Sigarenindustrie in de Benelux

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Sigarenindustrie (Benelux))
Sigarenfabriek te Tilburg in circa 1890

Dit artikel behandelt de sigarenindustrie in de Benelux.

De sigarenindustrie in Nederland behoorde ooit tot de belangrijkste ter wereld, maar er is weinig van over. Vele sigarenfabrieken werden in de laatste decennia van de 19e eeuw opgericht en een groot aantal daarvan waren nog in bedrijf tot aan het eind van de jaren 60 van de 20e eeuw. In de Benelux werden anno 2010 de meeste sigaren in België vervaardigd.

Voormalige sigarenproducenten[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Bioscoopjournaal uit 1947 over de sigarenfabricage.
Sigarenbandjes van Firma Hoekx en Maas, Valkenswaard
Sigarenblikje van het merk
Weinthal & Co

Noord-Brabant[bewerken | brontekst bewerken]

In het verleden was de sigarenindustrie in Eindhoven zeer belangrijk. Op het eind van de 19e eeuw werd de stad wel La ville fumée (de gerookte stad) genoemd. Er waren meer dan vijftien sigarenfabrieken, waaronder enkele zeer grote, zoals Karel I, Senator, en Aida. Ook de omgeving van Eindhoven, met name de Kempen, kende de nodige fabrieken, en wel te Bladel (Derk de Vries), Duizel (Agio), Eersel (Henri Wintermans), Hapert (Cadena en Claassen), Valkenswaard (Willem II, Botycos en Hofnar) (sigarenindustrie Valkenswaard), Waalre (Swane), Zeelst Duc George, Veldhoven Velasques, Sint-Oedenrode (Mignot & De Block, filiaal van Eindhoven). Verder waren er fabrieken in Boxtel (La Paz en Elisabeth Bas). In Cuijk waren de Victor Hugo fabrieken te vinden. In Tilburg werd de Gulden Vlies sigaar vervaardigd.

Utrecht[bewerken | brontekst bewerken]

De sigarenindustrie van Veenendaal was beroemd. Er waren grote fabrieken van de merken Panter en Ritmeester. In het nabijgelegen Wageningen stonden de Schimmelpenninck fabrieken. In Amersfoort was een fabriek van Otto Roelofs en in Utrecht van het merk Carl Upman. In de stad Utrecht was G. Ribbius Peletier de eerste in Nederland die meisjes en vrouwen werk verschafte in zijn fabriek, met gescheiden werkplekken voor mannen en vrouwen. Uit Baarn kwam het merk 'Washington' en uit Culemborg 'Graaf Egbert'.

Overijssel[bewerken | brontekst bewerken]

Kampen was een echte sigarenstad. Bekende merken waren: Balmoral, Uiltje, Nederlandsche Munt en Wascana. Ook in Deventer stonden meerdere sigarenfabrieken, onder andere aan de Tabakswal.

Elders[bewerken | brontekst bewerken]

Verder waren er sigarenfabrieken in bijvoorbeeld Beek (Limburg) (Weduwe Hennekens, Retera, Alph. Garé, Romans, Spronken), Tegelen (Vossen-Breuers) en Nieuwe Pekela (Champ Clark en Lugano).

België[bewerken | brontekst bewerken]

In België vond men vooral sigarenfabrieken in de provincie Antwerpen, en wel in Antwerpen (Mercator en Verellen), Arendonk (Verellen, Karel I, Alto, Dante en P.P.Rubens), Diest (Jubilé) en Westerlo (Don Diaz, Jubilé, en Cogetama). Ook in Leuven was een fabriek (van der Elst), evenals in Zwevegem (J. Cortès), in Jabbeke (Bogaert), in Handzame (Neos), en in Maldegem (Janssens). In Wallonië was een fabriek te Luik (TAF).

Hulpindustrie[bewerken | brontekst bewerken]

Indien er sigaren gemaakt werden, waren er ook fabrieken nodig om hulpgoederen te leveren. Het betrof met name houtverwerkende industrie om sigarenkistjes te maken. Hieruit is ook fineerindustrie voortgekomen. Daarnaast waren er speciale sigarenbandjesdrukkerijen. Voorts waren er nog bedrijven die de mallen vervaardigden welke door de sigarenmakers gebruikt werden.

Einde bloeitijd[bewerken | brontekst bewerken]

Door de opmars van de sigaret, de automatisering (de sigarenmachine werd in de jaren 50 van de 20e eeuw ingevoerd), en de overbrenging van de productie naar de lagelonenlanden verdween veel werkgelegenheid in de sigarenindustrie. Tegen het einde van de jaren 70 van de 20e eeuw waren de meeste gesloten. Toch staan Nederland en België nog op de tweede respectievelijk de vierde plaats van de sigaren producerende landen met een productie van 2,3 respectievelijk 1,1 miljard stuks per jaar. Maar hadden vroeger alleen de Karel I fabrieken al 2500 mensen in dienst, tegenwoordig werken er nog 850 mensen voor Nederlandse sigarenbedrijven, alsmede 950 in de Belgische productiebedrijven (stand 2003). De verhuizing van de productiebedrijven naar België had te maken met subsidies voor nieuw te vestigen bedrijven na de mijnsluitingen, alsmede het feit dat in Nederland toch al veel Belgisch (vrouwelijk) personeel werkte. Halffabricaten voor de productie in Europa worden vervaardigd in Indonesië, Sri Lanka en in Midden-Amerika, waar ook de tabak vandaan komt.