Atrium (bouwkunde): verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
AnnabelsBot (overleg | bijdragen)
k robot Erbij: es:Atrio
R. Veenman (overleg | bijdragen)
uitbreiding
Regel 3: Regel 3:
Het '''atrium''' is in de [[bouwkunde]] de naam van een centrale ruimte in een gebouw.
Het '''atrium''' is in de [[bouwkunde]] de naam van een centrale ruimte in een gebouw.


==Italisch/ Romeins atrium==
In een [[Romeinse Rijk|Romeins]] woonhuis, de [[domus]], was het atrium de belangrijkste en centrale ruimte.
Het atrium ontstond als een onderdeel van het Italische huis. Mogelijkerwijze heeft het een [[Etrusken|Etruskische]] oorprong. Men is het erover eens dat er in ieder geval in de 3e eeuw v.C. atriumhuizen waren. Of er al eerder huizen met een atrium waren is nog niet goed bekend. We kennen vooral uit [[Pompeii]] veel atriumhuizen, waar achter het atrium vaak een [[peristylium]] lag als een tweede centrale ruimte van de woning.


In het Romeinse huis (''[[domus]]'') kwam men in het atrium vanaf de voordeur (''ianua'') via een korte gang (''fauces''). Aan het atrium grensden verschillende vertrekken, en aan de achterzijde lagen links en rechts meestal twee open ruimtes, vleugels (''alae'') genoemd. Het atrium diende als huiskamer en men ontving er ook de gasten. In het atrium bevond zich vaak het ''lararium'' (heiligdommetje voor de huisgoden).

[[Marcus Vitruvius Pollio|Vitruvius]] (''De Architectura'' VI, 3) onderscheidde 5 soorten, waarvan één zonder ''[[impluvium]]'' (regenwaterbassin): het ''atrium testudinatum'', dat geheel overdekt was. De andere 4 soorten hebben wél een impluvium, waarvan het ''atrium displuviatum'' (afwaterend atrium) een schuin dak heeft dat het regenwater naar buiten toe laat aflopen. Bij de andere drie soorten loopt het dak naar binnen toe af, zodat het regenwater via het ''compluvium'' in het impluvium terechtkomt. Het ''atrium tuscaninum'' (Tuscisch atrium) heeft geen zuilen, het ''atrium tetrastylum'' (tetrastyle atrium) heeft vier zuilen, en het ''atrium corinthium'' (Corinthisch atrium) heeft meer zuilen.

Volgens de Romeinse schrijver [[Marcus Terentius Varro Reatinus|Varro]] (''De lingua Latina'' V, 161) komt de naam atrium van de Etruskische plaats Atria (het tegenwoordige [[Atri]]), vanwaar het gebruik van het atrium zich verspreid zou hebben. Enkele andere schrijvers geven als verklaring dat atrium is afgeleid van het Latijnse ''ater'' (zwart), omdat er een haard was en het er zwart werd van de rook.

==Oud-christelijk atrium==
In de oud-christelijke periode gebruikte men het woord atrium voor de voorhof van een [[basiliek]]. Deze onoverdekte voorhof was meestal aan alle kanten door zuilen omgeven ([[peristylium]]). Een vroeg voorbeeld van een kerk met zo’n atrium is de oorspronkelijke [[Sint-Pietersbasiliek]].

==Atrium in de moderne architectuur==
De term ''atrium'' wordt ook in latere bouwkunst gebruikt om een ruimte te benoemen. Veelal is deze ruimte bij de ingang van een gebouw gesitueerd en is dan samengesteld uit de entree van het gebouw met daarachter een [[vide]].
De term ''atrium'' wordt ook in latere bouwkunst gebruikt om een ruimte te benoemen. Veelal is deze ruimte bij de ingang van een gebouw gesitueerd en is dan samengesteld uit de entree van het gebouw met daarachter een [[vide]].



Versie van 21 jan 2007 16:55

Atrium in de Romeinse tijd

Het atrium is in de bouwkunde de naam van een centrale ruimte in een gebouw.

Italisch/ Romeins atrium

Het atrium ontstond als een onderdeel van het Italische huis. Mogelijkerwijze heeft het een Etruskische oorprong. Men is het erover eens dat er in ieder geval in de 3e eeuw v.C. atriumhuizen waren. Of er al eerder huizen met een atrium waren is nog niet goed bekend. We kennen vooral uit Pompeii veel atriumhuizen, waar achter het atrium vaak een peristylium lag als een tweede centrale ruimte van de woning.

In het Romeinse huis (domus) kwam men in het atrium vanaf de voordeur (ianua) via een korte gang (fauces). Aan het atrium grensden verschillende vertrekken, en aan de achterzijde lagen links en rechts meestal twee open ruimtes, vleugels (alae) genoemd. Het atrium diende als huiskamer en men ontving er ook de gasten. In het atrium bevond zich vaak het lararium (heiligdommetje voor de huisgoden).

Vitruvius (De Architectura VI, 3) onderscheidde 5 soorten, waarvan één zonder impluvium (regenwaterbassin): het atrium testudinatum, dat geheel overdekt was. De andere 4 soorten hebben wél een impluvium, waarvan het atrium displuviatum (afwaterend atrium) een schuin dak heeft dat het regenwater naar buiten toe laat aflopen. Bij de andere drie soorten loopt het dak naar binnen toe af, zodat het regenwater via het compluvium in het impluvium terechtkomt. Het atrium tuscaninum (Tuscisch atrium) heeft geen zuilen, het atrium tetrastylum (tetrastyle atrium) heeft vier zuilen, en het atrium corinthium (Corinthisch atrium) heeft meer zuilen.

Volgens de Romeinse schrijver Varro (De lingua Latina V, 161) komt de naam atrium van de Etruskische plaats Atria (het tegenwoordige Atri), vanwaar het gebruik van het atrium zich verspreid zou hebben. Enkele andere schrijvers geven als verklaring dat atrium is afgeleid van het Latijnse ater (zwart), omdat er een haard was en het er zwart werd van de rook.

Oud-christelijk atrium

In de oud-christelijke periode gebruikte men het woord atrium voor de voorhof van een basiliek. Deze onoverdekte voorhof was meestal aan alle kanten door zuilen omgeven (peristylium). Een vroeg voorbeeld van een kerk met zo’n atrium is de oorspronkelijke Sint-Pietersbasiliek.

Atrium in de moderne architectuur

De term atrium wordt ook in latere bouwkunst gebruikt om een ruimte te benoemen. Veelal is deze ruimte bij de ingang van een gebouw gesitueerd en is dan samengesteld uit de entree van het gebouw met daarachter een vide.

Stadhuis Den Haag

Het gemeentehuis in Den Haag, ontworpen door Richard Meier heeft een beroemd atrium van 12 verdiepingen hoogte over bijna het gehele oppervlak van het gebouw. De kantoren zijn om dit atrium heen gebouwd.