Slanke trechterzwam

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Slanke trechterzwam
Slanke trechterzwam
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Basidiomycota (Steeltjeszwam)
Klasse:Agaricomycetes
Onderklasse:Agaricomycetidae
Orde:Agaricales (Plaatjeszwam)
Familie:Incertae sedis
Geslacht:Infundibulicybe
Soort
Infundibulicybe gibba
(Pers.) Harmaja (2003)
Synoniemen

Clitocybe gibba

Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

De slanke trechterzwam (Infundibulicybe gibba) is een schimmel in de orde Agaricales. Hij leeft tussen bladeren en naalden op voedselarm zand of leem. De vruchtlichamen verschijnen vanaf eind juni en komen het meest voor in augustus en september. Ze groeien meestal in groepen vaak in rijen en ringen. In de herfst vanaf eind oktober zijn ze slechts sporadisch te vinden.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Hoed

De hoed heeft een diameter van 3 tot 8 cm, convex als hij jong is, maar wordt snel plat en wordt al snel trechtervormig. De hoed, die crèmekleurig of leerbruin tot okerbruin, soms vleesroze is, heeft meestal een kleine, stompe bult in het midden. De kleur is bleek roze-achtig geel tot okerkleurig. De kleur vervaagt als het droogt. Het oppervlak is zijde-achtig glad en de rand is aanvankelijk sterk ingerold, bij oudere vruchtlichamen is deze min of meer geribbeld en vaak golvend.

Lamellen

De lamellen zijn aflopend, staan dicht opeen en zijn wittig van kleur. Sommige zijn soms gevorkt. Bij oudere vruchtlichamen zijn de lamellen meer crèmekleurig.

Steel

De steel heeft een lengte van 3 tot 8 cm en een dikte van 5 tot 10 mm. De witachtige of in ieder geval veel lichter dan de hoedkleurige steel heeft aan de basis een witachtig myceliumvilt.

Vlees

Het witte, bleekgele vruchtvlees is vrij taai en vrij dun naar de rand van de hoed toe.

Geur en smaak

De geur is aangenaam zoet tot bitter amandelachtig en de smaak is mild.

Sporen

De gladde, elliptische tot druppelvormige sporen zijn 5,5 tot 8 µm lang en 3,5 tot 5 µm breed.[1]

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

Hij komt voor van de laaglanden naar de bergen. Het is vrij verspreid boven 800 m en zeldzaam boven 900 m. Het is een austraal-austrosubtropische en meridionale tot arctische soort en komt daarom voor in Australië, Noord-Afrika, Noord-Amerika en Europa. Het is wijdverbreid in Duitsland en Oostenrijk, evenals in grote delen van Europa en waarschijnlijk nergens echt zeldzaam.

In Nederland komt hij algemeen voor. Hij is niet bedreigd en staat niet op de rode lijst.