Madeleine de Scudéry: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
MerlIwBot (overleg | bijdragen)
k Robot: verwijderd: mzn:محک منو حذف کن 96 (missing)
MexicanoBot (overleg | bijdragen)
k →‎Madeleine als Sapho: taal, replaced: bekend stond → bekendstond
Regel 22: Regel 22:


== Madeleine als Sapho ==
== Madeleine als Sapho ==
De [[thema (literatuur)|thema]]’s aangehaald in de romans van De Scudéry situeren zich meestal in de [[klassieke oudheid]], maar hun taalgebruik en gedachten refereren naar moderne ideeën van de 17de-eeuwse verlichting. De personages in haar boeken kunnen vaak geïdentificeerd worden met tijdsgenoten, zoals Paul Pellisson<ref>Paul Pellisson (1624-1693) was een Frans protestants dichter. Hij was goed bevriend met De Scudéry.</ref>, die verscheen in haar roman ‘Clélie’ als het personage ‘Herminius’. In ‘Artemène ou le Grand Cyrus’ (1649-1653) schrijft De Scudéry over haar alter ego ‘Sapho’ (dit was de naam onder welke ze bekend stond bij vrienden). In het boek ‘The Story of Sapho’ schrijft Karen Newman dat vele critici kijken over het feit dat De Scudéry ook verwijst naar de historische figuur Sappho (De Scudéry schrijft Sapho met één ‘p’, zoals het gespeld werd in het 17e-eeuwse Frankrijk), omdat ze deze roman (‘Artemène’) eerder bekijken als autobiografisch. Sappho was de naam van een schrijfster uit het antieke Griekenland die net als Madeleine samen met vrienden, zowel mannen als vrouwen, een soort van literair salon had gevormd op het Griekse eiland Lesbos, met Sappho als leider. Het verband met Madeleine hoeft men dus niet ver te zoeken.
De [[thema (literatuur)|thema]]’s aangehaald in de romans van De Scudéry situeren zich meestal in de [[klassieke oudheid]], maar hun taalgebruik en gedachten refereren naar moderne ideeën van de 17de-eeuwse verlichting. De personages in haar boeken kunnen vaak geïdentificeerd worden met tijdsgenoten, zoals Paul Pellisson<ref>Paul Pellisson (1624-1693) was een Frans protestants dichter. Hij was goed bevriend met De Scudéry.</ref>, die verscheen in haar roman ‘Clélie’ als het personage ‘Herminius’. In ‘Artemène ou le Grand Cyrus’ (1649-1653) schrijft De Scudéry over haar alter ego ‘Sapho’ (dit was de naam onder welke ze bekendstond bij vrienden). In het boek ‘The Story of Sapho’ schrijft Karen Newman dat vele critici kijken over het feit dat De Scudéry ook verwijst naar de historische figuur Sappho (De Scudéry schrijft Sapho met één ‘p’, zoals het gespeld werd in het 17e-eeuwse Frankrijk), omdat ze deze roman (‘Artemène’) eerder bekijken als autobiografisch. Sappho was de naam van een schrijfster uit het antieke Griekenland die net als Madeleine samen met vrienden, zowel mannen als vrouwen, een soort van literair salon had gevormd op het Griekse eiland Lesbos, met Sappho als leider. Het verband met Madeleine hoeft men dus niet ver te zoeken.


Door het incorporeren van bestaande personen in haar verhalen behoren de romans van De Scudéry tot de ‘romans à clef’ (of ‘romans à clé, Frans voor ‘[[sleutelroman]]’), een literair genre uit de 17e eeuw dat bekende mensen portretteerde (vaak mensen uit het hofleven), vermomd in de gedaante van fictieve personages. Door dit te doen lokte De Scudéry met haar boeken nieuwsgierigheid uit bij de lezers. Dit zorgde er mede voor dat haar boeken bestsellers waren in die periode, maar erna wat in de vergetelheid raakten.
Door het incorporeren van bestaande personen in haar verhalen behoren de romans van De Scudéry tot de ‘romans à clef’ (of ‘romans à clé, Frans voor ‘[[sleutelroman]]’), een literair genre uit de 17e eeuw dat bekende mensen portretteerde (vaak mensen uit het hofleven), vermomd in de gedaante van fictieve personages. Door dit te doen lokte De Scudéry met haar boeken nieuwsgierigheid uit bij de lezers. Dit zorgde er mede voor dat haar boeken bestsellers waren in die periode, maar erna wat in de vergetelheid raakten.

Versie van 31 aug 2012 09:01

Madeleine de Scudéry

Madeleine de Scudéry (Le Havre, 15 november 1607 - Parijs, 2 juni 1701) was een Frans schrijfster, wier werken enorm populair waren in de 17e eeuw, de Gouden Eeuw van Lodewijk XIV.

Biografie

De Scudéry was de jongere zus van Georges de Scudéry, tevens een erkend schrijver en onder wiens naam ze geregeld boeken publiceerde. Haar liefde voor lezen, zowel voor antieke als voor moderne geschriften, ontstond in de bibliotheek van haar oom, bij wie ze samen met haar moeder inwoonde na de dood van haar vader (ze was toen zeven). Daar ontwikkelde ze ook de vaardigheden nodig voor een succesvolle literaire carrière.

Na de dood van haar moeder verliet ze het huis van haar oom en ging ze inwonen bij haar broer Georges in Parijs, die daar ondertussen een carrière als schrijver had opgebouwd en opgenomen was in de hoogste literaire kringen, zoals het salon van Cathérine de Rambouillet. Parijs was toen het wetenschappelijke en culturele centrum van het verlichte Frankrijk. Ook De Scudéry zette haar stempel in de literaire kring van ‘Hôtel de Rambouillet’. Tegen 1640 stichtte ze haar eigen salon, ‘La Société du Samedi’.

De Scudéry bleef heel haar leven alleenstaand. Geld was regelmatig een probleem. Haar enige inkomsten kwamen van de verkoop van haar werken, maar deze verkochten goed. Als vrijgevochten vrouw in de 17e eeuw wordt De Scudéry gezien als de eerste bluestocking[1] van Frankrijk.

Positie in het architectuurdebat

De Scudéry kan zowel door haar romans als door de conversaties in haar salon gelinkt worden aan het architectuurdebat, maar architectuur was niet het hoofdonderwerp in haar discussies. De conversaties in de salons werden gehouden onder de Franse bourgeoisie, vurige verdedigers van ‘al het schone en gecultiveerde’. Een fragment uit ‘La promenade de Versailles’ toont dit aan: “Maar zegt Telamon, die een verruimde geest heeft en veel weet; je moet een algemene regel stellen, dat de Kunst de natuur verfraait; dat paleizen mooier zijn dan grotten, dat goed verzorgde tuinen aangenamer zijn dan schrale weilanden” [2]. De discussies in de salons van De Scudéry moeten geplaatst worden in een algemene context van kunst, onderwijs en het individu in de samenleving. Het zijn auteurs zoals Katharina Krause die in haar boek ‘Wie beschreibt man Architektur’ De Scudérys roman ‘La promenade de Versailles’ ontleedt als een architectuurbeschrijvend werk en die haar plaatsen in een architecturale context.

Haar werk

Samen met haar broer Georges schreef ze haar eerste roman, ‘Ibrahim ou L’illustre bassa’(1642), uitgegeven onder de naam van Georges de Scudéry. “Georges denkt de grote verhaallijnen uit, terwijl De Scudéry de portretten van de personages uitwerkt, net als de gevoelsmatige analyses, brieven en conversaties”[3] . ‘Ibrahim ou l’illustre bassa’ werd gepubliceerd in vier volumes, haar latere werken waren zelfs nog langer. Zowel ‘Artemène ou le grand Cyrus’(1649-1653) als ‘Clélie, histoire romaine’ (1654-1660) werden gepubliceerd in tien delen, ze ontlenen hun lengte aan de talloze uitgeschreven conversaties.

Critici onderzochten in hoeverre er een echte samenwerking was tussen broer en zus de Scudéry, en in hoeverre het verantwoord was dat de romans op de naam van Georges de Scudéry gepubliceerd werden. ‘Ibrahim ou L’illustre bassa’(1641) en ‘Les femmes illustres’(1642) blijken echte samenwerkingen te zijn, in tegenstelling tot ‘Lettres Amoureuses’ (1641), die enkel door De Scudéry blijkt geschreven te zijn. Ook in ‘Artemène’ en ‘Clélie’ blijkt de enige bijdrage van Georges het gebruik van zijn bekende naam.

Vanaf 1661 werden De Scudérys boeken anoniem gepubliceerd (in 1654 had Georges de Scudéry Parijs moeten ontvluchten wegens een dreigende arrestatie door zijn connectie met een revolutionaire opstand, La Fronde), maar deze werden als de hare geaccepteerd. In dat jaar publiceerde ze ‘Celinte, nouvelle premiere’. In dit werk, net als in ‘Mathilde d’Aguilar’ (1667) werden conversaties belangrijker en speelden een prominentere rol dan in haar vroege werken. Conversaties domineerden de rest van haar literaire werken, zoals in ‘La promenade à Versailles’ (1669). Het is wederom Krause die in haar boek ‘Wie beschreibt man Architektur’ opmerkt dat De Scudéry – in tegenstelling tot veel mannelijke auteurs van haar tijd – geen voorwoord of verklaringen neerschrijft. Dit kan in verband gebracht worden met De Scudérys ‘Société du Samedi’, ze schrijft zoals er conversaties gevoerd worden in haar salon.

Madeleine als Sapho

De thema’s aangehaald in de romans van De Scudéry situeren zich meestal in de klassieke oudheid, maar hun taalgebruik en gedachten refereren naar moderne ideeën van de 17de-eeuwse verlichting. De personages in haar boeken kunnen vaak geïdentificeerd worden met tijdsgenoten, zoals Paul Pellisson[4], die verscheen in haar roman ‘Clélie’ als het personage ‘Herminius’. In ‘Artemène ou le Grand Cyrus’ (1649-1653) schrijft De Scudéry over haar alter ego ‘Sapho’ (dit was de naam onder welke ze bekendstond bij vrienden). In het boek ‘The Story of Sapho’ schrijft Karen Newman dat vele critici kijken over het feit dat De Scudéry ook verwijst naar de historische figuur Sappho (De Scudéry schrijft Sapho met één ‘p’, zoals het gespeld werd in het 17e-eeuwse Frankrijk), omdat ze deze roman (‘Artemène’) eerder bekijken als autobiografisch. Sappho was de naam van een schrijfster uit het antieke Griekenland die net als Madeleine samen met vrienden, zowel mannen als vrouwen, een soort van literair salon had gevormd op het Griekse eiland Lesbos, met Sappho als leider. Het verband met Madeleine hoeft men dus niet ver te zoeken.

Door het incorporeren van bestaande personen in haar verhalen behoren de romans van De Scudéry tot de ‘romans à clef’ (of ‘romans à clé, Frans voor ‘sleutelroman’), een literair genre uit de 17e eeuw dat bekende mensen portretteerde (vaak mensen uit het hofleven), vermomd in de gedaante van fictieve personages. Door dit te doen lokte De Scudéry met haar boeken nieuwsgierigheid uit bij de lezers. Dit zorgde er mede voor dat haar boeken bestsellers waren in die periode, maar erna wat in de vergetelheid raakten.

‘La promenade de Versailles’

‘La Promenade de Versailles’ is één van de werken waardoor men De Scudéry associeert met architectuur en waaruit het duidelijkst blijkt hoe ze over architectuur denkt. Het werk, geschreven in 1669, verhaalt een wandeling die De Scudéry maakt door Versailles, in gezelschap van drie anderen, Glicère, Telamon en ‘de schone onbekende’. Het is een opeenvolging van conversaties, over het paleis van Versailles en de tuinen.

Ook over het nut en de functie van een architectuurbeschrijving wordt een conversatie gehouden. Hierbij is het Telamon die in architectuurbeschrijvingen gespecialiseerd blijkt te zijn, en aldus een hevig voorstander is van het beschrijven van gebouwen. Hij wil de gebouwen in bezit nemen en ziet schoonheid in planopbouw en andere architecturale elementen. Terwijl Glicère alle beschrijvingen overslaat en geniet van ‘mooie’ architectuur, ze wil erdoor wandelen, maar het niet in bezit nemen. Als Glicère beschrijvingen in een boek aantreft, slaat ze die over zonder ze te lezen.[5] Telamon vindt dit echter een grote misvatting, want “dan zou het geheugen van de steden, de paleizen en de magnifieke tuinen verdwijnen met de tijd, aangezien men er geen beschrijvingen van zou maken en aangezien architectuur niet onsterfelijk is” [6]. Ook, zegt Telamon, zijn beschrijvingen nuttig voor de geest en de fantasie.

De Scudérys personages theoretiseren de noodzakelijkheid van tekstuele beschrijvingen terwijl ze een rondleiding krijgen door het paleis van Versailles. De Scudéry benadrukt in het begin van ‘La promenade de Versailles’ (waarin ze de belangrijke functie van de gids aanhaalt, vertolkt door De Scudéry zelf) de waarde van beschrijvingen voor het nageslacht: “If someone who knows how to write, describes Versailles very well, have no doubt that this description will be useful to posterity in understanding the Construction of this palace where so many great designs were conceived.” [7]

‘La promenade de Versailles’ moet binnen de context van haar tijd geplaatst worden, in de Gouden Eeuw van Lodewijk XIV, ‘de Zonnekoning’. De Scudéry observeert en beschrijft het paleis van Versailles als de verpersoonlijking van Lodewijk XIV’s genialiteit en zet zo zijn kwaliteiten als eerbaar man in de verf. Lodewijk XIV wordt geëerd voor zijn steun aan de kunsten, de oprichting van de académies en zijn interesse in de wetenschappen. Lodewijk XIV hechtte een groot belang aan cultuur en moreel voorkomen.

Commentaar op haar werk

De Scudéry was tijdens haar leven enorm populair in Frankrijk, haar werken waren bestsellers en werden gelezen tot in de 18e eeuw. Door deze aandacht kreeg ze ook kritiek te verduren. Ze had onvoorwaardelijke medestanders en bewonderaars zoals Ménage, die haar beschrijft als “cette savante fille”[8] , Chapelain, Huet en Boisot. Abbé de Pure zegt over De Scudéry: “Elle est capable de ternir toutes ses belles productions par sa seule conversation, car elle y est si bonne et si aimable qu'on aime encore mieux la voir que la lire: ce n'est que bonté, que douceur; l'esprit n'éclate qu'avec tant de modestie, les sentiments n'en sortent qu'avec tant de retenue, elle ne parle qu'avec tant de discrétion, et tout ce qu'elle dit est si à propos et si raisonnable, qu'on ne peut s'empêcher de l'admirer et de l'aimer tout ensemble”[9].

Één van de kritieken was dat De Scudérys romans veel te lang waren, met veel te veel conversaties. Ook de geloofwaardigheid was een twistpunt waar de critici over struikelden. Verder was er in de 17e eeuw discussie over het gevaarlijk effect van romans op de ongeoefende lezer.[10] Verreweg de belangrijkste criticus was Nicolas Boileau, een tijdsgenoot van Madeleine. In zijn ‘Satire II’ (Boileau schreef negen afzonderlijke satires over literaire werken van tijdsgenoten) noemt hij de Scudéry iemand die schrijft zonder kunst, en die enkel gelezen wordt door dwazen[11]. Later probeert hij haar ook in diskrediet te brengen met parodieën.

De Scudéry werd tevens bekritiseerd omdat zij in ‘La promenade à Versailles’ architectuur zou beschrijven zonder de juiste terminologie te beheersen of architecturale achtergrond te bezitten[12]. De Scudéry was zich hier van bewust en probeerde dit probleem te vermijden om zo haar hoogaangeschreven status in de literatuurwereld niet te verliezen. Ze gebruikte zo weinig mogelijk vakjargon en nergens in haar werken staat iets over de zuilenordes. Krause haalt deze problematiek aan in haar boek ‘Wie beschreibt man Architektur’, waarin ze opmerkt dat ‘La promenade de Versailles’ niet moet te lezen valt als een architectuurbeschrijving, maar als een subjectieve weergave van wat ze ziet en voelt als ze naar het paleis van Versailles kijkt. De Scudéry spreekt zelfs over de geur die ze opvangt in de tuinen.[13]

Vanuit Engeland kwam er ook kritiek (de boeken van De Scudéry werden na publicatie vertaald in het Engels). Charlotte Lennox (midden 18de-eeuws schrijfster) schaart zich achter de critici die bang zijn voor het effect van De Scudérys boeken op de ‘gewone’ mens. Een andere criticus uit Engeland (Schotland) was Walter Scott (eind 18de-eeuws dichter/schrijver), die haar boeken totaal ongeloofwaardig vindt.

Bronnenlijst

Boeken

  • BOILEAU, N., Satire II, 1660-1668
  • BOROWITZ, H.O., The impact of art on French literature: from de Scudéry to Proust, USA: Associated University Presses, 1985
  • COUSIN, V., La société française au XVII siècle d’après le Grand Cyrus de Mlle de Scudéry, Parijs: Didier et Cie, 1858
  • DE PURE, M., La Précieuse ou le mystère des ruelles, Paris: E. Droz, 1938
  • GOLDSTEIN, C., Vaux and Versailles: the appropriations, erasures and accidents that made modern *France, Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2008
  • FURETIERE, A., Le Roman bourgeois, ouvrage comique (livre premier), Parijs: E. Picard, 1868
  • KRAUSE, K., Wie beschreibt man Architektur ? Das Fräulein van Scudéry spaziert durch Versailles, Freiburg: Rombach, 2002
  • MENAGE,G., Menagiana ou Bons mots, rencontres agréables, pensées judicieuses, et curieuses, Amsterdam: chez Pierre de Coup, 1713-1716
  • NEWMAN, K., The Story of Sapho – Translated and with an introduction by Karen Newman, Chicago: The University of Chicago Press, 2003

Tijdschriften

  • DUBOIS, E. T., The Modern Language Review, Vol. 75, No. 3 (Jul., 1980)