Politiek en overheid in Nederland: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 14: Regel 14:


==Politieke Instituties==
==Politieke Instituties==
De belangrijkste politieke instituties zijn de [[#Koningin|Koningin]], het [[#Kabinet|Kabinet]], de [[#Staten-Generaal|Staten Generaal]] en het [[#Rechtssysteem|Rechtssysteem]]. Daarnaast zijn er drie anderen [[#Hoge Colleges van Stat|Hoge Colleges van Staat]] die formeel even belangrijk zijn als de Staten-Generaal maar een minder politieke rol hebben, de belangrijkste hiervan is de [[#Raad van State|Raad van State]]. Andere [[#Decentrale overheden|Decentrale overheden]] zijn gemeenten, waterschappen en provincies. Alhoewel niet opgenomen in de grondwet, zijn [[#Politieke partijen|politieke partijen]] en de social partners verenigd in de [[#Sociaal-Economische Raad|Sociaal-Economische Raad]] ook belangrijke politieke actoren.
De belangrijkste politieke instituties zijn de [[#Koningin|Koningin]], het [[#Kabinet|Kabinet]], de [[#Staten-Generaal|Staten Generaal]] en het [[#Rechtssysteem|Rechtssysteem]]. Daarnaast zijn er drie anderen [[#Hoge Colleges van Staat|Hoge Colleges van Staat]] die formeel even belangrijk zijn als de Staten-Generaal maar een minder politieke rol hebben, de belangrijkste hiervan is de [[#Raad van State|Raad van State]]. Andere [[#Decentrale overheden|Decentrale overheden]] zijn gemeenten, waterschappen en provincies. Alhoewel niet opgenomen in de grondwet, zijn [[#Politieke partijen|politieke partijen]] en de social partners verenigd in de [[#Sociaal-Economische Raad|Sociaal-Economische Raad]] ook belangrijke politieke actoren.


Nederland heeft geen [[scheiding der machten]] in klassieke zin. Volgens de grondwet delen de Staten-Generaal en de Regering (Koningin en het Kabinet) samen de [[wetgevende macht]]. Daarnaast moet bij wetgeving advies gevraagd worden aan de Raad van State. De [[Uitvoerende macht]] ligt bij de regering. De [[rechterlijke macht]] is verdeeld over meerdere verschillende soorten rechtbanken. Voor [[burgerlijk recht]] en [[strafrecht]] is de [[Hoge Raad der Nederlanden]] de hoogste rechtbank, voor [[bestuursrecht]] is de Raad van State de hoogste rechtbank, waarvan de Koningin ''ex officio'' voorzitter van is.
Nederland heeft geen [[scheiding der machten]] in klassieke zin. Volgens de grondwet delen de Staten-Generaal en de Regering (Koningin en het Kabinet) samen de [[wetgevende macht]]. Daarnaast moet bij wetgeving advies gevraagd worden aan de Raad van State. De [[Uitvoerende macht]] ligt bij de regering. De [[rechterlijke macht]] is verdeeld over meerdere verschillende soorten rechtbanken. Voor [[burgerlijk recht]] en [[strafrecht]] is de [[Hoge Raad der Nederlanden]] de hoogste rechtbank, voor [[bestuursrecht]] is de Raad van State de hoogste rechtbank, waarvan de Koningin ''ex officio'' voorzitter van is.

Versie van 7 nov 2007 16:20

Sjabloon:Nederlandse Politiek Politiek in Nederland vindt plaats binnen een parlementaire vertegenwoordigende democratie, een constitutionele monarchie en een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Nederland is een consensusdemocratie, waar de politieke instituties gericht zijn op een brede consensus tussen politieke actoren.

Grondwet

Het hoofdartikel hierover is Nederlandse grondwet

De Nederlandse grondwet beschrijft de voornaamste sociale en klassieke grondrechten van de Nederlandse burgers en de voornaamste politieke instituties.

De Grondwet van Nederland is alleen van toepassing op het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden heeft betrekking op het hele Koninkrijk, inclusief Aruba en de Nederlandse Antillen.

Alhoewel Nederland geen grondwettelijk hof en rechters wetten niet aan de grondwet mogen toetsen, kunnen rechters wetten wel aan internationale verdragen en het Statuut van het Koninkrijk toetsen en kunnen zij wetgeving die geen wetten zijn (zoals koninklijke besluiten of Algemene Plaatselijke Verordeningen) wel toetsen aan de grondwet.

Amendementen op de grondwetten moeten twee maal door beide Kamers van de staten-generaal worden goed gekeurd. De eerste maal door een simple meerderheid in beide kamers, vervolgens worden deze ontbonden en nieuwe verkiezingen gehouden en moeten beide Kamers de amendenten met een twee-derde meerderheid aannemen,

Politieke Instituties

De belangrijkste politieke instituties zijn de Koningin, het Kabinet, de Staten Generaal en het Rechtssysteem. Daarnaast zijn er drie anderen Hoge Colleges van Staat die formeel even belangrijk zijn als de Staten-Generaal maar een minder politieke rol hebben, de belangrijkste hiervan is de Raad van State. Andere Decentrale overheden zijn gemeenten, waterschappen en provincies. Alhoewel niet opgenomen in de grondwet, zijn politieke partijen en de social partners verenigd in de Sociaal-Economische Raad ook belangrijke politieke actoren.

Nederland heeft geen scheiding der machten in klassieke zin. Volgens de grondwet delen de Staten-Generaal en de Regering (Koningin en het Kabinet) samen de wetgevende macht. Daarnaast moet bij wetgeving advies gevraagd worden aan de Raad van State. De Uitvoerende macht ligt bij de regering. De rechterlijke macht is verdeeld over meerdere verschillende soorten rechtbanken. Voor burgerlijk recht en strafrecht is de Hoge Raad der Nederlanden de hoogste rechtbank, voor bestuursrecht is de Raad van State de hoogste rechtbank, waarvan de Koningin ex officio voorzitter van is.

Koningin

Het hoofdartikel hierover is Nederlandse monarchie
Koningin Beatrix

Nederland is een monarchie sinds 16 maart 1815 en wordt geregeerd door leden van het Huis van Oranje-Nassau

In 1813 werd de Willem I de Soeverein Vorst der Nederlanden, nadat de Fransen het land zijn uitgedreven. In 1815 wordt Nederland officieel een koninkrijk en wordt het internationaal rechterlijk erkend bij het Congres van Wenen. Het Huis van Oranje-Nassau werd het koningshuis van Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, het huidige Nederland en België. Zij waren ook Groothertog van Luxembourg tussen 1815 en 1890.

De huidige Koningin is Beatrix der Nederlanden. Haar vermoedelijke opvolger is dekroonprins Willem-Alexander.

Grondwettelijk, is de Koningin het staatshoofd en heeft zij een rol in de kabinetsformatie en het wetgevende proces. Zij moet elke wet ondertekenen om deze inwerking te doen treden. Daarnaast is de Koningin ex officio voorzitter van de Raad van State, die de overheid adviseert over wetgeving en de hoogste rechtbank op het gebied van bestuursrecht is. Alhoewel zij haar functies serieus neemt, maakt zij geen gebruik van haar macht in deze posities. De Koningin speelt ook een belangrijke rol in het formatie proces of bij een kabinetscrisis. Zij benoemt, na de verkiezingen op advies van de voorzitter van de Eerste en Tweede Kamer, de vicevoorzitter van de Raad van State en alle fractievoorzitters in de Tweede Kamer, de informateur en de formateur die de formatie van een nieuw kabinet voorzitten. Vervolgens benoemt ze de ministers. Als een kabinet is gevallen na een kabinetscrisis moet de minister-president bij de Koningin om hun advies vragen.

Kabinet

Het hoofdartikel hierover is Nederlands kabinet
Het Binnenhof inclusief het Torentje en de Trêveszaal vanaf de overzijde van Hofvijver

De Nederlandse regering bestaat uit de Koningin en de ministers. De rol van de koningin is beperkt tot de formatie en zij bemoeit zich niet met de dagelijkse politiek. Samen vormen de ministers de ministerraad, die het initiatief neemt tot wetten en beleid. Het vergadert iedere vrijdag in de Trêveszaal aan het Binnenhof. In principe is iedere minister hoofd van een ministerie, maar sinds 1939 is het mogelijk om een minister zonder portefeuille te benoemen.

Het kabinet bestaat uit alle ministers en staatssecretarissen. Staatssecretarissen nemen een deel van de portefeuille van een minister waar. Zij hebben geens stemrecht in de ministerraad en nemen slechts deel aan de beraadslagingen als zij daarvoor gevraagd worden.

De ministerraad neemt besluiten op basis van collegiaal bestuur, alle ministers inclusief de minister-president zijn elkaars gelijke. Achter de gesloten deuren van de Trêveszaal kunnen ministers vrij voorgestelde besluiten bespreken. Als er eenmaal een besluit is genomen zijn alle ministers hieraan gebonden en moeten zij het beleid publiekelijk steunen. De ministerraad tracht in principe op basis van consensus te beslissen. De ministerraad kan stemmen over besluiten.

Het kabinet is collectief verantwoording schuldig aan en moeten vertrouwen genieten van de Staten Generaal. Ministers en staatssecretarissen worden verwacht af te treden als een meerderheid in het parlement het vertrouwen opzegt in een minister. Het is niet mogelijk voor een minister of staatssecretaris om tegelijkertijd lid van de Staten-Generaal te zijn, behoudens een periode van drie maanden, direct na nieuwe verkiezingen. Veel ministers worden echter wel geselecteerd uit de fracties, zij moeten dan hun zetel opgeven.

De minister-president is de voorzitter van de ministerraad. Zijn officiële rol is om overheidsbeleid te coördineren. Daarnaast is hij minister van Algemene Zaken. De taak van dit kleine department is de minister-president ondersteunen in zijn coördinerende rol en het communiceren van overheidsbesluiten. Het kantoor van de premier is het Torentje.

Het huidige kabinet is het Kabinet Balkenende-IV dat wordt gevormd door de het Christen-Democratisch Appel, Partij van de Arbeid en de ChristenUnie. Huidige premier is Jan Peter Balkenende.

Staten-Generaal

De ingang van de Tweede Kamer aan het Plein

Het Nederlandse parlement is de Staten-Generaal dat bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer. Beide kamers moeten instemmen met wetgeving en kunnen ministers tot verantwoording roepen. De Tweede Kamer heeft daarnaast het recht van initiatief en van amendement. De Tweede Kamer neemt een belangrijkere rol in de politiek, dan de Eerste Kamer.

De Tweede Kamer heeft 150 leden en wordt eens in de vier jaar gekozen op basis van evenredige vertegenwoordiging op basis van kieslijsten van partijen. De Tweede Kamer komt drie dagen in de week bijeen (op dinsdag, woensdag en donderdag). De Eerste Kamer heeft 75 leden en wordt eens in de vier jaar via getrapte verkiezingen gekozen door leden van provinciale staten op basis van proportionele vertegenwoordiging. De Eerste Kamer wordt vaak gezien als de chambre de réflexion waar oud-politici wetgeving aan de grondwet toetsen, ver weg van de drukte van de dagelijkse politiek. De Eerste Kamer komt eens in de week bijeen (op dinsdag).

Ter controle van de regering mogen beide Kamers ministers ondervragen (het recht van interpellatie), zowel schriftelijk als mondeling. Ministers moeten de vragen van de Kamers beantwoorden. De Kamers mogen hun meningen uiten in de vorm van (niet-bindende) moties. En als de Kamers daar de noodzaak toe voelen, mogen zij uitgebreide onderzoeken uitvoeren met hoorzittingen (het recht van enquête).

Na de verkiezingen vormen kamerleden fracties bijna altijd op basis van de lijsten waarop ze gekozen zijn. De lijsttrekker wordt bijna altijd fractievoorzitter. Kamerleden worden op persoonlijke titel gekozen dus kunnen zij zich afsplitsen van hun fracties. Als een kamerlid van de kamer verlaat wordt de volgende persoon op de lijst waarop hij origineel verkozen is, kamerlid. Als een kabinet valt voordat de termijn van de Tweede Kamer eindigt, worden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven voor de Tweede Kamer.

De Tweede Kamer is voor het laatst verkozen in 2006 wat leidde tot de onderstaande samenstelling. De Eerste Kamer is voor het laatst verkozen in 2003 en zal in 2007 opnieuw gekozen worden door nieuw verkozen provinciale staten.

Partij Politiek Leider Fractievoorzitter Stemmen (Tweede Kamerverkiezingen 2006) Tweede Kamer Eerste Kamer
Christen-Democratisch Appel Jan Peter Balkenende Pieter van Geel 2,608,573 41 21
Partij van de Arbeid Wouter Bos Jacques Tichelaar 2,085,077 33 14
Socialistische Partij Jan Marijnissen 1,630,803 25 12
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie Mark Rutte 1,443,312 22 14
Partij voor de Vrijheid Geert Wilders 579,490 9 0
GroenLinks Femke Halsema 453,054 7 4
ChristenUnie André Rouvoet Arie Slob 390,969 6 4
Democraten 66 Alexander Pechtold 193,232 3 2
Partij voor de Dieren Marianne Thieme 179,988 2 1
Staatskundig Gereformeerde Partij Bas van der Vlies 153,266 2 1
Totaal 9,654,475 150 75

Politieke Partijen

Het hoofdartikel hierover is Politieke partijen in Nederland

Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging gecombineerd met de maatschappelijke verzuiling heeft geleid tot een meerpartijenstelsel. De voornaamste partijen zijn het CDA, de PvdA, de SP en de VVD. Op dit moment zijn de volgende partijen vertegenwoordigd in de Tweede Kamer.

Raad van State

Hoofdartikel hierover is Raad van State (Nederland)
De Raad van State aan de Kneuterdijk

De Raad van State is een adviesraad van het kabinet over de constitutionele en jurische aspecten van beleid en wetgeving. Over alle wetten die voor worden gesteld door het kabinet doet de Raad van State advies. Dit advies is niet bindend. Daarnaast is de Raad van State de hoogste rechtbank op een deel van het bestuursrecht.

De Raad wordt ex officio voorgezeten door de Koningin. Op dit moment is de kroonprins ook lid. De Koninklijke familie laat echter de dagelijkse gang van zaken over aan de vicevoorzitter Herman Tjeenk Willink en de andere Staatsraden, die juridische experts zijn, met name voormalige ministers, rechters en professoren rechten.

Hoge Colleges van Staat

De Nederlandse Grondwet kent vijf Hoge Colleges van Staat. Naast de twee Kamers der Staten-Generaal en de Raad van State zijn er de Algemene Rekenkamer en de Nationale Ombudsman. De eerste onderzoekt of besteding van publieke gelden effectief en legitiem is. De Nationale Ombudsman onderzoekt klachten van burgers over overheidsbeleid.

Juridische Systeem

Het hoofdartikel hier over is Nederland - Justitie en Politie
De Hoge Raad aan het Lange Voorhout

De rechterlijke macht bestaat uit 19 rechtbanken, vijf gerechtshoven, drie bestuursrechtinstanties: de Centrale Raad van Beroep, het College van beroep voor het bedrijfsleven en de Raad van State, en één Hoge Raad der Nederlanden met 24 raadsleden. Deze laatste is de hoogste instantie voor burgerlijk recht,strafrecht en fiscaal recht. Alle rechters worden voor het leven benoemd door de Kroon. Bijna alle rechters gaan met hun 70ste met pensioen. De kantongerechten bestaan niet meer als afzonderlijk gerecht, maar zijn onderdeel van de rechtbanken. De kantonrechter is nu dus rechter in de rechtbank, sector kanton.

Sociaal Economische Raad

Hoofdartikel hierover is Sociaal Economische Raad

Belangrijke maatschappelijke actoren zijn de sociale partners, met name de vakbonden en de werkgeversorganisaties. De belangrijkste vakbonden zijn de Federatie van Nederlandse Vakbewegingen (FNV), die voortgekomen is uit de sociaal-democratische en katholieke vakbond, de Christelijke Nationaal Vakverbond (CNV) en de Vakcentrale voor middengroepen en hoger personeel (MHP). Belangrijke werkgeversorganisaties zijn het VNO-NCW, voortgekomen uit liberale en christelijke werkgeversorganisaties, MKB, die opkomt voor het midden en kleinbedrijf en LTO, die opkomt voor boeren

Zowel vakbonden als werkgeversorganisaties worden betrokken bij het maken van sociaal-economisch beleid. De overheid vraagt de Sociaal-Economische Raad regelmatig om advies hierover. Deze raad bestaat uit 11 vertegenwoordigers van vakbonden (FNV, CNV en MHP) en werkgeversorganisaties (LTO, MKB en VNO-NCW). Daarnaast zij er 11 leden benoemt door de regering, dit zijn professoren economie en de directeuren van het Centraal Plan Bureau en de De Nederlandse Bank. In werkgroepen zijn ook vertegenwoordigers van milieu- en consumentenorganisaties vertegenwoordigd.

De SER staat ook boven aan een systeem vaan publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, die in bepaalde economische sectoren, met name de landbouw zelfregulerend optreedt.

Andere belangrijke sociale bewegingen zijn de milieubeweging, waarvan Milieudefensie, Greenpeace en Natuurmonumenten.

Decentrale Overheden

De regionele overheid in Nederland wordt gevormd door twaalf provincies. Deze zijn met name verantwoordelijk voor ruimtelijke ordening, gezondheidszorg en recreatie, binnen door de regering vastgestelde grenzen. Zij houden toezicht op het beleid en de financiën van gemeenten en waterschappen. De uitvoerende macht in een provincie ligt bij de Commissaris van de Koningin en het college van gedeputeerde staten. De Commissaris van de Koningin wordt benoemd door de regering. De gedeputeerde staten worden benoemd door de provinciale staten, het parlement van een provincie, waarmee de gedeputeerde staten de wetgevende macht delen. De Provinciale Staten worden direct verkozen.


De lokale overheid in Nederland wordt gevormd door 458 gemeenten en 27 waterschappen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor onderwijs, ruimtelijke ordening en sociale zekerheid, binnen door de regering en de provinciale staten vastgestelde grenzen. De uitvoerende macht in een gemeente ligt bij de burgemeester die samen met de wethouders een college van B&W vormt. De burgemeester wordt benoemd door de Commissaris van de Koningin, alhoewel de regering bij grote steden een grote invloed heeft in de benoemingen. De wethouders worden benoemd door de gemeenteraad, het parlement van een gemeente, waarmee de wethouders de wetgevende macht delen. De Gemeenteraden worden direct verkozen. Bij de benoeming van burgemeesters en Commissarissen van Koningin wordt rekening gehouden met de relatieve grootte van partijen.

De grote steden Amsterdam en Rotterdam zijn onderverdeeld in stadsdelen en hebben dus aparte stadsdeelraden, stadsdeelvoorzitters en stadsdeelwethouders. Zij hebben beperkte verantwoordelijkheden.


De waterschappen (of hoogheemraadschappen) zijn verantwoordelijk voor de waterstaatszorg in een gebied. De volgende taken worden tot de taken van waterschappen gerekend: De waterkeringszorg, het waterkwantiteitsbeheer en het waterkwaliteitsbeheer. Daarnaast kunnen om redenen van doelmatigheid ook andere taken aan het waterschap worden toevertrouwd. Voorbeelden daarvan zijn wegenbeheer en vaarwegenbeheer. Waterschappen heffen zelf belastng om hun taken uit te kunnen voeren.

Waterschappen worden voorgezeten door een dijkgraaf die door de Kroon wordt benoemd voor een periode van zes jaar. Daarnaast is er net als in gemeenten en provincies een dagelijks bestuur (het college van dijkgraaf en heemraden) en een algemeen bestuur, dat verkozen wordt door de bevolking. Deze verkiezingen vinden plaats door middel van een personenstelsel en niet zoals bij de andere overheden door middel van een lijstenstelsel met politieke partijen.

Waterschappen zijn net als de provincies en de gemeenten gedecentraliseerde overheidslichamen. Terwijl provincie en gemeente in principe een onbepaalde taak hebben, ligt de taak van een waterschap uitsluitend op het gebied van de waterstaatszorg. Deze beperking maakt het waterschap tot een lichaam van functionele decentralisatie. Provincie en gemeente worden vormen van territoriale decentralisatie genoemd.

Beleid

Buitenlands beleid

Hoofdartikel hierover is Nederland - Buitenlandse zaken

Het buitenlands beleid van Nederland is gebaseerd op vier pilaren: atlantische samenwerking (met name in de NAVO), Europese samenwerking (met name in de Europese Unie), ontwikkelingssamenwerking en internationaal recht (de laatste twee met name in de Verenigde Naties).

Tussen 1815 en 1940 was Nederland een neutrale staat, maar sinds de Tweede Wereldoorlog is Nederland lid van vele internationale organisaties. De Nederlandse economie is heel open en is sterk afhankelijk van internationale handel. Controversieel is het Nederlands soft drugsbeleid en de positie van Nederland als voornaamste exporteur van hard drugs. Sinds de Gouden Eeuw bouwde Nederland een Koloniaal rijk op. Na de Tweede Wereldoorlog stortte dit in.

Ethisch beleid

Het Nederlands beleid ten opzichte van drugs, homohuwelijk, abortus, prostitutie en euthanasie staat internationaal bekend als zeer liberaal.

Politieke geschiedenis

1815-1917

Liberale premier en grondwetsschrijfer Thorbecke (1849-1853; 1862-1866)
Anti-Revolutionaire premier Abraham Kuyper (1901-1905)
Anti-Revolutionair premier Hendrikus Colijn (1925-1926; 1933-1939)
Bestand:WillemDrees.jpg
PvdA-premier Willem Drees (1948-1959)
Bestand:JoopDenUyl.jpg
PvdA-Premier Joop den Uyl (1973-1977)
CDA-Premier Jan Peter Balkenende (2002-nu)

Sinds 1815 is Nederland een constitutionele monarchie en sinds 1848 is het een parlementaire democratie. Tussen 1581 en 1806 was Nederland een republiek en tussen 1806 en 1810 was het een koninkrijk. Het was onderdeel van Frankrijk tussen 1810 en 1813.

Sinds 1815 had Nederland een districtenstelsel en censuskiesrecht, waarbij alleen mannen die genoeg bezitten mochten stemmen. Nederland werd lange tijd gedomineerd door liberalen die onder leiding van Johan Rudolf Thorbecke geleidelijk een parlementaire democratie en constitutionele monarchie invoerde. De grondwetsherziening was hierbij een belangrijk.

In 1879 werd de Anti Revolutionaire Partij (ARP) onder leiding van Abraham Kuyper gevormd die het opnam voor gereformeerde kleine luyden. Ook de katholieken begonnen zich politiek te organiseren. Tussen 1890 en 1920 waren zij de voornaamste tegenstrevers van de liberalen. De kabinetten wisselde tussen de Christelijke coalitie en de "concentratie" van liberalen. Een belangrijk thema in deze tijd was de census, de ARP, progressieve liberalen en de opkomende socialistische, georganiseerd in de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) beweging wilden uitbreiding van het kiesrecht. De ARP en de katholieken waren daarnaast voorstander van gelijkberechtiging van bijzonder onderwijs, de zogenaamde schoolstrijd.

1917-1966

In 1917 werden de belangrijkste politieke thema's uit die tijd het stemrecht en de schoolstrijd opgelost. Alle in het parlement vertegenwoordigde partijen steunde een compromis werden ingevoerd: evenredige vertegenwoordiging, algemeen kiesrecht voor mannen en gelijke financiering voor bijzondere scholen. In 1919 werd ook vrouwenkiesrecht ingevoerd.

Tussen 1917 en 1939 werd Nederland geregeerd door Christelijke partijen, de ARP, de katholieke Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP) en de conservatief-protestante Christelijk Historische Unie (CHU). Anti-Revolutionair Hendrikus Colijn leidde Nederland tijdens de crisisjaren. De Nederlandse samenleving werd gekenmerkt door verzuiling. De samenleving was verdeeld in een aantal verticale segmenten die langs elkaar leefden en op het top niveau, in de regering contact met elkaar hadden. Deze zuilen haddden eigen organisaties. Er waren ten minste vier zuilen, die de grote vijf partijen voortbrachten: de sociaal-democratische zuil, (politiek geleid door de SDAP), de katholieke (RKSP), de protestantse zuil (geleid door ARP en de CHU) en de neutrale zuil, waartoe ook de Liberale Staatspartij behoorde.

Na de Tweede Wereldoorlog bleef de verzuiling bestaan, alhoewel sommigen partijen hun naam veranderden (RKSP naar Katholieke Volkspartij (KVP)) of fuseerden, zoals de Partij van de Arbeid werd gevormd uit de SDAP en de kleinere links-liberale VDB en de christen-democratische CDU en de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), die gevormd werd door de opvolger van de Liberale Staatspartij en voormalige leden van de VDB. De regeringssamenstelling veranderde echter sterk. De PvdA werd de grootste partij en vormde nu een centrum-links, rooms-rood kabinet met KVP en afwisselend ARP, CHU of VVD, onder leiding van sociaal-democraat Willem Drees. De kabinetten zetten zich in voor de opbouw van de verzorgingsstaat en dekolonisatie van Nederlands-Indië. In 1959 viel het laatste KVP-PvdA-ARP-CHU kabinet gevormd. Na de verkiezingen werd een kabinet van KVP, ARP, CHU en VVD gevormd, deze formatie zou tot 1971 doorregeren, met een kleine onderbreking in 1965-1967.

1966-1994

In de jaren '60 ontstonden nieuwe partijen, die met name populair waren onder jonge kiezers, die zich minder betrokken voelde bij de zuilen. Door de babyboom en de verlaging van de kiesgerichtigde leeftijd tot 18 (van 23) zorgde ervoor dat jongeren een belangrijke groep werden. De meest succesvolle partij was de sociaal liberale Democraten 66. Van de oude partijen profiteerde de VVD sterk. Nederland ontzuilde, met name de Christelijke partijen verloren veel steun. In 1972 hadden zij nog maar de helft van de stemmen die zijn in 1963 hadden gehaald. Binnen de linkse partijen werd gehoopt op een links meerderheidskabinet. D66, de PvdA en Christelijk-radicale PPR vormde hiervoor een Progressief Akkoord, dat slechts ten dele succesvol was. Onder leiding van Joop den Uyl was tussen 1973 en 1977 het Kabinet Den Uyl aan de macht van PvdA, D66, PPR en progressieve individuen uit ARP en KVP. Tussen 1974 en 1980 fuseerde de drie Christelijke partijen (KVP, ARP en CHU) gelijdelijk tot het Christen-Democratisch Appel.

In de jaren '80 werd de hervorming van de verzorgingsstaat een belangrijk thema. Twee centrum-rechtskabinetse (Kabinet Lubbers I en Kabinet Lubbers II van CDA en VVD zette zich sinds 1982 hiervoor in. Zij probeerde de werkeloosheid en het begrotingstekort te beperken de de eerste was tot 11% van de beroepsbevolking gerezen begin jaren '80 en de tweede tot 11% van het Bruto Nationaal Product. Overheidsdiensten werden geprivatiseerd, belastingen verlaagd, uitkeringen gekort en er werd veel bezuinigd. Na de Tweede Kamerverkiezingen 1989 vormde de PvdA en het CDA een kabinet met een zelfde doelstelling. In 1989 fuseerden ook enkele klein linkse partijen tot GroenLinks.

1994-nu

Bij de verkiezingen van 1994 verloren de regerende partijen CDA en PvdA veel zetels. D66 en de VVD wonnen en ook de Socialistische Partij kwam in de kamer. Voor het eerst in 80 jaar werd een coalitie gevormd zonder de Christen-Democraten. PvdA, VVD en D66 vormden een paars kabinet onder leiding van PvdA'er Wim Kok, dat tot 2002 aan de macht zou blijven. Het kabinet overzag een tijd van sterke economische ontwikkeling en voerde liberale wetten in op het gebied van abortus, euthanasie en het homohuwelijk.

De partijen verloren hun meerderheid in de Tweede Kamerverkiezingen van 2002 met name aan de Lijst Pim Fortuyn van de flamboyante populist Pim Fortuyn, die zich met name op de "puinhopen van Paars" (de staat van de publieke sector), veiligheid, immigratie en integratie. Fortuyn werd enkele dagen voor de verkiezingen neer geschoten. Uit het niets werd de LPF groter dan de VVD en PvdA. Grootste partij werd echter het CDA. Ook de SP verdubbelde haar zetel aantal. Bij de verkiezingen presenteerden twee kleine Christelijke partijen, RPF en GPV een gezamelijke lijst: ChristenUnie. Het Kabinet Balkenende I werd gevormd door CDA, VVD en LPF, onder leiding van CDA'er Jan Peter Balkenende. Het kabinet viel na 87 dagen aan de macht, vanwege interne conflicten in de LPF.

Bij de verkiezingen van 2003 verloor de LPF een groot deel van haar aanhang. De PvdA verdubbelde haar zetels. Het CDA bleef de grootste partij. Na mislukte onderhandelingen tussen PvdA en CDA werd een kabinet gevormd van CDA, VVD en D66. Tegen grote maatschappelijke weerstand in hervormde het kabinet de verzorgingsstaat en gezondheidszorg. Ook werden er een strenger immigratie- en integratiebeleid gevoerd. Nadat de gekozen burgemeester in Mei 2005 werd afgwezen door de Eerste Kamer, bleef er van de ambitieuze voornemens op het gebied van democratische vernieuwing weinig over. In Juni 2005 wees de Nederlandse bevolking in een ruime meerderheid de Europese Grondwet af in een referendum.

In Juni 2006 zegde D66 haar vertrouwen op in VVD minister Rita Verdonk in de nasleep van een controverse over de asiel procedure van VVD-kamerlid Ayaan Hirsi Ali. Het kabinet viel en er werd een rompkabinet gevormd van VVD en CDA dat een begroting zou voorbereiden en de verkiezingen van 2006. Bij deze verkiezingen verloor de PvdA veel van haar zetels, terwijl de SP bijna verdrievoudigde. De LPF verdween uit de Tweede Kamer en de Partij voor de Vrijheid van ex-VVD kamerlid Geert Wilders won negen zetels. De kabinetsformatie leidde, na het afvallen van de SP en GroenLinks tot een kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie. Deze sociaal-christelijke coalitie vormde het Kabinet Balkenende-IV dat de nadruk legt op solidariteit, duurzaamheid en normen en waarden.

Externe links

Sjabloon:Navigatie Informatie Nederland