Pajong
Pajong of pajoeng (Indonesisch: payung, Javaans: songsong) is in het Nederlands vooral de parasol, gebruikt als onderscheidingsteken voor hoogwaardigheidsbekleders in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië.
Herkomst van het woord
[bewerken | brontekst bewerken]Het woord payung heeft in talen als het Maleis, Javaans of Soendanees de alledaagse betekenis parasol of draagbaar scherm tegen felle zonnestraling. Er is geen apart woord voor paraplu, ook een draagbaar regenscherm is een payung. De brede betekenis omvat ook "valscherm" of "parachute". Het wordt ook figuurlijk gebruikt in de zin van scherm of bescherming.[1]
Vorstelijk onderscheidingsteken
[bewerken | brontekst bewerken]Uit oude afbeeldingen, bijvoorbeeld de reliefs op de Borobudur, blijkt dat vorsten in Azië al eeuwenlang begeleiders met een draagbaar zonnescherm kenden. Dit is te vergelijken met het baldakijn in Europa. Afgezien van het praktisch nut was het dus vooral een symbool van vorstelijke of adellijke waardigheid. Op Java bestond er een uitgewerkt stelsel waarbij de rang van de hoogwaardigheidsbekleder bepaalde of hij met een pajong begeleid mocht worden en welke kleur die dan hoorde te hebben. De hoogste, keizerlijke waardigheid gaf het recht een gouden pajong te voeren.
In Boni op Celebes was de teddoem poelawangé, een gouden pajong, een onmisbaar kenteken van de vorstelijke waardigheid.[2]
Bij het maken van staatsieportretten was het gebruikelijk om ook de pajong af te beelden. De pajong bracht veel prestige met zich mee en wie van een voorouder kon zeggen "Adoe... men droeg voor haar de pajong..." gaf daarmee aan een adellijke afstamming te bezitten.
Uitvoering
[bewerken | brontekst bewerken]De pajong is een rond, opvouwbaar zonnescherm, doorgaans gemaakt van geolied papier of textiel. Als teken van waardigheid werd de pajong overal meegedragen, ook wanneer hij niet als bescherming tegen de zon werd gebruikt. Als een vorst zich per koets verplaatste, zou zijn snelheid beperkt worden door het tempo van de dragers van de pajong. Daarom werd de pajong soms aan de koets bevestigd. Dat inheemse vorsten in Nederlands-Indië op hun dienstauto geen vlaggetje, maar een kleine pajong voerden, laat zien dat de pajong tot in de 20e eeuw een krachtig symbool bleef.[3]
Gebruik door de koloniale overheid
[bewerken | brontekst bewerken]In de koloniale periode zocht het Binnenlands Bestuur eerst bewust aansluiting bij de symboliek die de bevolking al kende. Ook voor hogere ambtelijke functies die Nederlanders bekleedden waren pajongs voorgeschreven. De afmeting, kleuren en versieringen (doorgaans vergulde randen) werden bij gouvernementeel besluit per functie voorgeschreven en konden per gebied verschillen. Echtgenotes was het ook toegestaan de pajong van hun man te gebruiken. De voortgaande modernisering van het bestuur in Nederlands-Indië leidde ertoe dat Van Heutsz de pajong als onderscheidingsteken in 1905 weer afschafte.[4]
De koloniale overheid regelde ook wat voor pajongs bepaalde ambtenaren in het Inlands Bestuur mochten voeren. Het gebruik van de pajong als teken van waardigheid werd ook heel praktisch benaderd. Om het belang van inenting tegen besmettelijke ziekten te onderstrepen, kregen vaccinateurs al in 1824 het recht om een pajong te voeren.[5] [6]
- "PAJONG" in het Woordenboek der Nederlandsche Taal; geraadpleegd 2014-10-17
- Gonggrijp G.F.E. Geïllustreerde Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië (1934) Leidsche Uitgeversmaatschappij, Leiden; p. 1102
- ↑ Sugiono, D., e.a. Kamus Besar Bahasa Indonesia. Pusat Bahasa 4e druk (2008); lemma "payung"; geraadpleegd 2014-10-17
- ↑ Zondervan, H. (ed.) "Boni" in: Winkler Prins' geïllustreerde encyclopaedie 4e druk deel 3 (1915) Elsevier, Amsterdam; p. 722; geraadpleegd 2015-06-06
- ↑ Rijksvoorlichtingsdienst Parade t.g.v. 125-jarig bestaan Militaire Willems-Orde (30 april 1940); bij 22:15; geraadpleegd 2014-10-17
- ↑ Brooshooft, P. "Daendels - Van Heutsz" in: De Beweging jrg. 3 (1907 ) Maas & Van Suchtelen, Amsterdam p.332 e.v.; geraadpleegd 2014-10-17
- ↑ Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië, 1907. Geraadpleegd op Delpher op 23-01-2021, Link via Delpher
- ↑ Hesselink, E.Q. Genezers op de koloniale markt : inheemse dokters en vroedvrouwen in Nederlandsch Oost-Indië, 1850-1915 (2009) Vossiuspers UvA, Amsterdam; ISBN 9789056295639; p. 96; geraadpleegd 2014-10-17