Francesco Carpino: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Robbot (overleg | bijdragen)
k Botgeholpen doorverwijzing: Celebrant - Verwijzing(en) gewijzigd naar celebrant (persoon)
k lf
Regel 5: Regel 5:
Op [[11 februari]] [[1951]] benoemde paus Pius XII Carpino tot [[titulair bisschop|titulair aartsbisschop]] van ''Nicomedia'' en tot [[hulpbisschop|bisschop-coadjutor]] van [[Monreale]]. Tien jaar later werd hij titulair aartsbisschop van ''Sardica'' en secretaris van het [[College van Kardinalen]]. Van [[1961]] tot [[1964]] diende hij als raadsman in de voorbereidende commissie voor het [[Tweede Vaticaans Concilie]]. Tijdens het [[conclaaf van 1963]] diende hij als secretaris. In [[1967]] werd hij pro-prefect van de [[Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten]]. Dat zou hij maar enkele maanden blijven.
Op [[11 februari]] [[1951]] benoemde paus Pius XII Carpino tot [[titulair bisschop|titulair aartsbisschop]] van ''Nicomedia'' en tot [[hulpbisschop|bisschop-coadjutor]] van [[Monreale]]. Tien jaar later werd hij titulair aartsbisschop van ''Sardica'' en secretaris van het [[College van Kardinalen]]. Van [[1961]] tot [[1964]] diende hij als raadsman in de voorbereidende commissie voor het [[Tweede Vaticaans Concilie]]. Tijdens het [[conclaaf van 1963]] diende hij als secretaris. In [[1967]] werd hij pro-prefect van de [[Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten]]. Dat zou hij maar enkele maanden blijven.


Carpino werd tijdens het [[consistorie]] van [[juni]] [[1967]] door [[paus Paulus VI]] tot kardinaal gecreëerd. de ''[[Santa Maria Auxiliatrice in via Tuscolana]]'' werd zijn [[titelkerk]]. Op dezelfde dag werd hij benoemd tot [[aartsbisschop]] van [[Palermo (stad)|Palermo]]. In [[1970]] nam hij ontslag. Hij vond zichzelf te oud voor de vele problemen - met name rond de [[maffia]] - waar zijn bisdom mee werd geconfronteerd. Hij werd benoemd tot [[kardinaal-bisschop]] van het [[Suburbicair bisdom]] [[Bisdom Albano|Albano]].
Carpino werd tijdens het [[consistorie]] van [[juni]] [[1967]] door [[paus Paulus VI]] tot kardinaal gecreëerd. de ''[[Santa Maria Ausiliatrice in Via Tuscolana]]'' werd zijn [[titelkerk]]. Op dezelfde dag werd hij benoemd tot [[aartsbisschop]] van [[Palermo (stad)|Palermo]]. In [[1970]] nam hij ontslag. Hij vond zichzelf te oud voor de vele problemen - met name rond de [[maffia]] - waar zijn bisdom mee werd geconfronteerd. Hij werd benoemd tot [[kardinaal-bisschop]] van het [[Suburbicair bisdom]] [[Bisdom Albano|Albano]].


Kardiaal Carpino overleed in zijn slaap. De [[requiemmis]] werd gehouden in de [[Sint Pietersbasiliek]], waarbij [[paus Johannes Paulus II]] voorging, waarbij dertig kardinalen [[celebrant (persoon)|concelebeerden]]. Een tweede requiemmis vond later plaats in Palermo, waar de kardinaal werd bijgezet in de kathedrale kerk.
Kardiaal Carpino overleed in zijn slaap. De [[requiemmis]] werd gehouden in de [[Sint Pietersbasiliek]], waarbij [[paus Johannes Paulus II]] voorging, waarbij dertig kardinalen [[celebrant (persoon)|concelebeerden]]. Een tweede requiemmis vond later plaats in Palermo, waar de kardinaal werd bijgezet in de kathedrale kerk.

Versie van 30 aug 2010 09:48

Francesco Carpino (Palazzolo Acreide, 18 mei 1905 - Rome, 5 oktober 1993) was een Italiaans geestelijke en kardinaal van de Rooms-katholieke kerk.

Carpino bezocht het seminarie van Noto en het Pauselijk Romeins Seminarie, waar hij doctoraten verwierf in de filosofie en de theologie alsmede een graad in het canoniek recht. Hij was toen pas 21 jaar oud en ging terug naar Sicilië om daar professor te worden aan het seminarie. Hij werd in 1927 tot priester gewijd. Hij werkte aanvankelijk als parochiepriester in het bisdom Noto, maar vertrok in 1929 weer naar Rome om hoogleraar te worden aan het Pauselijk Lateraans Atheneum. Dat zou hij blijven tot 1951. Naast zijn hoogleraarschap deed vervulde hij verschillende pastorale functies in Rome. Hij werd in 1939 door paus Pius XII benoemd tot kamerheer van de Paus.

Op 11 februari 1951 benoemde paus Pius XII Carpino tot titulair aartsbisschop van Nicomedia en tot bisschop-coadjutor van Monreale. Tien jaar later werd hij titulair aartsbisschop van Sardica en secretaris van het College van Kardinalen. Van 1961 tot 1964 diende hij als raadsman in de voorbereidende commissie voor het Tweede Vaticaans Concilie. Tijdens het conclaaf van 1963 diende hij als secretaris. In 1967 werd hij pro-prefect van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten. Dat zou hij maar enkele maanden blijven.

Carpino werd tijdens het consistorie van juni 1967 door paus Paulus VI tot kardinaal gecreëerd. de Santa Maria Ausiliatrice in Via Tuscolana werd zijn titelkerk. Op dezelfde dag werd hij benoemd tot aartsbisschop van Palermo. In 1970 nam hij ontslag. Hij vond zichzelf te oud voor de vele problemen - met name rond de maffia - waar zijn bisdom mee werd geconfronteerd. Hij werd benoemd tot kardinaal-bisschop van het Suburbicair bisdom Albano.

Kardiaal Carpino overleed in zijn slaap. De requiemmis werd gehouden in de Sint Pietersbasiliek, waarbij paus Johannes Paulus II voorging, waarbij dertig kardinalen concelebeerden. Een tweede requiemmis vond later plaats in Palermo, waar de kardinaal werd bijgezet in de kathedrale kerk.