Panopticum (architectuur)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Blauwdruk van een panopticum van de hand van Jeremy Bentham, 1791
Jeremy Bentham (Londen 1748–1832) was utilist en pleitbezorger van individuele en economische vrijheid, scheiding van kerk en staat, vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten voor vrouwen, dierenrechten en de afschaffing van slavernij en fysieke straf (ook voor kinderen), het recht op echtscheiding en vrije handel.
Het principe van het panopticum is in Nederland toegepast in de koepelgevangenis van Breda, Arnhem en Haarlem (foto).
Het panopticon is de tegenstelling van de kerkers die Francisco Goya in zijn tijd schilderde: massa versus individu, duisternis versus licht, bedreiging versus beheersing.
Haarlem, 1910, constructie van het panopticon.

Het panopticum of panopticon, een latinisering van het Griekse πανόπτης, panoptēs ('alziend'), is een architectonisch principe, in 1791 beschreven door de Engelse liberale filosoof Jeremy Bentham. Het panopticon maakt het mogelijk groepen te controleren, te disciplineren, te bewaken, bestuderen, vergelijken en te verbeteren. Een gebouw volgens dit principe ontworpen bestaat uit een centrale hal met daarrond ringen van cellen over verschillende verdiepingen gestapeld. Een cel heeft twee ramen: één naar buiten en één op de centrale hal gericht. Eén opzichter in de hal volstaat om alle bewoners te bewaken, te kennen en te beheersen. Het panopticum dient volgens Bentham veel doelen: als gevangenis, als school, als werkplaats of hospitaal. Tegenwoordig wordt het panopticon vooral geassocieerd met een gevangenis in het algemeen of een koepelgevangenis in het bijzonder.

Een panopticum is verder: een verzameling wassen beelden, een wassenbeeldenmuseum en een wassenbeeldenspel.

Beheersing[bewerken | brontekst bewerken]

Het panopticon hoort bij een geordende maatschappij die alles zichtbaar maakt en beheerst. Het doet denken aan George Orwell en zijn 1984. Het model functioneert in instellingen die mensen vormen en socialiseren. Volgens Bentham is het nuttig 'voor regeerders om voor hoogst belangrijke doeleinden te gebruiken' of een middel 'om alles wat met een zeker aantal mensen samenhangt, hun totale levensomstandigheden, te kennen en te beheersen.'

Principes[bewerken | brontekst bewerken]

Principes die het panopticon toepast:

  1. Individualisering: Elke bewoner heeft een vaste plaats, ziet geen medebewoners en heeft geen contact. Het panopticon is de tegenstelling van de kerkers die Francisco Goya in diezelfde tijd schilderde waarin de donkere massa in het halfduister verloren gaat.
  2. Volledige zichtbaarheid van het geïsoleerde individu: Dit individu wordt gezien zonder zelf te zien. Hij is object van informatie en wetenschap, nooit een subject dat kan communiceren.
  3. Een asymmetrische machtsrelatie met de opzichter: Het gebouw is zo geconstrueerd dat de opzichter de celbewoners ziet, maar zij hem niet, sterker, zij vermoeden zijn aanwezigheid alleen maar.
  4. Machtsmaximalisering: Het is onnodig dat er permanent een opzichter is. Het besef dat men gecontroleerd kan worden, verzekert rust en orde. Mensen passen hun gedrag aan, omdat zij gezien kunnen worden. In hun beleving neemt de alomtegenwoordigheid van controle plaats.
  5. Het panopticon voelt nauwelijks als onderdrukkend aan.

Gaat het om gevangenen dan is er geen gevaar voor ontsnappingen, gaat het om scholieren dan is er geen gevaar voor spieken, gaat het om arbeiders dan kan geklets vermeden worden, zieken kunnen elkaar niet besmetten en psychiatrische patiënten kunnen elkaar niet aansteken.

Machtsmachine[bewerken | brontekst bewerken]

De 'machtsmachine' verschuift de macht van de sterkste naar de slimste. Bentham beschrijft hoe in het panopticum macht en kennis samengaan. Experimenten in dit 'laboratorium van de macht' zorgen voor kennisproductie. Volgens Bentham bestaan de effecten 'uit het extra vermogen dat het kan geven aan elke institutie waar men het op toepast.' Het is te integreren in elke maatschappelijke functie: genezen, straffen, opvoeden of produceren. Bentham droomt dat het uitgroeit tot in alles doordringend en bewakend netwerk.

Michel Foucault en de disciplinering[bewerken | brontekst bewerken]

Panopticisme[bewerken | brontekst bewerken]

In zijn boek Discipline, toezicht en straf, vertaald uit het Franse Surveiller et punir: Naissance de la prison uit 1975, gebruikt Michel Foucault het panopticisme, of panoptisme als een metafoor om de disciplinering duidelijk te maken. De disciplinering is een machtstype dat zich in de 17de en de 18de eeuw manifesteert en samen met het kapitalisme opduikt. Disciplinering verloopt via onopvallende technieken zoals de bel, het rooster, de dagindeling, het koppelen van handelingen aan ruimtes, de dril, de rij, het bevel,... Het maakt mensen kenbaar, kneedbaar en beheersbaar. Hierbij staat de norm of de macht van het normale centraal. De normaalverdeling brengt verschillen tussen individuen in kaart via toetsen en examens, testen of proeven. In deze toetsingstechnieken komen macht en kennis samen in de figuur van de geneesheer, de onderwijzer, de politieagent, de welzijnswerker. Foucault werkt dit uit voor de school, de gevangenis en het ziekenhuis waar macht en observatie wetenschappen zoals de pedagogie, de criminologie en de geneeskunde mogelijk maakten. Kortom, disciplines en toetsen maakten de menswetenschappen mogelijk. Panoptische instellingen verbinden tijd en ruimte via de dril en het rooster: het individu schikt zich in het regime van het instituut. De verbinding van macht en kennis komt tot uiting in de test en het examen die iedereen op een normaalverdeling plaatsen. In de negentiende eeuw begeleidt het panoptisme de industrialisatie. Nationale regeringen zijn in staat om effectief toezicht te houden op de criminelen, bedelaars en vagebonden door ze te registreren via de georganiseerde politie. Carl Friedrich Gauss (een generatie jonger dan Bentham) ontwikkelt de normaalverdeling, de gausscurve. De wetenschap van de staat – letterlijk de statistiek – ontpopt zich tot een “instrument de surveillance et de controle, dans les diverses branches des services publiques” en maakt mensen en groepen klasseer-, observeer- en berekenbaar. Die populatiecontrole onderscheidt ‘de samenleving’ van wat erbuiten valt.[1]

Galerij[bewerken | brontekst bewerken]

Macht produceert weten[bewerken | brontekst bewerken]

Het objectiverings- en individualiseringsproces deed de menswetenschappen ontstaan zoals de pedagogie, criminologie, andragogie, sociologie en psychologie. Het individu dat deze disciplines beschrijven, meten en vergelijken, is een individu dat men kan normaliseren, controleren, corrigeren en dresseren. Het moderne individu is effect en object van macht én wetenschap. Vooral de zwakkere groepen zijn geliefd: vrouwen, kinderen, zieken, waanzinnigen, gevangenen, zwervers en arbeiders. Foucault benadrukt dat macht en wetenschap samen gaan. Te vaak wordt macht als iets negatiefs beschreven: macht zou 'buitensluiten, onderdrukken, censureren, versluieren, enz.' De kennis zou zich hier verre van houden en juist alleen maar gedijen in belangeloosheid. Beide voorstellingen zijn onjuist, stelt Foucault. De macht is niet negatief maar productief en 'positief', zij produceert iets werkelijks. In dit concrete geval produceert zij kennisterreinen en waarheidsrituelen. Het moderne individu en de menswetenschappen ontstaan samen.

Bentham als inspirator[bewerken | brontekst bewerken]

De ideeën van Bentham dringen in de loop van de negentiende eeuw door bij diverse visionairen die zijn plannen aanpassen.

  • Jozef Guislain, een arts uit een architectenfamilie, vindt dat het ontwerp van een instelling behulpzaam is bij de genezing van psychiatrische patiënten. In zijn Gentse psychiatrische kliniek maken kloosterzusters uit Menen kennis met de functionele ruimtelijke schikking. Dit concept koppelt een zicht op de zieken en het nut ervan bij de behandeling van de ziekte aan elkaar. Zij brengen dit over naar hun psychiatrische kliniek in Menen.
  • In het Hospital de Sant Pau in Barcelona zijn alle gebouwen met elkaar verbonden door ondergrondse gangen die geschikt zijn voor het verplaatsen van ziekenhuisbedden. Om hun onderhoud te vergemakkelijken bevinden de technische installaties zich in de open lucht.
  • De industrieel Henri De Gorge past de principes toe als hij in het begin van de negentiende eeuw Le Grand-Hornu bouwt, een mijnwerkersstad ten zuidwesten van Bergen. Brede straten waarborgen het overzicht en maken charges van de bereden politie of de rijkswacht efficiënter. Deze nieuwe stad is functioneel in al zijn aspecten, in tegenstelling tot oude volkswijken, waar het volk meester is in de steegjes. Alle huizen zijn er gelijk, behalve de hoekhuizen, die zijn iets groter en strategisch gelegen. Daar wonen de opzichters die hun functie niet alleen in de mijn uitoefenen, maar vanuit hun hoekhuis ook in de woonomgeving overzicht houden.
  • De Engelse stad Middlesbrough gebruikt camera's en luidsprekers om burgers te berispen als zij overtredingen begaan, zoals een peuk op de grond gooien.

Verwijzingen[bewerken | brontekst bewerken]

Voetnoten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. SCHINKEL W. De nieuwe preventie. Actuariële archiefsystemen en de nieuwe technologie van de veiligheid. In: Krisis. Tijdschrift voor actuele filosofie, 2009, p. 10.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Hans Achterhuis. De markt van welzijn en geluk. Een kritiek van de andragogie. Baarn, Ambo, 1982.
  • Michel Foucault. Discipline, Toezicht en Straf. De geboorte van de gevangenis, Historische uitgeverij, Groningen, 1997.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]