Hooghiemstra (Utrecht): verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
k Linkfix ivm sjabloonnaamgeving / parameterfix
k Aiko heeft de pagina Hooghiemstra naar Hooghiemstra (Utrecht) hernoemd: ruimte maken voor doorverwijspagina
(geen verschil)

Versie van 3 feb 2013 13:38

NV Utrechtsche Fouragehandel en Voederkoekenfabriek v/h J.S. Hooghiemstra
Hooghiemstra langs de Biltsche Grift gezien vanaf de Vaaltbrug
Locatie
Locatie Wittevrouwensingel
Adres Hooghiemstraplein 51 T/M 173Bewerken op Wikidata
Coördinaten 52° 6′ NB, 5° 7′ OL
Bouw gereed 1912
Verdiepingen 8
Bouwinfo
Architect M.E. Kuiler
Eigenaar Stichting Wittevrouwen Bolwerk
Erkenning
Monumentstatus gemeentelijk monument
Portaal  Portaalicoon   Civiele techniek en bouwkunde


Hooghiemstra is een voormalige veevoederfabriek in Utrecht.

Jurjen Sjoerd Hooghiemstra was een schipper uit Kampen die hooi en stro verkocht. In 1865 besloot hij zijn handel aan land voort te zetten en vestigde hij zich net buiten Utrecht in een schuur aan de Wittevrouwensingel. In 1880 breidde Hooghiemstra zijn handel uit met het malen van voer en in 1885 werd een stoommachine geïnstalleerd. Rondom de fabriek ontstonden rond de eeuwwisseling de wijken Vogelenbuurt en Wittevrouwen. Vanaf 1911 was de naam van het bedrijf NV Utrechtsche Fouragehandel en Voederkoekenfabriek v/h J.S. Hooghiemstra. De activiteiten van het bedrijf hadden zich zo uitgebreid dat een nieuw pakhuis nodig was.

In 1912 werd een pakhuis gebouwd van zes verdiepingen met hoektorentjes, naar een ontwerp van architect M.E. Kuiler, die zich daarbij liet inspireren door de Franse châteaux de l'industrie. In 1916 werd het gebouw verhoogd met twee verdiepingen. In de vroege jaren 20 opende het bedrijf vijf filialen in Midden-Nederland, er werd een fabriek aan de Vaartsche Rijn aangekocht en er werd begonnen met de productie van pluimveevoer. In 1927 begon de productie van havermout, waarvan het later een van de drie grootste producenten in Nederland werd. Na de Tweede Wereldoorlog stortte de markt voor havermout in en het bedrijf schakelde niet tijdig over op andere producten, waardoor het bedrijf niet overleefde.

In 1955 werd het terrein verkocht aan VRG-papier, dat hier haar dochterbedrijf, de etikettenfabriek Avery, vestigde. Veel gebouwen op het terrein werden gesloopt, waaronder de villa Huis Welgelegen,[1] die deels verbouwd was tot stal voor de paarden van Hooghiemstra[2] die de wagens met handelswaar trokken. Er werd een nieuw gebouw van acht verdiepingen in functionele bouwstijl tegen het Hooghiemstra-gebouw aangebouwd, dat later bekend werd als het Avery-gebouw. In 1972 werd het complex door de gemeente Utrecht aangekocht met de bedoeling het te slopen en een nieuwe weg aan te leggen.

In 1985 werd het complex gekraakt. Tientallen dakloze jongeren vonden een tijdelijk onderdak en er werden oefenruimtes voor bandjes en ateliers voor kunstenaars ingericht. Er vonden acid house- en andere dansfeesten plaats die veel publiek trokken. Als kraakpand stond het complex bekend als De Fabriek.

In 1988 werd de Stichting Wittevrouwen Bolwerk opgericht, die plannen ontwikkelde om het complex te behouden ten behoeve van een bedrijfsverzamelgebouw. Een haalbaarheidsonderzoek wees uit dat alleen het Avery-gebouw behouden kon blijven en het Hooghiemstra-deel gesloopt zou moeten worden. De Werkgroep Industriële Archeologie Utrecht noemde het Hooghiemstragebouw echter een zeer belangrijk industrieel monument uit het begin van de twintigste eeuw en probeerde de gemeente te overtuigen van het belang van behoud van het gebouw. De gemeente verkocht het complex uiteindelijk voor een symbolisch bedrag van één gulden aan de stichting en gaf 3,5 miljoen gulden subsidie voor renovatie.

Trivia

Tijdens de Tweede Wereldoorlog smokkelden een aantal medewerkers van Hooghiemstra havermout naar buiten met behulp van speciale hemden waar vakken in waren gemaakt en die vervolgens strak om het lichaam werden geschort om bij fouillering niet betrapt te worden. Bij ontdekking van smokkel werd een maand loon ingehouden. Degenen die moesten fouilleren deden vaak een oogje toe zodat zij later ook van de buit konden meeprofiteren.


Zie de categorie Hooghiemstra van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.