hoge bestuursambtenaren, maar vooral officieren (38 generaals, en 5 veldmaarschalken) voort. Het geslacht had in Pruisen een hoge status, maar behoorde niet tot de rijke adel. In Koninklijk Pruisen behaalden 19 leden de Orde Pour le Mérite. In 1836 dienden 26 leden in het Pruisische leger.

Na de ineenstorting van het Duitse keizerrijk in 1918 was Von der Goltz financieel geheel afhankelijk van zijn echtgenote.

Levensloop[brontekst bewerken]

Von der Goltz werd net als zijn vader beroepsofficier bij de Ulanen van de cavalerie. Hij bracht het tot generaal-majoor der Pruisische cavalerie en vleugeladjudant van keizer Wilhelm II (1859-1941). Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Von der Goltz met zijn Ulanen naar het front in Frankrijk gestuurd. De familie hoorde hoogst zelden iets van hem. Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende ook het einde van de militaire carrière van generaal-majoor Von der Goltz. Hij behoorde inmiddels tot de hofhouding van keizer Wilhelm II en volgde deze in 1918 naar Nederland. Hij verdeelde zijn tijd tussen het hof van de ex-keizer in Doorn en het bezoeken of ontvangen van Duitse relaties en jachtpartijen met vrienden.

De 'Graf' sympathiseerde met de Nieuwe Orde; voor de gravin lag dat anders. Op 10 mei 1940 begroette hij in generaalsuniform op het Arnhemse Willemsplein zijn binnenmarcherende landgenoten. Op 12 mei 1940 tekende het echtpaar een verklaring met de gemeente Arnhem waarbij de gravin een stuk grond op het landgoed Schaarsbergen beschikbaar stelde voor de aanleg van een begraafplaats voor gevallen Duitse soldaten. Zij deed dat met gemengde gevoelens: ze was van mening dat de Duitse doden een waardige begraafplaats moesten krijgen. Als toelichting zei ze: "Ze kunnen het kerkhof krijgen, als ze er maar voor zorgen dat het snel vol komt".[1] De graaf was blij dat hij als generaal in ruste een bijdrage kon leveren aan 'de zaak van Duitsland'.

Tijdens de bezetting ontving de oude generaal Duitse officieren op het Jachthuis in Arnhem, en woonde hij vrijwel alle militaire begrafenissen bij, zowel op Zypendaal als daarbuiten. Zijn echtgenote deelde zijn pro-Duitse gevoelens niet. Op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina, liet zij zich getooid met een oranje coccarde in een open rijtuig door de stad rondrijden.

Von der Goltz zag de Tweede Wereldoorlog als een revanche voor de nederlaag van de vorige oorlog. De anticlimax kwam op 17 september 1944, toen de Britten de luchtlandingen bij Arnhem inzetten. Een tweede Duitse nederlaag was voor hem te veel. In de nacht van 17 op 18 september maakte hij op het Jachthuis een einde aan zijn leven. Vanwege het oorlogsgeweld werd hij op 21 september 1944 voorlopig begraven aan de rand van het gazon van het Jachthuis op de Gulden Bodem. Na het overlijden van zijn echtgenote in 1957 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar de begraafplaats op Schaarsbergen.

Jachthuis Gulden Bodem Arnhem

Op 24 november 1894 trouwde Von der Goltz met veel luister op Zypendaal met Alwina Brantsen, dochter van Willem Gerard baron Brantsen van de Zyp (1831-1899), kamerheer van koning Willem III en koningin Wilhelmina. Haar moeder was Alwina (Anita) Agnes Clementine Bohlen, dochter van een Amerikaanse zakenman, en geboren in Philadelphia. Zij was het derde kind van de familie Brantsen, geboren nadat twee oudere kinderen waren overleden. Alwina had nog een bastaard-zusje. Het huwelijk hield bijna vijftig jaar stand maar werd sterk overschaduwd door de noodlottige gebeurtenissen van de eerste helft van de twintigste eeuw.

Nadat Brantsen op 8 november 1899 geheel onverwacht overleed, kwamen huis en landgoed Zypendaal in bezit van dochter Alwina. Zij had een afkeer van het huis omdat het geheel door water omringd was. Zij gaf de voorkeur aan het Jachthuis op de Gulden Bodem dat op een steenworp afstand lag. Het park werd in 1925 verkocht. Haar moeder bleef tot haar dood in 1926 op Zypendaal wonen waarna het huis eveneens verkocht werd.

Het paar vestigde zich na hun huwelijk in Potsdam waar hun drie kinderen werden geboren. Alwina verbleef minstens een maal per jaar op Zypendaal, soms vergezeld door haar echtgenoot. Het vredige bestaan werd verstoord door de Eerste Wereldoorlog. Von der Goltz werd naar het front gestuurd. Na enige tijd aan de Cordesstraat 6 gewoond te hebben betrok het echtpaar in 1920 het Jachthuis (ook wel de Kleine Zyp genoemd) op de Gulden Bodem. Doordat de graaf openlijk sympatiseerde met de Duitsers en de gravin openlijk haar sympatie voor het koningshuis toonde leefde men op het Jachthuis in twee kampen.

Na de bevrijding werd het bezit van de douairière Von der Goltz als 'vijandig vermogen' in beslag genomen. Na een forse financiële aderlating kon ze het behouden. Al snel wilde ze af van de dode Duitsers op haar grond. In 1949 waren alle graven geruimd. Zij leefde de laatste jaren teruggetrokken op het Jachthuis waar zij op 22 april 1957 op 88-jarige leeftijd overleed. Op haar verzoek werd ze op een boerenwagen vervoerd naar de begraafplaats Schaarsbergen, waar zij op haar wens niet in de familiekelder maar op een aangrenzend terrein werd begraven. December van datzelfde jaar werden de stoffelijke resten van de graaf overgebracht naar Schaarsbergen en begraven bij zijn echtgenote.

Kinderen[brontekst bewerken]

  • Marie Alwina Rodolfine Sophie (roepnaam Maria) (Berlijn, 1895 - Düsseldorf 1973). Zij huwde in 1917 in Potsdam met mr. Jan Arent Godert baron de Vos van Steenwijk, jurist en voorzitter van de Hoge Raad van Adel. Zij kregen 6 kinderen.
  • Wilhelm Rüdiger Carl Graf von der Goltz, (Berlijn, 1897 - Hannover, 1961).
  • Elisabeth Dorothea Henriëtte (Berlijn, 1904 - 1991). Zij huwde in 1928 met jhr. Daniël de Blocq van Scheltinga ('Domme Daan'), NSB-burgemeester van Wassenaar. Na de bevrijding veroordeeld tot langdurige gevangenisstraf wegens zijn misdragingen in de oorlog. Gräfin von der Goltz liet zich in 1952 van hem scheiden. Zij kregen 4 kinderen.


Categorie:Duits generaal Categorie:Duits militair in de Eerste Wereldoorlog



Rozenhagen[brontekst bewerken]

Omissiedelict[brontekst bewerken]

Geplaatst:
10-02-2014
Genomineerd wegens te beperkte omvang    Woordenboekdefinitie

Iemand vindt dat deze pagina slechts een woordenboekdefinitie bevat en dus niet voldoet aan de conventies van Wikipedia. Daarom is deze pagina genomineerd voor verwijdering. Je kunt hier de beoordelingslijst bekijken. Richtlijn is dat een artikel minstens drie feiten moet bevatten. Wellicht is de inhoud wel geschikt voor het WikiWoordenboek.

Als het artikel dusdanig is verbeterd en aangepast dat het wel binnen Wikipedia past, kan dit sjabloon verwijderd worden. Geef dit aan op de lijst door het toevoegen van de reden. (/)

Omissiedelict (Lat. omissio = weglating) of verzuimdelict is een strafbaar feit dat bestaat in het nalaten van iets dat men behoorde te doen. Zoals het nalaten aan iemand die in direct levensgevaar verkeert die hulp te verlenen die men geven kan zonder gevaar voor zichzelf.

Een omissiedelict wordt ook een oneigenlijk delict genoemd, omdat het misdrijf in tegenstelling tot een commissiedelict of handelingsdelict bestaat uit het niet handelen, het zich onthouden van een daad. Dit nalaten wordt in de wet niet als gedraging genoemd. De Hoge Raad heeft uitspraken gedaan waarbij oneigenlijke omissiedelicten als morele plicht strafrechtelijke plicht werden. Een voorbeeld van een omissiedelict is art. 450 Sr.

Literatuur[brontekst bewerken]

België[brontekst bewerken]

  • C.J. van Houdt en W. Calewaert, Belgisch strafrecht
  • J. Constant, La répression des abstentions coupables, 1961-1962
  • Chris Van den Wyngaert, Strafrecht, strafprocesrecht & internationaal strafrecht, 2006

Nederland[brontekst bewerken]

  • T.J. Noyon, G.E. Langemeijer en J. Remmelink, Het wetboek van strafrecht, losbl.
  • R.C. Fransen, Strafbaar nalaten. De praktische en jurisprudentiële grenzen van het oneigenlijke omissiedelict., 2008, Tilburg: Celsus juridische uitgeverij Tilburg
  • Bart Keupink, Daderschap bij wettelijke strafrechtelijke zorgplichtbepalingen, 2011, Proefschrift Erasmus Universiteit Rotterdam



Villa Almerico Capra ("La Rotonda")[brontekst bewerken]

portieken



Ridderschap (Gelderland)[brontekst bewerken]

De Gelderse ridderschap is een deelverzameling van de Gelderse adel die in tijd en plaatst wisselde. In het Ancien Régime was dat de riddermatige adel die voor een groot gedeelte was voortgekomen uit de middeleeuwse krijgselite. In de zestiende eeuw ontwikkelde de ridderschap zich tot een bestuurlijke stand. Het hertogdom Gelre had vanaf de veertiende eeuw vier kwartierlijke ridderschappen, Nijmegen, Zutphen, Arnhem of Veluwe en Roermond of Overkwartier. Vanaf ongeveer 1590 werd het Overkwartier een zelfstandig gewest.

In 1848 kwam er door de grondwetsherziening een einde aan de politieke rol van de ridderschappen. De maatschappelijke functie van de Gelderse ridderschappen bleef.

Geschiedenis[brontekst bewerken]

Elke ridderschap had zijn eigen voorwaarden voor toelating. In 1795 bij het ontstaan van de Bataafse Republiek werd de adel officieus afgeschaft. In 1813 is de adel onder toezicht van de Hoge Raad van Adel gebonden aan wet- en regelgeving.

Toelatingseisen[brontekst bewerken]

Het toelatingsbeleid was gebaseerd op de kwalificatie 'in den goede' en 'in de bloede'. Tot 1600 ligt

Kwartier van Nijmegen[brontekst bewerken]

Admissie en demissie[brontekst bewerken]

Kwartier van Veluwe[brontekst bewerken]

Admissie en demissie[brontekst bewerken]

Kwartier van Zutphen[brontekst bewerken]

Admissie en demissie[brontekst bewerken]




Couperus[brontekst bewerken]

Zelfpresentatie[brontekst bewerken]

twijfel-gedeelte Zie Overleg over de paragraaf "Zelfpresentatie" Couperus presenteerde zich vanaf zijn literaire debuut als kunstenaar. In zijn tijd, de tijd van de Tachtigers, was een kunstenaar een bijzonder mens die boven de gewone burger stond en zich onttrok aan de gedragsregels die door hem zelf als burgerlijk werden ervaren. Hij schreef uit roeping en creatieve drang en voelde zich ver verheven boven het materieel gewin. Toch was Couperus zijn hele leven een broodschrijver.

Daarnaast presenteerde Couperus zich als aristocraat, iets wat men vanaf zijn geboorte meekreeg. Als aristocraat moest men naar zijn stand leven, geld was iets wat je had, niet iets waarvoor je moest werken. Men onderscheidde zich als 'hoge stand' van de lagere standen. Indisch bloed was bij de aristocratie zeer ongewenst, terwijl Couperus via zijn moeder wel Indisch bloed had.

De keuze van Couperus voor deze beide fronts[1] tonen zowel overeenkomsten als verschillen. Beide claimen een hoge sociale positie, wel op verschillende gronden. Bij beide mag geld geen rol spelen, en bij beide neemt men een antiburgerlijke houding aan. Verschillen zijn de stijl van kleding, de stijl van de aritocratie was geüniformeerd. Het hebben van Indisch bloed bij de aristocratie zet je terug op de maatschappelijke ladder, terwijl Indisch bloed voor de kunstenaar een interessante exotische pre is. Pathologische zenuwzwakte werd gezien als een teken van kunstenaarsschap, terwijl het voor de aristocratie een taboe was.

Deze twee sociale posities tonen spanning bij Couperus, bovendien sporen ze beide niet met de ploeterende broodschrijver die Couperus was. Hij deed er alles aan om de indruk te wekken dat hij niet voor geld schreef en verzocht zijn uitgever Van Veen keer op keer de brieven waarin hij om voorschotten vroeg te vernietigen[2][3]. [4]

Paragraaf "Zelfpresentatie"[brontekst bewerken]

De heden toegevoegde paragraaf "Zelfpresentatie" is geheel ontleend aan het genoemde artikel van Kemperink maar betreft 'slechts' een opinie van diezelfde Kemperink terwijl die opinie hier als vaststaande, onomstreden feiten in een essayistische stijl gepresenteerd wordt; op het beeld dat Kemperink geeft in haar artikel over zogenaamde self-fashoning valt namelijk nogal wat af te dingen, en het lijkt me dat het op deze manier niet in dit lemma kan worden overgenomen. Paul Brussel (overleg) 27 okt 2013 14:02 (CET)[reageer]

Uit al het biografisch werk en alle studies over Louis Couperus blijkt dat hij zich gedroeg als een aristocraat en als kunstenaar van zijn tijd, als een Tachtiger, ook al behoorde hij niet echt tot deze groep. Dat hij zich gedroeg als van een 'hogere stand'. Bij degenen die zich een beetje in Couperus verdiept hebben is bekend dat hij zich op deze manier presenteerde, zijn leven lang. Dat is algemeen bekend en niet omstreden. En dat dit een schijnpresentatie was blijkt uit alle bedelbrieven aan zijn uitegever Veen. Dat zijn aristocratische houding geen grond had is te lezen in het wiki-artikel zelf. Kemperink brengt niets nieuws in. Zij baseert zich op biografisch werk van Bastet en Van Booven en op de brieven van Couperus aan Veen. (Zoals zovelen.)
Ik heb het hier over de zelfpresentatie van Couperus. Niet over self-fashioning die Kemperink uitvoerig behandelt. Ik beperk me tot het gedrag van Couperus zelf. Haagschebluf 27 okt 2013 16:33 (CET)
Couperus afficheerde zichzelf bij mijn weten, zoals hier wordt gesuggereerd, noch als "kunstenaar" (in de zin der Tachtigers), noch als aristocraat, dus deze paragraaf bevat te veel interpretatie en kan daarom beter verwijderd worden, tenzij met eigen geschriften van Couperus dit alsnog kan worden aangetoond. Wel heeft hij zichzelf aangeduid als 'arm broodschrijvertje'. Een Tachtiger was hij evenmin. Kemperink mag in haar artikel schrijven en interpreteren wat zij wil, maar op een encyclopedie als WP hoort dat niet thuis, evenmin als sociologische uitweidingen over wat een 'kunstenaar' en een 'aristocraat' wel of niet zouden zijn en die algemeenheden inhouden. Paul Brussel (overleg) 27 okt 2013 16:45 (CET)[reageer]
Beste Brussel, een encyclopedie als WP zal het ook van biografisch werk moeten hebben. De biografie van Bastet staat hoog aangeschreven. De uitleg van de zelfpresentatie door Couperus is gebaseerd op eigen werk van hem, de brieven aan Veen en op biografisch werk van Bastet en Van Booven. Misschien moet u dat nog eens doorlezen. Van Veen heeft de brieven van Couperus ondanks diens verzoek deze te vernietigen bewaard. Haagschebluf 27 okt 2013 18:11 (CET)
De interpreterende en POV-paragraaf had ik gezien het bovenstaande verwijderd. Haasgchebluf heeft het niettemin weer teruggeplaatst. Aangezien geen exacte bronnen worden gegeven voor het feit dat Couperus zich expliciet als kunstenaar in de zin der Tachtigers of als aristocraat presenteerde, zal ik opnieuw (moeten) verwijderen. Paul Brussel (overleg) 27 okt 2013 19:23 (CET)[reageer]
Gelieve met exacte bronnen aan te geven waar Couperus zichzelf als kunstenaar in de zin der Tachtigers of als aristocraat presenteerde, en niet een simpele algemene verwijzing naar de biografie van Bastet of naar Couperus' brieven. Paul Brussel (overleg) 27 okt 2013 19:35 (CET) PS: expliciet verzoeken om bronnen voor boude beweringen geplaatst. Paul Brussel (overleg) 27 okt 2013 19:48 (CET)[reageer]
"Meebezig"-sjabloon is geen reden om ongefundeerde, boude, en door mij sterk in twijfel getrokken stellingen maar te laten staan (en voor hoe lang?). Dan maar eerst in een kladblok werken en gefundeerde stellingen daarna maar terugplaatsen; ik neig er nog steeds toe dat deze hele alinea beter verwijderd kan worden. (Anders maar beveiliging op deze pagina, maar dan in de versie zonder deze alinea, die immers door velen geraadpleegd en gelezen wordt.) Paul Brussel (overleg) 27 okt 2013 19:55 (CET)[reageer]
Ik moet hier Paul Brussel toch echt bijvallen. De door Haagschebluf geplaatste tekst is een zuiver stuk Origineel Onderzoek, niet voorzien van degelijke bronvermelding. Nergens afficheerde Couperus zichzelf als een aristocraat; het zou hem duur te staan zijn gekomen als hij dat gedaan had. Glatisant (overleg) 27 okt 2013 20:10 (CET)[reageer]
Negen maal de vraag om bronnen (= twijfel aan juistheid) in enkele regels is veel en veel te veel; ik haal deze paragraaf dus gewoon maar weg. Paul Brussel (overleg) 28 okt 2013 01:28 (CET)[reageer]
Ik ben het met jullie eens dat mijn bijdrage misschien, misschien te essayistisch is. Dat wil ik nog wel bijstellen, waarbij ik het inhoudelijke overeind wil houden. Ik denk dat Kemperink zich voldoende baseert op bronnen. En dat de bijdrage van prof. dr. M.G. (Mary) Kemperink hier op Wiki als bron onderschat wordt. Dat haar artikel voor wiki prima als bron kan dienen. Er zijn andere artikelen die minder academisch niveau hebben. Haagschebluf 28 okt 2013 22:52 (CET)
Je bijdrage is goed, maar past niet op Wikipedia. Wellicht beter op de website van het Louis Couperus Genootschap - een theorie. Je kunt ook gerust Kemperink hier aanhalen, maar citeer haar dan exact en met en precieze bronvermelding. Glatisant (overleg) 28 okt 2013 22:58 (CET)[reageer]
@HB - er zijn er ook die Kemperink overschatten, en haar bijdrage aan het Couperusnummer van Spiegel der letteren vond ik bepaald niet de sterkste. Het kan inderdaad, zoals Glatisant zegt, wel op WP, maar dan met een duidelijk aangeven als: "Kemperink ziet...", maar als gezegd, ik vind haar 'theorie' niet erg sterk, ook blijkend uit mijn negen twijfels die ik plaatste bij de paar regels die aan haar 'theorie' ontleend waren. Paul Brussel (overleg) 28 okt 2013 23:14 (CET)[reageer]

Ik ben zo vrij geweest het stukje Zelfpresentatie weer terug te zetten. Ik vond het destijds zo'n rare gang van zaken. Ik had De Spiegel als bron genoemd. Daarnaast werd er per zin nog eens een exacte bron gevraagd. Dat leek me niet terecht. Nadere bronnen zijn in mijn verwijzing naar bron te vinden. Maar dat men dan vervolgens het hele stuk laat verdwijnen met het argument negen maal de vraag bronnen is te veel. Bronvragen die men eerst zelf plaatst. Op deze manier is alles van wiki weg te werken. Ik heb er lang tegen aan zitten hikken of dit het juiste moment is om het terug te plaatsen. Ik wil best inhoudelijk kritisch mee denken. Maar wat me hier stoorde was de manier waarop. Het naar mijn mening niet terecht poten van zoveel vraagbronnen. En dat dan als argument te gebruiken om alles weg te poetsen. En nu men over de gang van zake rond het lemma Couperus momenteel toch in de denktank zit dacht ik dat het wel het juiste moment is. Haagschebluf 14 mrt 2014 11:26 (CET)

Vrij merkwaardig om het bovenstaand overleg, dat aangeeft deze paragraaf niet (althans: zeker niet zo) terug te plaatsen, volstrekt te negeren. Maar ik denk ook dat het moment goed gekozen is nu ik het niet meer zal aanraken. Paul Brussel (overleg) 14 mrt 2014 11:52 (CET)[reageer]
Nou hier was ik dus al bang voor. Beste Brussel je suggereert dat ik dit moment gekozen zou hebben omdat jij jezelf nu op non-actief gezet hebt. Ik dacht dat ik duidelijk uitgelegd heb waaarom ik dit moment kies. Ik hoop dat andere Wikipedeanen meekijken. En wat dat aanraken betreft, elke Wikimedewerker mag alles aanraken. Dat is niet voorbehouden aan Brussel. Niemand heeft monopolie op wiki, althans heb ik begrepen. Wat ik aan de orde probeer te stellen is jouw stijl van bronnenvragen poterij. Om vervolgens alles weg te poetsen omdat er zoveel bronnenvragen staan. Ik vind dat nogal sneaky. Haagschebluf 14 mrt 2014 13:07 (CET)
Heb de paragraaf "Zelfpresentatie" even gelezen, misschien zijn de volgende kanttekeningen behulpzaam:
  • 1) is dit wel een onderwerp om in een biografisch artikel ondergebracht te worden? Het lijkt me namelijk toe dat de aard ervan wel erg weinig feitelijk is.
  • 2) De inhoud bestaat onder meer uit een omschrijving van de begrippen "kunstenaar" en "aristocraat." Een definitie van die termen horen toch niet in een biografisch artikel thuis? Je kunt doorlinken naar de artikelen waarin die termen worden uitgelegd.
  • 3) "Fronts" is een term die in een Nederlandstalig artikel of moet worden vervangen door een Nederlandstalig equivalent, of in het geval dat niet bestaat, juist weer wel moet worden uitgelegd.
  • 4) Stilistisch is de paragraaf niet coherent, de frase "zet je terug" breekt met de toon van de rest.
  • 5) De verwijzing naar bronnen is te algemeen: voor zo'n specifiek onderwerp zou je verwachten dat naar specifieke bladzijden wordt verwezen. Nou, misschien heeft iemand er wat aan. MackyBeth (overleg) 17 mrt 2014 22:23 (CET)[reageer]
Deze paragraaf is veel te stellig, en voorzien van veel te algemene noten. Het is een theorie, geen vaststaand feit. De hier geponeerde karakteriseringen van kunstenaar en van aristocraat in Couperus' tijd zijn aanvechtbaar. 'Kunstenaar', 'aristocraat' en 'ploeterende broodschrijver' zijn pogingen om Couperus als vanzelfsprekend in hokjes te stoppen, waarover echter nog heel wat discussie mogelijk is. En dan zijn er nog de slordigheden en de incorrecte stijl, zoals MackyBeth die ook signaleert. Misschien kun je de paragraaf terugzetten op je eigen kladpagina, Haagschebluf, om er verder aan te werken. Mocht de paragraaf niet verdwijnen, dan zal ik er een twijfelsjabloon boven zetten. Glatisant (overleg) 18 mrt 2014 09:34 (CET)[reageer]
Nog iets: de paragraaf staat niet in een logische positie, maar onderbreekt het chronologische verhaal. Kijk maar naar hoe de twee omliggende paragrafen op elkaar aansluiten. Echt zonde op deze manier.MackyBeth (overleg) 19 mrt 2014 19:30 (CET)[reageer]



Van Heeckeren[brontekst bewerken]

Van Heeckeren is een oud-adellijk riddergeslacht uit Overijssel en Gelderland.

In mannelijke lijn stamt de familie Van Heeckeren af van Jacob van Heker, heer van Roderlo, die in 1440 stierf. De familie ontleende haar naam waarschijnlijk aan een gelijknamig goed tussen Emmerik en Elte. Het geslacht Van Heeckeren is nauw verwant met de adellijke families Van Rechteren en Van Voorst tot Voorst. De familie voert hetzelfde wapenschild als de familie Van Rechteren, maar heeft een afwijkend helmteken.

De naam Jacob van Heeker komt voor het eerst voor in 1380[1]. Hij was gehuwd met Bertha van Ampsen (overleden vóór 14 mei 1420). Zij woonden op Roderlo[2]. Op 21 januari 1428 huwde hij voor tweede maal met Elisabeth (Lijsen of Lijsbeth) van Keppel gen. Oolde.

Na de dood van Jacob in 1440 werd zijn zoon Evert uit het tweede huwelijk als minderjarige beleend met Roderlo. Hij huwde op 3 augustus 1458 met Eylarda van Metelen vrouwe van Nettelhorst (?-1509), dochter van Hendrik heer van Nettelhorst en Geertrui van Langen. In 1449 werd hij opgenomen in de Ridderschap van Gelre en Zutphen. In 1465 verkreeg hij Nettelhorst. Hij was drost en richter van Borculo. Hij was aanhanger van het stamhuis van de Gelderse hertogen en tegen de Bourgondische en Oostenrijkse annexatie. In de strijd tussen hertog Arnold van Egmont van Gelre en zijn zoon Adolf van Egmont koos Evert voor zoon Adolf.

Tak van Nettelhorst (oudste tak)[brontekst bewerken]

  • stamvader Jacob van Heeker (?-1440), gehuwd met 1. Bertha van Ampsen (?-ca. 1420), 2. Elisabeth van Keppel Oolde
    • Evert van Heeckeren heer van Roderlo (?-ca. 1504), geboren uit het 2de huwelijk, gehuwd met Eylarda van Metelen vrouwe van Nettelhorst (?-1509)
      • Jacob van Heeckeren heer van Roderlo (?-1508), geboren uit het 1ste huwelijk
      • Evert van Heeckeren heer van Roderlo en Nettelhorst (?-1562), geboren uit het 2de huwelijk, hij huwde in 1530 met Agnes van Hackfort (?-ca. 1566)
        • Evert van Heeckeren heer van Nettelhorst (?-1575), gehuwd met Johanna van Erp
          • Evert van Heeckeren heer van Nettelhorst (?-1594), ongehuwd
          • Walraven van Heeckeren heer van Nettelhorst en Enghuizen (1576-1645), gehuwd 1. met Agnes van Aesewijn (1579-1609}, 2. met Walburg van Lynden (?-1617)
            • Evert van Heeckeren heer van Nettelhorst, Enghuizen en Barlham (1613-1680), hij huwde Maria Torck (1622-1690)
              • Walraven van Heeckeren heer van Nettelhorst (1643-1701), ongehuwd, en gezant in Duitsland en Zweden
              • Lubbert Frederik van Heeckeren heer van Barlham (1645-1668), ongehuwd
              • Robert van Heeckeren heer van Enghuizen en Barlham (1650-1699), gehuwd met Anna Wilhelmina Caecilea van Keppel vrouwe van Molecaten en Kamferbeek (1670-1704)
                • Johanna Maria (1689-1750), huwde 1. met Alexander van der Capellen heer van Boedelhof, Aertsbergen, Hagen en Esselt (1667-1730), 2. met mr. Joseph Solner
                • Evert van Heeckeren heer van Nettelhorst en Molecaten (1693-1724), huwde mer Jacoba Judith Isabella van Rechteren vrouwe van Schulenborg en de Ehze (1693-1748)
                  • Robert Jan Walraven Rudolf heer van Nettelhorst (1714-1729), verdronk op 15-jarige leeftijd in Nijmegen
                  • Adolf Jacob Hendrik heer van Nettelhorst, Batinge en Clooster (1715-1765), huwde Petronella Reiniera van Lintelo vrouwe van Overlaer en De Heest
                    • Evert Christiaan Carel Willem heer van Nettelhorst, Batlinge en Clooster (1744-1816), huwde Henrietta Seyna van Wassenaar tot Echteld (1753-1832), zij waren de laatste bewoners van De Nettelhorst
                      • Adolf Jacob Hendrik Willem heer van Nettelhorst en Batinge (1784-1857), huwde Adriana Luthera Agnes Lubbertina van Heeckeren (1787-1866)
                      • Pieter Reinhard Johan Wild van Heeckeren heer van Marhulsen (1785-1835), huwde in 1814 Wilhelmina Jacoba Anna Maria van Heeckeren van de Heest (1790-1835), notaris in Eibergen en burgemeester van Eibergen van 1813 tot 05-01-1835. Hij was onder andere lid van de Provinciale Staten van Gelderland, controleur van de belastingen, schoolopziener, adjunct-houtvester in de provincie Gelderland en president-kerkvoogd.
                    • Frederik Jan Wilhelm Robert heer van Overlaer(1745-1615), huwde in 1770 Sophia Geertruida Flor. gravin van Rechteren (1750-1827)
                • Ludolf Hendrik Burchard Silvius van Heeckeren heer van Kamferbeek, Wierse, Waliën en Kemnade (1696-1762), huwde 1. Susanne Johanna Everdina Valck, 2. Wilhelmina Frederika van Wijhe vrouwe van Laar (1723-1797), burgemeester van Groenlo en gecommiteerde der Staten Generaal
              • Jacob Derk van Heeckeren van Barlham, later van Enghuizen, Roderlo, Cloese, Langen en Brandsenburg, leenvolger van Nettelhorst (1665-1749), gehuwd met Heilwich Charlotte van Lynden (1161-1728)

Tak Van Kell[brontekst bewerken]

Bekende telgen[brontekst bewerken]


Eigendommen[brontekst bewerken]

De familie is door haar status verbonden met veel verschillende huizen en kastelen, met name in Gelderland en Overijssel.

Literatuur[brontekst bewerken]

  • A.F.H. van Heeckeren, 'Genealogie van de geslachten Van Voorst, Van Heeckeren, Van Rechteren' in: Heraldieke Bibliotheek (1876).

Externe link[brontekst bewerken]



Johann Sigmundt Ranisius[brontekst bewerken]

Vazalisme[brontekst bewerken]

Een vazal is een getrouwe van een koning, hoge edele of geestelijke in de middeleeuwen. Wanneer hij beleend wordt door zijn overste is hij een leenman. Dit gebruik begon onder de Karolingische koningen. Deze hoopten met de belening een groep loyale edelen tot hun beschikking te hebben.

Het woord vazal (Oudfr. vassal, middeleeuws Lat. vassallus of vassus) stamt van het Keltisch woord: gwasawl = dienend, respectievelijk gwas = man of leenman. Een vazal gaf zijn vrije status en bezit op aan een leenheer die hem in ruil veiligheid en werk (eventueel een ambt op zijn landgoed) aanbood. De vazal verplichtte zich tot het vervullen van herendienst en de afdracht van een deel van de oogst als hij boer was (of bleef) op het leen.

Categorie:Middeleeuwen