Sela (persoon)

Sela (Hebreeuws: שֵׁלָה (Sje·lah'); vermoedelijk Smeekbede) is een persoon uit de Bijbel.

Hij is de derde zoon die Juda bij zijn Kanaänitische vrouw heeft verwekt. Zijn oudste broer, Er, was een vrouw genaamd Tamar gegeven. Er stierf echter, dus kreeg Tamar Ers jongere broer Onan. Deze stierf echter ook, maar de jongste broer, Sela, was nog te jong, oordeelde Juda.

Nakomelingen van Sela

Sela's nageslacht worden de Selanieten genoemd. Het boek 1 Kronieken zegt over hen:

²¹ De zonen van Sela, de zoon van Juda, waren Er, de vader van Lecha, en Lada, de vader van Maresa, en de geslachten van het huis van de linnenwevers in het huis van Asbea.

²² Verder Jokim, en de mannen van Chozeba, en Joas en Saraf (die over de Moabieten geheerst hebben) en Jasubi-Lehem. Dit alles is echter lang geleden.

²³ Zij waren pottenbakkers en woonden in Netaïm en Gedera. Zij verbleven daar bij de koning, in zijn dienst.

In het Bijbelboek Nehemia worden ze genoemd onder diegenen die uit Babylonische ballingschap terugkeerden.

Stamboom van Juda

Jakob

Lea

Sua

Juda

Batsua

Tamar

Er

Onan

Sela

Zerach

Peres

Machir

Zimri of Zabdi

Etan

Heman

Kalkol

Dara

Chamu

Chesron

Abia

Gilead

Karmi

Azarja

Jerachmeël

Atara

Ram

Kelubai

Azuba

Efrat

Segub

Achar

Amminadab

Jeriot

Sobab

Chur

Aschur

Jaïr

Jeser

Ardon

Buna

Osem

Onam

Nahesson

Uri

Ram

Oren

Achia

Salma

Elimelech

Noömi

Bezaleël

Maäs

Eker

Jada

Jamin

Sammai

Boaz

Ruth

Machlon

Kiljon

Orpa

Nadab

Abisur

Abihaïl

Jeter

Jonathan

Obed

Seled

Appaïm

Achban

Molid

Pelet

Zaza

Isaï

Jisi

Eliab

Abina

Simea

Netha

Radai

Sesan

Raddai

Ozem

David

Zeruja

Abigail

Jether

Achlai

Jarcha

Abisai

Joab

Asaël

Amasa

Attai

Natan

Eflal

Obed

Jehu

Azarja

Cheles

Elasa

Elisama

Jekamja

Sallum

Sisemai

Bronnen, noten en referenties

Literatuur

• Het verslag over Juda en Tamar in Genesis 38 (Herziene Statenvertaling)