Sepioliet
Sepioliet | ||||
---|---|---|---|---|
Mineraal | ||||
Chemische formule | Mg4Si6O15·6(H2O) | |||
Kleur | Grijswit, grijs, geelwit, groenwit, blauwwit of lichtroze | |||
Streepkleur | Wit | |||
Hardheid | 2 | |||
Gemiddelde dichtheid | 2 kg/dm3 | |||
Glans | Dof | |||
Opaciteit | Opaak | |||
Splijting | Perfect | |||
Kristaloptiek | ||||
Kristalstelsel | orthorombisch[1] | |||
Lijst van mineralen | ||||
|
Het mineraal sepioliet of meerschuim (ook zeeschuim), is een gehydrateerd magnesium-silicaat met de chemische formule Mg4Si6O15·6(H2O).
Eigenschappen
[bewerken | brontekst bewerken]Het grijswitte, grijze, geelwitte, groenwitte, blauwwitte of lichtroze sepioliet heeft een doffe glans, een witte streepkleur en de splijting van het mineraal is perfect volgens een onbekend kristalvlak. Het kristalstelsel is orthorombish. Sepioliet heeft een gemiddelde dichtheid van 2, de hardheid is 2 en het mineraal is niet radioactief.
Naamgeving
[bewerken | brontekst bewerken]De naam van het mineraal sepioliet is afgeleid van de Oudgriekse woorden σηπία (sēpia), "inktvis" en λίθος (lithos), dat "steen" betekent.
Het woorddeel "meer" van "meerschuim" betekent "zee", zoals in het Duits.
Voorkomen
[bewerken | brontekst bewerken]Het mineraal sepioliet wordt gevormd in brandingen aan diverse kusten.[bron?] Het is ook een secundair mineraal in serpentinieten. De typelocatie is Eskişehir in Turkije.
Kristalstructuur
[bewerken | brontekst bewerken]Het kristalstelsel waartoe sepioliet behoort, is orthorombisch, met als ruimtegroep P2-1-2-1-2-1. Dit op grond van elektronendiffractieonderzoek.[2] Palygorskiet is eveneens orthorombisch, met als ruimtegroep P2-1-2-1-2-1. Dit is eveneens vastgesteld d.m.v. elektronendiffractie als ook door röntgendiffractie en X-ray-camera-onderzoek.[3] Op grond van deze kristallografische gegevens behoren sepioliet en palygorskiet tot de hormietgroep.[4][5] Niet alleen in hun kristalstructuur zijn sepioliet en palygorskiet verwant, maar ook in hun ontstaanswijze, voor zover dat hun marien-lagunaire vorming betreft.[6]
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ B.B. Zvyagin, K.S. Mishchenko and V.A. Shitov: 'Electron diffraction data on the structures of sepiolite and palygorskite'. In: Soviet physics - Crystallograpy, vol. 8, no 2, 1963, p.148-
- ↑ B.B. Zvyagin, K.S. Mishchenko and V.A. Shitov: 'Electron diffraction data on the structures of sepiolite and palygorskite'. In: Soviet physics - Crystallograpy, vol. 8, no 2, 1963, p.148-153
- ↑ J. Wiersma: Provenance, genesis and paleogeographical implications of microminerals occurring in sedimentary rocks of the Jordan Valley area. PhD Thesis, University of Amsterdam, 1970. (Ook verschenen als: Publ. Fys. Geogr. Bodemk. Lab. Univ. Amsterdam, no. 15.) Digitale versie
- ↑ B.F. Jones & E. Galan: 'Sepiolite and palygorskite'. In: Hydrous Phyllosilicates (ed. S.W. Bailey, 1988). Reviews in Mineralogy, vol. 19, ch. 16
- ↑ Martin Vivaldi, J.L. and R.H.S. Robertson, in: 'The electron-opticle of clays'. Minerological Society (Clay Minerals Group), ed. J.A. Guard, 1971
- ↑ Lucian W. Zalazny & Frank G. Calhoun: 'Palygorskite, (attapulgite), sepiolite, talc, pyrophyllite, and zeolites'. In: 'Minerals in soil environments. Soil Society of America, 1977