Myrtilus: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Escarbot (overleg | bijdragen)
k robot Erbij: sr:Миртил
RibotBOT (overleg | bijdragen)
k robot Erbij: uk:Міртіл
Regel 40: Regel 40:
[[ru:Миртил]]
[[ru:Миртил]]
[[sr:Миртил]]
[[sr:Миртил]]
[[uk:Міртіл]]

Versie van 22 okt 2009 15:52

Myrtilus (Oud-Grieks: (grc) / Myrtílos) is in de Griekse mythologie een zoon van Hermes en al naargelang de bron Cleobule[1] of Phaethusa.[2]

Hij was de wagenmenner van koning Oenomaus van Pisa, die de gewoonte had mannen die met zijn dochter Hippodameia wilden huwen tot een wagenwedren uit te dagen, en hen indien zij verloren te doden. Toen Pelops naar Hippodameia's hand dong, wist hij Myrtilus ertoe te overhalen de wagen van Oenomaus te saboteren in ruil voor het halve koninkrijk en de eerste nacht met Hippodameia. Door de sabotage kwam Oenomaus om en won Pelops, maar toen Myrtilus probeerde Hippodameia aan te randen werd hij door Pelops in zee gegooid. Al verdrinkend vervloekte hij Pelops en diens nageslacht.

Om Hermes te verzoenen liet Pelops een monument voor Myrtilus bouwen in de hippodroom van Olympia. Ongevallen tijdens de Olympische wedrennen werden toegeschreven aan de geest van Myrtilus, die de paarden schrik aanjoeg.

Naast Erichthonius en Hippolytus is Myrtilus één van de mythologische figuren die met het sterrenbeeld Voerman (Auriga) of Wagenmenner, worden geïdentificeerd.[3] Zijn graftombe bevond zich te Pheneus, achter de tempel van Hermes, waar men dacht dat zijn lijk door de golven op de kust was geworpen. Hier werd hij als heros vereerd en geëerd met nachtelijke offers.[4]

Noten

  1. Hygin., Poet. Astr. II 13.
  2. Schol., ad Apollon. Rhod. I 752.
  3. Soph., Elekt. 509, Eurip., Or. 993, &c.; Apollon. Rhod., I 755, Paus., II 18 § 2, V 1 § 5, VIII 14 § 8; Tzetz., ad Lyc. 156, 162, Hygin., Fab. 84, Poet. Astr. II 13, Serv., ad Virg. Georg. I 205, III 7, Eustath., ad Hom. p. 184.
  4. Paus., VI 20 § 8, VIII 14. § 7.

Antieke bronnen

Referentie

  • L. Schmitz, art. Myrtilus, in W. Smith (ed.), A dictionary of Greek and Roman biography and mythology, II, Boston, 1867, p. 1132.