Reichsdeputationshauptschluss: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Karel Anthonissen (overleg | bijdragen)
links
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 11: Regel 11:
Paragraaf 2: Bij Beieren wordt vermeld dat de keurvorst het [[markiezaat van Bergen op Zoom]] en de [[heerlijkheid Ravenstein]] heeft afgestaan.
Paragraaf 2: Bij Beieren wordt vermeld dat de keurvorst het [[markiezaat van Bergen op Zoom]] en de [[heerlijkheid Ravenstein]] heeft afgestaan.


Paragraaf 3: Bij Pruisen wordt vermeld dat de koning het [[hertogdom Gelre]] en de districten [[Zevenaar]], [[Huissen]] en [[Malburgen]] heeft afgestaan. Verder wordt in deze paragraaf ook de schadeloosstelling geregeld voor drie belgische hertogelijke families: [[Huis Arenberg|Arenberg]], [[Huis Croÿ|Croÿ]] en [[Looz-Corswarem]].
Paragraaf 3: Bij Pruisen wordt vermeld dat de koning het [[hertogdom Gelre]] en de districten [[Zevenaar]], [[Huissen]] en [[Malburgen]] heeft afgestaan. Verder wordt in deze paragraaf ook de schadeloosstelling geregeld voor drie Belgische hertogelijke families: [[Huis Arenberg|Arenberg]], [[Huis Croÿ|Croÿ]] en [[Looz-Corswarem]].


Paragraaf 6: De graaf van Schall worden vermeld voor het verlies van het [[graafschap Megen]] in Noord-Brabant.
Paragraaf 6: De graaf van Schall worden vermeld voor het verlies van het [[graafschap Megen]] in Noord-Brabant.

Versie van 18 jan 2010 14:34

Reichsdeputationshauptschluss

De Reichsdeputationshauptschluss (RDH) was het laatste belangrijke besluit van de Rijksdag van het Heilige Roomse Rijk. Het werd genomen op de laatste zitting op 25 februari 1803 te Regensburg, in maart geratificeerd en in april onder voorbehoud door keizer Frans II aangenomen.

In de RDH werd het aantal soevereine staten in het Rijk teruggebracht van 1800 tot circa 60. De wereldlijke vorsten die bij de Vrede van Lunéville hun gebieden aan de linkerrijnoever hadden verloren aan Frankrijk werden schadeloos gesteld met gebied op de rechteroever. Dit geschiedde door secularisering van de kerkelijke gebieden (behalve Mainz) en mediatisering van de vrije rijkssteden (behalve Augsburg, Lübeck, Neurenberg, Frankfurt, Bremen en Hamburg). De Duitse Orde en de Maltezer Orde bleven van secularisering gevrijwaard. De vorsten van Salzburg, Württemberg, Baden en Hessen-Kassel verkregen de keurvorstelijke waardigheid van de opgeheven keurvorstendommen Keulen, Trier en de Palts.

De Reichsdeputationshauptschluss had een zeer grote invloed op het Rijk. Daar de nieuwe keurvorstendommen Württemberg, Baden en Hessen-Kassel protestants waren kwam er een einde aan het traditionele katholieke overwicht in het college van keurvorsten. De keizer raakte met de geestelijke vorsten en de rijkssteden zijn belangrijkste steunpilaren kwijt. Na het ontstaan van de Rijnbond in 1806 legde keizer Frans II zijn kroon neer en werd het Rijk ontbonden.

Nederlandse en Belgische gebieden, die voorkomen in de RDH

Paragraaf 2: Bij Beieren wordt vermeld dat de keurvorst het markiezaat van Bergen op Zoom en de heerlijkheid Ravenstein heeft afgestaan.

Paragraaf 3: Bij Pruisen wordt vermeld dat de koning het hertogdom Gelre en de districten Zevenaar, Huissen en Malburgen heeft afgestaan. Verder wordt in deze paragraaf ook de schadeloosstelling geregeld voor drie Belgische hertogelijke families: Arenberg, Croÿ en Looz-Corswarem.

Paragraaf 6: De graaf van Schall worden vermeld voor het verlies van het graafschap Megen in Noord-Brabant.

Pargaraaf 10: De vorst van Hohenzollern-Hechingen voor het verlies van de heerlijkheid Geulle en de vorst van Hohenzollern-Sigmaringen voor het verlies van Boxmeer, Diksmuide, Berg (='s-Heerenberg), Gendringen, Etten, Wisch en Pannerden.

Paragraaf 11: De vorst van Ligne voor het verlies van Fagnolles.

Paragraaf 12: Hier wordt de schadeloosstelling geregeld voor de vorst van Nassau-Dillenburg (d.w.z. de prins van Oranje) vanwege het verlies van het stadhouderschap en de domeinen in Nederland en België.

Paragraaf 24: Hier worden de zaken geregeld voor de graaf van Aspremont-Lynden voor het verlies van het rijksgraafschap Rekem, voor de graaf van Plettenberg voor het verlies van het rijksgraafschap Wittem met Eijs, voor de graaf van Törring voor het verlies van het rijksgraafschap Gronsveld en voor de graaf van Goltstein voor het verlies van de vrije rijksheerlijkheid Slenaken.

In paragraaf 32 wordt de nieuwe zetelverdeling in de Rijksvorstenraad geregeld. De zetel van de hertog van Arenberg wordt verbonden met zijn nieuwe hertogdom en krijgt rangnummer 82. De hertog van Looz wordt voor het eerst opgenomen in de rijksvorstenraad en krijgt de laatste zetel, nummer 127. De vertegenwoordiging van de verhuisde rijksgraven in de rijksdag is niet meer geregeld voor de ondergang van het Rijk.