Portaal:Insecten/Uitgelicht/13

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Springstaarten

De springstaarten (Collembola, Latijn voor kleefbuis) zijn een orde van zespotigen.

Sommige taxonomen beschouwen deze groep dieren als primitieve insecten, anderen plaatsen ze, samen met de protura en de diplura, binnen de zespotigen als een aparte groep buiten de eigenlijke insecten. Dit heeft tot gevolg dat in sommige indelingen de springstaarten als klasse worden gezien.

Hoewel de leden van genoemde drie groepen allemaal monddelen hebben die in een buidel binnen de kop liggen (entognatha) lijken volgens recent onderzoek van hun mitochondriaal DNA de Collembola toch niet nauwer verwant te zijn met de twee andere groepen dan met de insecten; sterker nog, de collembola lijken minder aan de insecten verwant dan de meeste schaaldieren (Crustacea).

Kenmerken[brontekst bewerken]

De springstaart wordt gekenmerkt door monddelen die in de kop liggen, een buisvormig orgaan -de collofoor- onder het abdomen (waar ze hun wetenschappelijke naam aan ontlenen) en (bijna altijd) een gevorkte staart (furcula) (waaraan ze hun Nederlandse naam ontlenen). Met behulp van deze staart kunnen ze bij gevaar wegspringen. De meeste Collembola zijn minder dan 6 mm lang, veel soorten worden slechts enkele millimeters. Antennen zijn altijd aanwezig; cerci nimmer.

Collembola leven in het algemeen in de bovenste lagen van de bodem (strooisellaag) en voeden zich met rottend organisch materiaal en schimmels. Ze kunnen daar in enorme aantallen voorkomen - honderden of duizenden per vierkante meter in de meeste Nederlandse tuinen.

Verder lezen