Sakoku: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Zorc2000 (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Rubinbot (overleg | bijdragen)
k r2.5.4) (robot Erbij: id:Sakoku
Regel 23: Regel 23:
[[Categorie:Tokugawa-clan]]
[[Categorie:Tokugawa-clan]]
[[Categorie:Geschiedenis van Japan]]
[[Categorie:Geschiedenis van Japan]]

[[iōd:Sakoku]]


[[af:Sakoku]]
[[af:Sakoku]]
Regel 32: Regel 34:
[[fy:Sakoku]]
[[fy:Sakoku]]
[[gl:Sakoku]]
[[gl:Sakoku]]
[[iōd:Sakoku]]
[[id:Sakoku]]
[[is:Einhliða einangrun Japan]]
[[is:Einhliða einangrun Japan]]
[[it:Sakoku]]
[[it:Sakoku]]

Versie van 1 feb 2011 20:30

Sakoku (Japans:鎖国, letterlijk 'land in ketens" of "afsluiting van het land")[1] was het buitenlandse beleid van Japan op grond waarvan geen enkele vreemdeling of Japanner het land zonder toestemming kon binnenkomen of verlaten op straffe van de dood. Een uitzondering gold voor de Hollanders en de Chinezen. Aanvankelijk waren ook Engelsen en Portugezen toegelaten, maar deze verdwenen van het toneel, respectievelijk in 1632 en 1639. De Engelsen op vrijwillige basis, de handel was immers beperkt tot een kleine factorij in Hirado(in de hedendaagse prefectuur Nagasaki), de Portugezen werden periodiek geweerd na een opstand te Shimabara in 1637, waar de toenmalige shogun Iemitsu een ideaal excuus zag de christenen, wier gebruiken radicaal tegen de Japanse tradities ingingen (bv. het verbod op de 'seppuku', polygamie, monotheïsme,...), te vervolgen, onder het voorwendsel dat de Portugese (en in mindere mate Spaanse) missionarissen door bekering het gezag van het bakufu trachtten te ondermijnen. Hieruit blijkt al de panische angst voor opstand van het bakufu en de daaruit voortvloeiende xenofobie, die het regime tot zijn ondergang in 1868 zou kenmerken.

Na de opstand te Shimabara (die overigens meer te maken had met sociaal-economische onrusten dan oproer door het christendom) zette Iemitsu zijn radicaal vervolginsbeleid door. In 1641 waren de Hollanders gedwongen ook hun factorij te Hirado (in navolging van die van de Engelsen) te sluiten en voortaan uitsluitend te opereren vanop het kunstmatige eiland Deshima (ook wel Dejima gespeld)in de baai van Nagasaki. Eens per jaar werd het opperhoofd van Deshima met een bescheiden gevolg ontboden bij de shogun om deze op de hoogte te houden van de actuele stand van zaken in de wereld. Het was op soortgelijke reizen dat unieke verslagen zoals die van Kämpfer tot stand kwamen. De angst van het bakufu ging dus louter om het behouden van het absolute gezag. Dit is ook niet vreemd als men bedenkt hoe moeizaam en bloedig de eenmaking van Japan (1573-1603) verlopen was voor die door de stichter van het Edo-bakufu, Tokugawa Ieyasu, werd geconsolideerd. De angst voor anarchie en burgeroorlog zat kennelijk diep. Ook hier kan een motief gezocht worden voor de chrsitenvervolging. Iemitsu vreesde namelijk dat deze de Japanse bevolking zouden opsplitsen in een christelijke fractie en een fractie loyaal aan het bakufu, die stond voor de traditionele Japanse normen en warden, die, zoals gezegd, radicaal tegen elkaar ingingen. Zodoende zouden de christenen niet enkel het bakufu omverwerpen, maar het hele land weer in de feodale chaos storten waaraan het eeuwen was blootgesteld.

De handel en uitwisseling van kennis werden toegejuicht, zij het onder ijzer toezicht van de bureaucratiche en autoritaire dictatuur die de Tokugawa's van Japan hadden gemaakt. Door het sakokubeleid, dat steeds verder werd aangedraaid, waren tegen het midden van de 17de eeuw enkel nog de Hollanders werkzaam op Dejima en werd er slechts mondjesmaat handel gedreven met Portugal (waarbij de missionarissen wijselijk aan boord bleven)en het China van de Qing en Korea (beperkt tot Tsushima en Nagasaki). Er kwam echter een nieuw intellectueel besef op, dat zijn aanvang had onder Japanse geneeskundigen, die hun behandelingen baseerden op oude Chinese geneeskundig traktaten. Deze merkten dat Hollanse artsen ziekten veel accurater schenen te kunnen behandelen. Via Deshima kwamen er clandestien westerse boeken in Japan van allerlei onderwerpen, waronder ook geneeskunde. Daar Hollanders verboden waren Japans te leren, zette een groep geneeskundigen zich aan een studie van het Nederlands, een bezigheid die bekend zou worden onder de naam 'Rangaku', wat 'Nederlandkunde', of 'Hollandologie' betekent. Hoewel dit aanvankelijk slechts betrekking had op het vertalen van geneeskundige werken van het Nederlands in het Japans, breidde deze studie zich snel uit naar de studie van de Nederlandse taal en cultuur en uiteindelijk de studie van het Westen in het algemeen. Lange tijd was deze studie de enige poort naar westelijke kennis voor de Japanse intellectueel. Nagasaki was de enige haven waar men het land mocht verlaten of binnenkomen. Het beleid werd vastgesteld door het shogunaat onder Tokugawa Iemitsu door middel van een aantal edicten en wetten van 1633-1639, en bleef van kracht tot 1853 met de komst van Commodore Matthew Perry en de openstelling van Japan. Het was tot de Meiji-restauratie (1868) nog steeds illegaal om Japan te verlaten. Zo is er bijvoorbeeld het verhaal van de koopman Dembei, die schipbreuk leed voor de kusten van het schiereiland Kamtsjatka in het uiterste oosten van Siberië, waar hij werd gevonden door de Russische ontdekkingsreiziger Vladimir Atlasov in 1702. Hij kon niet terug naar Japan, waar hij zeker door het bakufu terechtgesteld zou worden en werd door Atlasov meegenomen naar St. Petersburg, waar hij de Japanse taal onderwees. Het is twijfelachtig of Dembei als eenvoudige koopman iets wist van de copmplexe binnenlandse politiek van Japan en of hij dus een grote bijdrage heeft kunnen leveren tot de westerse kennis over het Japan ten tijde van het sakoku.

Maar Japan was in de praktijk niet volledig geïsoleerd onder het Sakoku-beleid. Het was eerder een systeem waarbij door het shogunaat strikte regels en controle kon worden opgelegd aan de handel en de buitenlandse betrekkingen. Zo had men bijvoorbeeld het fenomeen van de 'Vermiljoenzegel', een speciale handelsvergunning verleend door het bakufu. hoewel deze aanvankelijk royaal werd verstrekt, was dit tijdens de 'sakoku' slechts aan enkele hofleveranciers voorbehouden

Einde van afzondering

Op 8 juli 1853 eiste Commodore Matthew Perry van de Amerikaanse marine met vier oorlogsschepen dat Japan de handel met het Westen openstelde. Het volgende jaar (1854), kwam Perry terug met zeven schepen en dwong de Shogun het "Verdrag van Vrede en Vriendschap" te ondertekenen, om officiële diplomatieke betrekkingen tussen Japan en de Verenigde Staten te bewerkstelligen.

Zie ook

[bron?]

iōd:Sakoku

  1. Sakoku: de term is afkomstig uit het werk Sakoku-ron (鎖国論), gepubliceerd door Shitsuki Tadao (志筑忠雄) in 1801. Shitsuki bedacht het woord, tijdens het vertalen van de werken van de 17de eeuwse Duitse reiziger Engelbert Kämpfer over Japan. De term, die op dat moment meestal werd gebruikt om te verwijzen naar het beleid was kaikin (海禁), of "maritieme beperkingen."