Na enkele kilometers van aanvallen was er een kopgroep ontstaan van 26 renners. Deze groep bevatte onder andere Bauke Mollema, Ilan Van Wilder en Laurens Huys. Enkele kilometers later voegden vier Italianen zich bij deze groep, het totale aantal kwam daardoor op 30. Met nog 100 kilometer te gaan waren er vijf renners uit de kopgroep die zich afsplitsten van de rest. Dat waren Samuele Battistella, Nico Denz, Sebastian Berwick, Toms Skujiņš en Alessandro Tonelli. Denz, Berwick en Skujiņš waren de besten van deze kopgroep en wisten zich af te splitsen. Met nog 3 kilometer te gaan hadden de drie vooraan zo'n negen minuten voorsprong op het peloton. De lange sprint werd gestart door Denz op kop. De andere twee renners konden er niet overheen komen. Berwick moest de anderen op zo'n 100 meter voor de finish achterlaten, enkele meters later kwam ook Skujiņš erachter dat Denz de sterkste was. Zodoende kwam Denz als eerste over de finish en boekte hiermee de belangrijkste zege in zijn carrière.
De top-10 van het algemeen klassement is na deze etappe ongewijzigd.