Dwergboterbloem

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Ranunculus pygmaeus)
Dwergboterbloem
Dwergboterbloem
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Angiospermae (Bedektzadigen)
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Orde:Ranunculales
Familie:Ranunculaceae (Ranonkelfamilie)
Geslacht:Ranunculus (Boterbloem)
Soort
Ranunculus pygmaeus
Wahlenb. (1812)
habitus
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Dwergboterbloem op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De dwergboterbloem (Ranunculus pygmaeus) is een overblijvende plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae) die te vinden is in het noordpoolgebied en in de alpiene zone van de Europese en Noord-Amerikaanse hooggebergtes.

Naamgeving en etymologie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Frans: Renoncule naine
  • Engels: Pygmy buttercup, Dwarf buttercup
  • Italiaans: Ranuncolo pigmeoo

De botanische naam Ranunculus is afgeleid van het Latijnse rana (kikker) en betekent 'kleine kikker', naar de voorkeur van waterranonkels voor waterrijke standplaatsen. De soortaanduiding pygmaeus is uiteindelijk afkomstig van het Oudgrieks πυγμαῖος (pugmaios), dat 'dwergachtig' betekent.[1]

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De dwergboterbloem is een kleine, overblijvende, kruidachtige plant, tot 5 cm hoog. De kruipende of halfopgaande bloemstengel is onvertakt en draagt een enkele bloem. De grondbladeren zijn niervormig, drie- tot vijflobbig, met diep ingesneden, stompe lobben.

De bloemen zijn zeer klein, radiaal symmetrisch, tot 6 mm in doorsnede met vijf behaarde kelkblaadjes en eveneens vijf bleekgele kroonblaadjes. Na de bloei strekt de bloemstengel zich uit tot hoog boven de grondbladeren.

De plant bloeit rond juli.

Habitat en verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

De dwergboterbloem groeit voornamelijk op vochtige plaatsen zoals in graslanden en in mostapijten, dikwijls vlak bij sneeuwveldjes, in de subalpiene en de alpiene zone van het hooggebergte, van 1.800 tot 2.800 m hoogte.

De plant kent een alpien-arctische verspreiding, ze komt voor in het hele noordpoolgebied en daarbuiten in de Alpen en het Tatra-gebergte, de bergen van Scandinavië en de Rocky Mountains in Noord-Amerika.