Friederike von Hannover: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
TXiKiBoT (overleg | bijdragen)
Regel 34: Regel 34:


[[bg:Фредерика Хановерска]]
[[bg:Фредерика Хановерска]]
[[br:Friederike von Hannover]]
[[ca:Frederica de Hannover]]
[[ca:Frederica de Hannover]]
[[da:Frederike af Hannover]]
[[da:Frederike af Hannover]]

Versie van 6 feb 2011 05:28

Frederika van Brunswijk
1917-1981
Friederike von Hannover
Koningin der Hellenen
Periode 1947 - 1964
Voorganger Elizabeth van Roemenië
Opvolger Anne Marie van Denemarken
Vader Ernst August van Brunswijk
Moeder Victoria Louise van Pruisen

Frederika Louise Thyra Victoria Margarita Sophia Olga Cecilia Isabella Christa (Grieks: Βασίλισσα Φρειδερίκη των Ελλήνων) (Blankenburg, 18 april 1917Madrid, 6 februari 1981), Prinses van Hannover, Hertogin van Brunswijk-Lüneburg, was koningin van Griekenland van 1947 tot 1964. Zij was een dochter van hertog Ernst August van Brunswijk en prinses Victoria Louise van Pruisen, de enige dochter van de Duitse keizer Wilhelm II.

Als afstammeling van de Britse koningin Victoria werd zij opgevoed in een Engelse kostschool, waar zij naar eigen zeggen "elke dag opnieuw met ijzeren wilskracht rebelleerde tegen de onwrikbare orde".

Huwelijk en kinderen

Frederika trad op 9 januari 1938 in het huwelijk met de vijftien jaar oudere prins Paul (Pavlos) van Griekenland, aan wie zij drie kinderen schonk:

Troonsbestijging en aftreding

Frederika werd koningin van Griekenland toen haar echtgenoot op 1 april 1947 de Griekse troon besteeg als Paul I, nadat zijn broer George II kinderloos gestorven was.

Toen Paul vrij onverwacht koning werd was zijn land verwikkeld in een burgeroorlog, die veel menselijk leed heeft aangericht. Het koningspaar spande zich hard in om de door de oorlog ontstane menselijke wonden te helen, en daarmee ook de sympathie voor het vorstenhuis te wekken.

Maar het eigenzinnige en heerszuchtige karakter van koningin Frederika maakte haar niet geliefd bij haar onderdanen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd zij, een kleindochter van Wilhelm II, reeds verdacht van enige nazi-sympathieën. Haar vier broers waren bovendien officier bij de Wehrmacht. Rond 1950 werd het duidelijk dat koning Paul volledig door zijn bemoeizieke vrouw werd gedomineerd. Ze hield zich persoonlijk met staatszaken bezig, en kreeg het herhaaldelijk aan de stok met verschillende eerste ministers. Zelfs de meest overtuigde royalisten bracht zij tot republikeinse ideeën. Toen koning Paul in 1964 overleed en opgevolgd werd door zijn zoon Constantijn, leek haar bemoeizucht zelfs nog toe te nemen, hetgeen haar de haat van linkse en rechtse politici opleverde.

Na de val van Constantijn II (13 december 1967) verliet zij met de koninklijke familie het land. Zij overleed in Madrid op 6 februari 1981. Zij werd begraven op het koninklijke landgoed Tatoi, even buiten Athene.