Lijst van Tweede Kamerleden 1894-1897

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De samenstelling van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1894-1897 biedt een overzicht van de Tweede Kamerleden in de periode na de Tweede Kamerverkiezingen van 10 april 1894. De zittingsperiode ging in op 16 mei 1894 en eindigde op 20 september 1897.

Nederland was verdeeld in 84 kiesdistricten, waarin 100 Tweede Kamerleden werden verkozen.[1] Om een district te winnen moest een kandidaat de absolute meerderheid van uitgebrachte stemmen verwerven. Indien nodig werd een tweede verkiezingsronde gehouden tussen de twee hoogstgeplaatste kandidaten uit de eerste ronde.

Gekozen bij de verkiezingen van 10 en 24 april 1894[bewerken | brontekst bewerken]

Vooruitstrevende Kamerclub (32 zetels)[bewerken | brontekst bewerken]

Bahlmannianen (21 zetels)[bewerken | brontekst bewerken]

Vrije Liberalen (19 zetels)[bewerken | brontekst bewerken]

ARP (7 zetels)[bewerken | brontekst bewerken]

VAR (7 zetels)[bewerken | brontekst bewerken]

Schaepmannianen (4 zetels)[bewerken | brontekst bewerken]

Liberalen (4 zetels)[bewerken | brontekst bewerken]

Radicale Bond (2 zetels)[bewerken | brontekst bewerken]

Conservatief-Liberaal (2 zetels)[bewerken | brontekst bewerken]

Radicaal-Liberaal (1 zetel)[bewerken | brontekst bewerken]

Onafhankelijk a.r. (1 zetel)[bewerken | brontekst bewerken]

Bijzonderheden[bewerken | brontekst bewerken]

  • In 27 kiesdistricten was een tweede verkiezingsronde nodig vanwege het niet-behalen van de absolute meerderheid door de hoogst geëindigde kandidaat. Deze tweede ronde werd gehouden op 24 april 1894.
  • Otto Jan Herbert van Limburg Stirum (VAR) werd verkozen in twee kiesdistricten, Katwijk en in de tweede stemronde eveneens in Schiedam. Hij opteerde voor Schiedam; als gevolg hiervan vond op 11 en 25 mei 1894 een naverkiezing plaats in Katwijk. In de tweede stemronde werd Johannes Hendricus Donner (ARP) verkozen, die op 19 juni 1894 werd geïnstalleerd.
  • Johan George Gleichman (vrije liberalen) werd verkozen in drie kiesdistricten, Rotterdam, 's-Gravenhage en in de tweede stemronde eveneens in Amsterdam. Hij opteerde voor Amsterdam; als gevolg hiervan vonden op 11 mei 1894 naverkiezingen plaats in Rotterdam en 's-Gravenhage. Daarbij werd Jan van Gennep (vrije liberalen) gekozen in Rotterdam'; in 's-Gravenhage was een tweede stemronde nodig omdat geen enkele kandidaat de absolute meerderheid had gehaald. In die stemronde, die op 25 mei 1894 werd gehouden, werd Jacobus Marinus Pijnacker Hordijk (Vooruitstrevende Kamerclub) verkozen, die op 28 juni 1894 werd geïnstalleerd.
  • Hendrik Goeman Borgesius (Vooruitstrevende Kamerclub) werd verkozen in twee kiesdistricten, Zutphen en in de tweede stemronde eveneens in Sneek. Hij opteerde voor Zutphen; als gevolg hiervan vond op 11 en 25 mei 1894 een naverkiezing plaats in Sneek. In de tweede stemronde werd Theo Heemskerk (ARP) verkozen, die op 19 juni 1894 werd geïnstalleerd.
  • Willem Hendrik de Beaufort (1845-1918) (vrije liberalen) werd verkozen in drie kiesdistricten verkozen, Utrecht en in de tweede stemronde eveneens in Amsterdam en Delft. Hij opteerde voor Amsterdam; als gevolg hiervan vond op 15 mei 1894 een naverkiezing plaats in Utrecht en op 18 mei in Delft. In Utrecht werd Jacob Nicolaas Bastert (conservatief-liberaal) verkozen, in Delft Gerard Jacob Theodoor Beelaerts van Blokland (VAR). Beiden werden op 22 mei 1894 geïnstalleerd.
  • Joan Röell (vrije liberalen) werd verkozen in twee kiesdistricten, Haarlem en Utrecht. Hij opteerde voor Utrecht; als gevolg hiervan vond op 16 mei 1894 in Haarlem een naverkiezing plaats, waarbij Antonie Jacob Willem Farncombe Sanders (Vooruitstrevende Kamerclub) werd verkozen die op 22 mei dat jaar werd geïnstalleerd.
  • Joan Röell (vrije liberalen) nam uiteindelijk ook zijn verkiezing in het kiesdistrict Utrecht niet aan vanwege zijn benoeming als minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Röell. Bij een naverkiezing op 5 juni 1894 in Utrecht werd Abraham van Karnebeek (vrije liberalen) verkozen, die op 19 juni dat jaar werd geïnstalleerd.
  • Willem van der Kaay (vrije liberalen) werd in de tweede stemronde verkozen in het kiesdistrict Alkmaar, maar besloot zijn verkiezing niet aan te nemen vanwege zijn benoeming als minister van Justitie in het kabinet-Röell. Bij een naverkiezing op 5 juni 1894 in Alkmaar werd Adrianus Petrus de Lange (liberalen) verkozen, die op 14 juni 1894 werd geïnstalleerd.
  • In de kiesdistrict Elst hadden de twee overgebleven kandidaten uit de eerste ronde, E.D. de Meester en Willem Henricus Jacobus Theodorus van Basten Batenburg (Bahlmannianen), in de tweede stemronde evenveel stemmen behaald. Daarom werd op 12 en 26 juni 1894 een naverkiezing gehouden in Elst. In de tweede stemronde werd Van Basten Batenburg verkozen, die op 18 september dat jaar werd geïnstalleerd.

Tussentijdse mutaties[bewerken | brontekst bewerken]

1894[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1 juli: Abraham Kuyper nam om gezondheidsredenen ontslag als voorzitter van de antirevolutionaire Kamerclub. Jan van Alphen werd aangesteld als zijn opvolger.
  • 7 oktober: Simon Taco Land (Vooruitstrevende Kamerclub) overleed. Als gevolg hiervan werden op 30 oktober en 13 november dat jaar tussentijdse verkiezingen gehouden in het kiesdistrict Den Helder. In de tweede stemronde werd Andries Popke Staalman (Groep Staalman) verkozen, die op 27 november 1894 werd geïnstalleerd.

1895[bewerken | brontekst bewerken]

  • 25 augustus: Bernardus Reinierus Franciscus van Vlijmen (Bahlmannianen) nam ontslag vanwege zijn bevordering tot luitenant-kolonel. Bij een tussentijdse verkiezing op 24 september dat jaar in Veghel werd van Vlijmen herkozen, waarna hij op 10 oktober 1895 werd geïnstalleerd.

1896[bewerken | brontekst bewerken]

1897[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1 januari: Theodoor Philip Mackay (VAR) nam ontslag vanwege zijn benoeming tot lid van de Rekenkamer. Daarom werden op 26 januari en 10 februari 1897 tussentijdse verkiezingen gehouden in het kiesdistrict Hilversum. In de tweede stemronde werd Jan Hendrik Jacob Quarles van Ufford verkozen, die op 16 februari dat jaar werd geïnstalleerd.
  • 2 maart: Willem Jan Roijaards van den Ham (liberalen) overleed. Bij een tussentijdse verkiezing op 30 maart 1897 in Breukelen werd Jan Elias Huydecoper van Maarsseveen en Nigtevecht verkozen, die op 6 april dat jaar werd geïnstalleerd.
  • 14 maart: Gerard Jacob Theodoor Beelaerts van Blokland (VAR) overleed. Bij een tussentijdse verkiezing op 9 april 1897 in Delft werd Nicolaas Pierson (liberalen) verkozen als zijn opvolger. Pierson werd, gezien de nog korte resterende zittingsduur, niet meer formeel geïnstalleerd.
  • 23 maart: Adrianus Petrus de Lange (liberalen) overleed. Bij een tussentijdse verkiezing op 20 april 1897 in Alkmaar werd Eduard Fokker (liberaal) verkozen als zijn opvolger. Fokker werd, gezien de nog korte resterende zittingsduur, niet meer formeel geïnstalleerd.
  • 5 april: Jan van Gennep (vrije liberalen) nam ontslag vanwege zijn benoeming tot lid van de Raad van State. Bij een tussentijdse verkiezing op 27 april 1897 in Rotterdam werd Eduard Ellis van Raalte (liberalen) verkozen. Van Raalte werd, gezien de nog korte resterende zittingsduur, niet meer formeel geïnstalleerd.