Omstreeks 600 ontstond er naast de omstreeks 330 gebouwde Sint-Maximinuskerk een benedictijnerabdij. De abdij was in het bezit van uitgebreide goederen en was rijksvrij. In 1139 werd de abdij onderworpen door het aartsbisdom Trier. De abdij en de voogden, achtereenvolgens de graven van Namen en de graven, later hertogen van Luxemburg, protesteerden tot het einde van de abdij in 1802 tevergeefs tegen deze onderwerping.
Van de abdij zijn alleen de 18e-eeuwse kerk en een toegangspoort bewaard gebleven. In het Rheinisches Landesmuseum Trier worden enkele vroegmiddeleeuwse grafstenen en diverse romaanse bouwfragmenten van de voormalige abdij bewaard (met name van de kruisgang).