Hoefijzerneuzen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Rhinolophinae)
Hoefijzerneuzen
Fossiel voorkomen: Eoceen tot heden
Grote hoefijzerneus (tekening)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Mammalia (Zoogdieren)
Orde:Chiroptera (Vleermuizen)
Superfamilie:Rhinolophoidea
Familie
Rhinolophidae
Gray, 1825
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Hoefijzerneuzen op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Zoogdieren

Hoefijzerneuzen (Rhinolophidae) zijn een familie van vleermuizen (Chiroptera) die voorkomt in Europa, Afrika, Azië, Australië en Noord-Amerika. Ze zijn nauw verwant aan de bladneusvleermuizen van de Oude Wereld (Hipposideridae) en worden vaak tot dezelfde familie gerekend.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Hoefijzerneuzen danken hun naam aan hun neusblad, een vaak grillig gevormd aanhangsel op de neus. Dit bestaat bij de hoefijzerneuzen uit drie hoefijzervormige lappen: de onderste hoefijzervormige neuskwabben, met aan de wortel de openingen, een in de lengterichting lopende kam en het bovenste, spits, toelopende 'lancet'. De functie van het neusblad is niet geheel duidelijk, maar mogelijk dient het om het geluid van echolocatiesignalen te concentreren. Dit geluid kan heen en weer 'gezwiept' worden om zo de omgeving te 'scannen'. De vacht van de hoefijzerneuzen is los en zacht en kan allerlei kleuren hebben, van zwart tot oranjerood, hoewel grijs- of roodbruin het meest voorkomt. Hoefijzerneuzen zijn kleine tot vrij grote vleermuizen met zeer brede vleugels. De grote, spits toelopende oorschelpen hebben geen oordeksels. De oren kunnen apart bewegen.

Hoefijzerneuzen (wijfjes) hebben twee echte en twee "valse" tepels (aarstepels). De valse tepels ontwikkelen zich bij de eerste zwangerschap en bevinden zich vlak bij de genitale opening. Deze worden door de jongen gebruikt om zich aan vast te houden als de moeder op de kop hangt. De jonge dieren hangen zo met de kop naar boven.

Voedsel en gedrag[bewerken | brontekst bewerken]

Zoals de meeste vleermuizen zijn hoefijzerneuzen insecteneters en vangen ze hun prooi op de vleugels in de lucht. Kleine prooien worden bewaard in wangzakken, grotere prooien worden ter plekke gegeten. Ze zijn 's nachts actief; de dag brengen ze door in holen, grotten, holle bomen of tussen de takken van bomen. De dieren zijn dan in hun vlieghuid gewikkeld als in een mantel. Hoefijzerneuzen hangen soms met één achterpoot ondersteboven.

De hoefijzerneuzen die leven in de gematigde streken houden in de winter een winterslaap. Soms wordt deze echter onderbroken.

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

Deze dieren wonen in gematigde en tropische gebieden van zuidelijk Europa, Afrika, en het zuiden van Azië aan noordelijk en oostelijk Australië, met inbegrip van vele Pacifische eilanden. Wereldwijd leven er ongeveer 70 soorten (die allen tot Rhinolophus behoren). Vijf van deze soorten zijn in Europa aan te treffen.

Indeling[bewerken | brontekst bewerken]

De familie omvat de volgende soorten: