Portaal:Biologie/Uitgelicht/46

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Een bijenvolk is een sterke sociale eenheid, het individu binnen die gemeenschap telt niet. Een bijenvolk verandert van sterkte naar gelang het jaar kouder of warmer wordt. Dus in de winter zijn er minder bijen in een volk dan tijdens het hoogseizoen (juni-juli). In het hoogseizoen bestaat een bijenvolk uit 50.000 a 60.000 bijen. Dit terwijl in het vroege voorjaar er 'slechts' 15.000 bijen in een volk zijn.

Om zo'n bijenvolk levensvatbaar te houden, hebben de bijen al miljoenen jaren geleden een leefpatroon ontwikkeld, waarbij de werkzaamheden zijn verdeeld en de voortplanting gegarandeerd.

Er zijn binnen een volk drie typen bijen: een koningin, werksters en darren. De koningin is een vrouwelijke bij, die voor het nageslacht zorgt. De werksters zijn onvruchtbare vrouwelijke bijen, die al het nodige werk doen. De darren zijn de mannelijke bijen, zij bevruchten de koningin en zijn daarna niet meer nodig.

De darren halen zelf geen voedsel, maar worden gevoerd door de werksters. In de nazomer, wanneer er minder honing gehaald wordt en de darren niet meer nodig zijn, jagen de werksters hen de kast uit. Als zij niet goedschiks willen gaan, dan maar kwaadschiks: de werksters steken de darren dood en gooien ze buiten de woning, dit wordt ook de darrenslacht genoemd.