Aymar van Schemerwoude trotseert een storm om zich naar het kasteel van heer Landri te begeven. Achter deze zware houten muren, die met zout zijn overdekt en waarop de branding haar kille sporen heeft nagelaten, ligt een vergeten wereld waar een eigenaardige gemeenschap voortdurend in de greep van oeroude angsten leeft. Men beweert dat ooit de woeste, ontembare gestalte van een wit paard uit het niets zal opduiken. Op zijn voorhoofd draagt dit paard een oude talisman en wie naar hem op zoek gaat, ontdekt wellicht het gebied waar de oude Vikinggoden zich hebben teruggetrokken.