Sociale identiteit

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Sociale identiteit is het bewustzijn van een persoon tot een bepaalde groep te behoren en door anderen als zodanig behandeld te worden. Die groep heeft een gewenst zelfbeeld en wordt door anderen als uniek onderscheiden. Het zelfbeeld hoeft niet overeen te komen met het beeld dat buitenstaanders van een groep hebben, dat vaak gekenmerkt wordt door stereotypes. Als zodanig wordt het begrip pas vanaf de jaren 1960 gebruikt.

De sociale identiteit is opgebouwd uit de identiteit van groepen waartoe iemand kan behoren, zoals de nationale, culturele, geslachts-, politieke of stedelijke identiteit. Dit geheel heeft invloed op het handelen van een persoon, maar daarbij speelt ook de persoonlijke identiteit een rol. Door dit laatste kan iemand zich onderscheiden binnen een groep. Bij een negatieve beeldvorming in de buitenwereld wordt de persoonlijke identiteit vaak nauw verbonden met de collectieve identiteit, zowel binnen de groep als er buiten

Rationalisatie[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel de klassieke sociologen nog geen gebruik maakten van het begrip identiteit, kwam bij hen de achterliggende betekenis wel ter sprake. Voor Émile Durkheim was er nog een sterke binding tussen het collectieve bewustzijn en de persoonlijke identiteit. Max Weber zag echter door rationalisatie een individualisering optreden, waardoor het eigen lot in handen kon worden genomen. Georg Simmel stelde dat waar iemand eerder deel uitmaakte van een enkele groep waarbinnen vrijwel iedereen elkaar kende, iemand in de moderne maatschappij onderdeel is van vele, elkaar soms onbekende groepen, waarmee de mogelijkheden tot zelfbepaling toenemen.

De toegenomen keuze is niet voor iedereen een zegen, wat reden kan zijn zich vrijwillig te onderwerpen aan de regels van de gerationaliseerde samenleving, door Weber de ijzeren kooi genoemd.