Neoclassicistische architectuur: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
correctie, aanvullingen
Regel 37: Regel 37:


==Midden-Europa==
==Midden-Europa==
In Duitsland omhelsde [[Friedrich Wilhelm von Erdmannsdorff]] als een der eersten het neoclassicisme (aanvankelijk nog aangeduid als [[Lodewijk XVI-stijl]]). In het [[Parklandschap Dessau-Wörlitz]] zijn verschillende gebouwen van zijn hand te zien. De jonggestorven [[Friedrich Gilly]] wordt gezien als een van de wegbereiders van het pure neoclassicisme in Duitsland. [[Berlijn]], [[München]] en in mindere mate [[Kassel (Duitsland)|Kassel]] en [[Hannover (stad)|Hannover]] waren centra van de nieuwe architectuurstroming.
In Duitsland omhelsde [[Friedrich Wilhelm von Erdmannsdorff]] als een der eersten het neoclassicisme (aanvankelijk nog aangeduid als [[Lodewijk XVI-stijl]]). In het [[Parklandschap Dessau-Wörlitz]] zijn verschillende gebouwen van zijn hand te vinden. De jonggestorven [[Friedrich Gilly]] wordt gezien als een van de wegbereiders van het pure neoclassicisme in Duitsland. [[Berlijn]], [[München]] en in mindere mate [[Kassel (Duitsland)|Kassel]] en [[Hannover (stad)|Hannover]] waren centra van de nieuwe architectuurstroming.


In de Pruisische hoofdstad Berlijn waren [[Carl Gotthard Langhans]], [[Karl Friedrich Schinkel]] en [[Friedrich August Stüler]] de toonaangevende architecten. De [[Brandenburger Tor]] van Langhans, de [[Neue Wache]], het [[Altes Museum]] en het [[Konzerthaus Berlin]] van Schinkel en de [[Alte Nationalgalerie]] en het [[Neues Museum]] van Stüler behoren tot de bekendste gebouwen van Berlijn. In het [[Koninkrijk Beieren]] was koning [[Ludwig I van Beieren|Ludwig I]] een groot liefhebber van klassieke kunst en architectuur. [[Friedrich von Gärtner]] en [[Leo von Klenze]] bouwden niet alleen in de Beierse hoofdstad (onder andere langs de Ludwigsstrasse en aan de Königsplatz), maar ook elders in Beieren en Duitsland. [[Georg Ludwig Friedrich Laves]] was de belangrijkste neoclassicistische bouwmeester in het [[Keurvorstendom Hannover|Keurvorstendom]], later [[Koninkrijk Hannover]]. Laves bouwde er ondermeer de Opera van Hannover, het Leineschloss en de Waterlooplatz (met erezuil). In het [[Landgraafschap Hessen-Kassel|Keurvorstendom Kassel]] heerste eind 18e eeuw een vooruitstrevende geest. Het [[Fredericianum]] van [[Simon Louis du Ry]] is een der oudste musea ter wereld en een van de eerste neoclassicistische bouwwerken in Duitsland. Het [[Schloss Wilhelmshöhe]] van dezelfde architect is thans eveneens een museum.
In de Pruisische hoofdstad Berlijn waren [[Carl Gotthard Langhans]], [[Karl Friedrich Schinkel]] en [[Friedrich August Stüler]] de toonaangevende architecten. De [[Brandenburger Tor]] van Langhans, de [[Neue Wache]], het [[Altes Museum]] en het [[Konzerthaus Berlin]] van Schinkel en de [[Alte Nationalgalerie]] en het [[Neues Museum]] van Stüler behoren tot de bekendste gebouwen van Berlijn. In het [[Koninkrijk Beieren]] was koning [[Ludwig I van Beieren|Ludwig I]] een groot liefhebber van klassieke kunst en architectuur. [[Friedrich von Gärtner]] en [[Leo von Klenze]] bouwden niet alleen in de Beierse hoofdstad (onder andere langs de Ludwigsstrasse en aan de Königsplatz), maar ook elders in Beieren en Duitsland. [[Georg Ludwig Friedrich Laves]] was de belangrijkste neoclassicistische bouwmeester in het [[Keurvorstendom Hannover|Keurvorstendom]], later [[Koninkrijk Hannover]]. Laves bouwde er ondermeer de Opera van Hannover, het Leineschloss en de Waterlooplatz (met erezuil). In het [[Landgraafschap Hessen-Kassel|Keurvorstendom Kassel]] heerste eind 18e eeuw een vooruitstrevende geest. Het [[Fredericianum]] van [[Simon Louis du Ry]] is een der oudste musea ter wereld en een van de eerste neoclassicistische bouwwerken in Duitsland. Het [[Schloss Wilhelmshöhe]] van dezelfde architect is thans eveneens een museum.

Versie van 6 feb 2013 02:37

Projet d'Opéra, ontwerp van Étienne-Louis Boullée uit 1781
Altes Museum, Berlijn (interieurschets Karl Friedrich Schinkel, 1829)

Met neoclassicistische architectuur wordt bedoeld de architectuurstijl die, in lijn met de meer algemene kunststroming van het neoclassicisme, een terugkeer naar de idealen van de oude Griekse en Romeinse bouwwkunst voorstond. Het neoclassicisme in de bouwkunst ontstond enerzijds als een reactie op de zwierige vormen van de barok- en rococo-architectuur, anderzijds als een voortzetting van de classiciserende tendensen in de bouwkunst van de tweede helft van de 18e eeuw (Lodewijk XVI-stijl). De stroming beleefde in Europa een hoogtepunt tussen ca. 1775 en 1825. In veel landen, ook in Rusland en in Noord- en Zuid-Amerika, vond de stijl ook later in de 19e, en zelfs in de 20e eeuw nog navolging. Sommige architecten ontleenden hun klassieke beeldtaal op een indirecte manier aan voorbeelden uit de Renaissance of het werk van de Italiaanse architect Andrea Palladio; deze varianten worden meestal aangeduid als neorenaissance en neopalladianisme. In Duitstalige landen (en in Oost-Europa) wordt meestal gesproken over Klassizismus, waar elders de term neoclassicisme wordt gebruikt.

Zuid-Europa

De Griekse koning Otto I was, evenals zijn vader Ludwig I van het Koninkrijk Beieren, een groot liefhebber van de klassieke architectuur. In zijn opdracht bouwde de Duitse architect Friedrich von Gärtner in Athene het koninklijk paleis, thans het Parlement van Griekenland. De van oorsprong Deense, later in Oostenrijk werkende architect Theophil Hansen ontwierp in de Griekse hoofdstad een laat-neoclassicistisch ensemble, bestaande uit de Universiteit van Athene, de Nationale Academie en de Nationale Bibliotheek. Hansen was ook de architect van het Zappeion.

In Napels waren Stefano Gasse en Leopoldo Laperuta de leidende neoclassicistische architecten. Eerstgenoemde bouwde er een tweetal tempeltjes en de sterrenwacht van Capodimonte; laatstgenoemde bouwde in Napels het Palazzo della Prefettura en de Basilica di San Francesco di Paola. Andere Italiaanse bouwmeesters waren vooral in Rome werkzaam: Luigi Poletti, Cosimo Morelli en Giuseppe Valadier. De laatste restaureerde een aantal klassieke Romeinse monumenten, waaronder het Colosseum, de Boog van Titus en de Tempel van Portunus. In Genua was de architect Carlo Barabino van belang. Hij bouwde er de façade van de San Sirokerk, maakte diverse stadsuitbreidingsplannen en ontwierp de monumentale begraafplaats Staglieno. Meerdere Italiaanse architecten waren in deze periode in Rusland werkzaam (zie hieronder).

In Spanje en Portugal zijn vrij weinig neoklassieke bouwwerken te vinden. De Italiaan Francesco Sabatini werkte een groot deel van zijn leven in Madrid. Zijn kerken en paleizen bewegen zich tussen late barok, neoclassicisme en neorenaissance. Juan de Villanueva ontwierp in Madrid het stadhuis, de botanische tuinen en het Prado Museum. De architect Torcuato Benjumeda was vooral werkzaam in Andalusië.

Frankrijk

De Fransman Ange-Jacques Gabriel was met zijn ontwerpen voor de Place de la Concorde en de École Militaire in Parijs, en de Koninklijke Opera en het Petit Trianon in Versailles een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Lodewijk XVI-stijl in Frankrijk en was daarmee tevens een wegbereider van het neoclassicisme. Ook het werk van de 18e-eeuwse architectuurtheoretici Étienne-Louis Boullée en Claude-Nicolas Ledoux wordt gezien als belangrijk voor de ontwikkeling van het neoclassicisme in Europa. Van de eerste zijn maar heel weinig ontwerpen gerealiseerd; de laatste beoogde met zijn Koninklijke zoutziederij van Arc-et-Senans een idealistische en visionaire stad te scheppen. Enkele invloedrijke gebouwen uit deze tijd zijn het Panthéon van Jacques-Germain Soufflot, het Théâtre de l'Odéon van Charles de Wailly en het Grand Théâtre de Bordeaux van Victor Louis. De belangrijkste neoclassicistische bouwmeesters van het vroeg 19e-eeuwse Parijs waren Pierre-Alexandre Vignon (Église de la Madeleine), Jean Chalgrin (diverse gebouwen in Versailles, onder andere een melkinrichting in de vorm van een Griekse tempel, Arc de Triomphe) en Alexandre-Théodore Brongniart (Beurs van Parijs, Père-Lachaise).

België en Nederland

In de Zuidelijke Nederlanden waren de laat 18e-eeuwse bouwwerken van Laurent-Benoît Dewez (onder andere het Kasteel van Seneffe) van grote invloed op de ontwikkeling van het neoclassicisme. De Fransman Charles De Wailly bouwde in deze periode het Kasteel van Laken en een theater bij het Kasteel van Seneffe. Ook in het onafhankelijk geworden Koninkrijk België droegen een aantal architecten, waaronder Pierre Bruno Bourla, Tieleman Franciscus Suys en Lodewijk Roelandt, het klassieke idioom een warm hart toe. De stijl is vooral zichtbaar op het Martelarenplein en in het regeringsdistrict van de Belgische hoofdstad. Ook elders getuigen impossante bouwwerken van de populariteit van het neoclassicisme in het jonge koninkrijk, zoals bijvoorbeeld de Gentse Opera, de aula van de universiteit en het Oud Gerechtsgebouw in dezelfde stad, de Bourlaschouwburg in Antwerpen, de Opera van Luik en het Casino van Spa. De Koninklijke Muntschouwburg in Brussel van Joseph Poelaert kan gezien worden als een laat voorbeeld van deze stijl.

In Nederland verrezen naar verhouding weinig bouwwerken in neoklassieke stijl. De Beurs van Zocher op de Dam in Amsterdam werd al rond 1900 gesloopt. Het Stadhuis van Groningen en het gebouw Felix Meritis in Amsterdam, beide ontworpen door Jacob Otten Husly, zijn zeldzame voorbeelden van vroeg neoclassicisme in Nederland. Het Paviljoen Welgelegen in Haarlem geldt als een puur voorbeeld van de stijl. Van het Paleis Soestdijk zijn alleen de later gebouwde zijvleugels neoclassicistisch. Zowel in Nederland als in België kunnen de meeste kerken uit de eerste helft van de 19e eeuw - in Nederland meestal aangeduid als waterstaatskerken - tot de neoclassicistische architectuur gerekend worden.

Midden-Europa

In Duitsland omhelsde Friedrich Wilhelm von Erdmannsdorff als een der eersten het neoclassicisme (aanvankelijk nog aangeduid als Lodewijk XVI-stijl). In het Parklandschap Dessau-Wörlitz zijn verschillende gebouwen van zijn hand te vinden. De jonggestorven Friedrich Gilly wordt gezien als een van de wegbereiders van het pure neoclassicisme in Duitsland. Berlijn, München en in mindere mate Kassel en Hannover waren centra van de nieuwe architectuurstroming.

In de Pruisische hoofdstad Berlijn waren Carl Gotthard Langhans, Karl Friedrich Schinkel en Friedrich August Stüler de toonaangevende architecten. De Brandenburger Tor van Langhans, de Neue Wache, het Altes Museum en het Konzerthaus Berlin van Schinkel en de Alte Nationalgalerie en het Neues Museum van Stüler behoren tot de bekendste gebouwen van Berlijn. In het Koninkrijk Beieren was koning Ludwig I een groot liefhebber van klassieke kunst en architectuur. Friedrich von Gärtner en Leo von Klenze bouwden niet alleen in de Beierse hoofdstad (onder andere langs de Ludwigsstrasse en aan de Königsplatz), maar ook elders in Beieren en Duitsland. Georg Ludwig Friedrich Laves was de belangrijkste neoclassicistische bouwmeester in het Keurvorstendom, later Koninkrijk Hannover. Laves bouwde er ondermeer de Opera van Hannover, het Leineschloss en de Waterlooplatz (met erezuil). In het Keurvorstendom Kassel heerste eind 18e eeuw een vooruitstrevende geest. Het Fredericianum van Simon Louis du Ry is een der oudste musea ter wereld en een van de eerste neoclassicistische bouwwerken in Duitsland. Het Schloss Wilhelmshöhe van dezelfde architect is thans eveneens een museum.

De van oorsprong Deense architect Theophil Hansen was de bouwmeester van enkele monumentale laat-classicistische bouwwerken in Wenen, onder andere het Oostenrijks Parlement, de Beurs en de Wiener Musikverein. De Hongaar József Hild ontwierp de basiliek van Esztergom en delen van de Sint-Stefanusbasiliek in Boedapest. Mihály Pollack ontwierp de neoclassicistische façade van het Hongaars Nationaal Museum.

Noord-Europa

De Franse architect Nicolas-Henri Jardin werkte zeventien jaar in Denemarken en introduceerde daarmee het neoclassicisme in de Scandinavische landen. In Kopenhagen en omgeving leidde hij ondermeer de bouw of verbouw van de paleizen Christiansborg, Fredensborg, Bernstorff en Marienlyst. De Deen Christian Frederik Hansen bouwde aan het begin van de 19e eeuw in Kopenhagen onder andere de voorganger van het huidige Christiansborg Paleis, het Paleis van Justitie en enkele kerken in puur neoclassicistische stijl.

De in Kopenhagen geboren Christian Heinrich Grosch was voornamelijk actief in Oslo en bouwde er onder andere de Beurs, de Noorse Bank, het hoofdgebouw van de Universiteit van Oslo en het Cristianiatheater (thans Nationaltheatret).

In Helsinki bouwde de van oorsprong Duitse architect Carl Ludwig Engel een indrukwekkend oeuvre van neoclassicistische bouwwerken op, waaronder het Regeringspaleis, het Presidentiële Paleis, de Ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken, de Nationale Bibliotheek van Finland, het Stadhuis van Helsinki, een aantal gebouwen van de Universiteit van Helsinki en enkele kerken (waaronder de Lutherse Dom).

Oost-Europa

Het Łazienkipaleis en het Królikarnia in Warschau zijn vroege voorbeelden van Frans-Italiaanse invloeden op de architectuur in het Pools-Litouwse Gemenebest. Een aantal gebouwen op het landgoed Natolin duiden op Duitse invloeden. De Italiaan Antonio Corazzi ontwierp in Warschau onder andere het Staszicpaleis en het Teatr Wielki. Andere belangrijke neoclassicistische bouwwerken in Polen zijn de Alexanderkerk in Warschau en de Tempel van de Sibille in Puławy. De Pools-Litouwse architect Laurynas Gucevičius bouwde vooral in Vilnius een groot aantal neoclassicistische bouwwerken, waaronder de kathedraal, het presidentiële paleis en het Verkiai Paleis (thans Litouwse Academie van Wetenschappen).

In Rusland vonden eind achttiende, begin negentiende eeuw een groot aantal buitenlandse architecten emplooi. Een belangrijke Italiaanse bouwmeester die door Catherina de Grote naar Sint-Petersburg werd gehaald was Giacomo Quarenghi, de architect van onder andere het Hermitage Theater, het gebouw van de Russische Academie van Wetenschappen, het Alexanderpaleis in Tsarskoje Selo, de keizerlijke manège, het keizerlijk kabinet van het Anichkov Paleis, en - samen met Ivan Starov - het Pella Paleis. Ook de Schot Charles Cameron kreeg van de tsarina alle ruimte om impossante bouwwerken in neoklassieke stijl neer te zetten, zoals de Sofiakathedraal in Poesjkin (samen met Starov), het Pavlovsk Paleis nabij Sint-Petersburg (samen met onder andere Carlo Rossi) en het Alexanderpaleis in Tsarskoje Selo.

Ook na Catherina de Grote bleven Italiaanse en Franse architecten opdrachten krijgen in Sint-Petersburg en elders. Carlo Rossi ontwierp in Sint-Petersburg het Paleisplein en bouwde er het Alexandrinsky Theater, het Anichkov Paleis, het Russisch Museum en de Russische Nationale Bibliotheek. In Moskou bouwde hij het Maly Theater. De Sardijnse architect Francesco Boffo werkte voornamelijk in Odessa, waar hij onder andere het Vorontsov Paleis en de Potemkin Trappen realiseerde. De uit Ticino afkomstige architecten Domenico Gilardi en Luigi Rusca werkten in Moskou en diverse andere steden in Rusland en Oekraïne. De Fransman Joseph Bové kreeg, samen met Gilardi, de leiding over de heropbouw van Moskou na de Grote Brand van 1812. Zijn landgenoten Jean-François Thomas de Thomon en Auguste de Montferrand werkten vooral in Sint-Petersburg. De eerste bouwde er onder andere de Beurs; de laatste was de architect van de Sint-Izaäkkathedraal, het Lobanov-Rostovsky Paleis, de Rotunda en de Kleine Troonzaal van het Winterpaleis en de Alexanderzuil op het Paleisplein. In Nizjni Novgorod bouwde hij de Transfiguratiekathedraal en een groot, niet meer bestaand beurscomplex (de Makarjevmarkt). De Duitser Leo von Klenze bouwde in Sint-Petersburg de indrukwekkende Nieuwe Hermitage.

De belangrijkste in Moskou actieve Russische architecten waren Matvey Kazakov (Kremlin Senaatsgebouw, Vakbondspaleis, oude hoofdgebouw van Staatsuniversiteit van Moskou), Afanasy Grigoriev (Khruschyov Huis, Lopukhin Huis, Drievuldigheidskerk van Veshnyaki, Ershovo Paleis) en Vasili Bazhenov (Pashkov Huis, Yushkov Huis). Andrey Melensky werkte aanvankelijk eveneens in Moskou, maar werd daarna aangesteld als stadsarchitect van Kiev. In Sint-Petersburg waren, behalve de vele buitenlandse architecten, ook enkele Russische neoclassicisten actief: Ivan Starov (Sofiakathedraal; samen met Cameron, Pella Paleis; samen met Quarenghi), Vasily Stasov (Moskouse Triomfboog, Narva Triomfboog, Grote Troonzaal en Apollozaal in Winterpaleis, Transfiguratiekathedraal, Drievuldigheidskathedraal) en Andrey Voronikhin (Kazankathedraal, Mijnbouwacademie en interieur Stroganov Palace). Andreyan Zakharov bouwde, behalve in Sint-Petersburg (Admiraliteit), ook in Dnjepropetrovsk (Transfiguratiekathedraal) en in Izjevsk (Alexander Nevski-kathedraal). Mikhail Pavlovich Malakhov bouwde vooral in Jekaterinenburg; Avraam Melnikov bouwde aanvankelijk eveneens in Sint-Petersburg (Arctisch en Antarctisch Museum, Keizerlijke Jurisprudentie School); daarna in Odessa en Nieuw-Rusland (Potemkin Trap in Odessa, Staatsuniversiteit Jaroslavl, kerken in Chisinau, Bolhrad, Jaroslavl, Rybinsk en Mtsensk).

Verenigd Koninkrijk

In Engeland, Wales, Schotland en Ierland was het palladianisme lange tijd de dominante stroming geweest in de architectuur. Gebouwen als Banqueting House, Chiswick House en Holkham Hall hadden grote invloed op laat-18e-eeuwse architecten, waarvan Robert Adam, William Chambers, John Nash, James Wyatt en John Soane de meest vooraanstaande waren.

De Schotse broers John en Robert Adam ontwierpen huizen, interieurs en mausolea vooral voor de Engelse aristocratie, maar daarnaast ook openbare gebouwen in Londen (het gebouw van de Royal Society for the Arts) en Edinburgh. De eveneens uit Schotland afkomstige architect William Chambers bouwde behalve in Londen (Somerset House) en Edinburgh (Dundas House, nu Royal Bank of Scotland), vooral in Ierland (Leinster House). John Nash is vooral bekend van de Marble Arch in Londen en het Royal Pavilion in Brighton. Met zijn ontwerpen voor Trafalgar Square, The Strand en de rijen witgepleisterde portico-woningen in Regent Street en Park Crescent, drukte hij zijn stempel op 'Regency Londen'. James Wyatt deed hetzelfde in Oxford met het Radcliffe Observatory en nieuwbouw voor diverse colleges. Het belangrijkste nog bestaande bouwwerk van Soane is de Bank of England, maar daarnaast ontwierp hij enkele musea: de Dulwich Picture Gallery en zijn eigen Sir John Soane's Museum.

Aan het begin van de 19e eeuw waren William Henry Playfair en Robert Smirke de voornaamste nieuwkomers, die het neoclassicisme in het Verenigd Koninkrijk kwamen versterken. De in Londen geboren Schot Playfair werkte voornamelijk in Edinburgh, waar hij onder andere de naast elkaar gelegen National Gallery of Scotland en de Royal Scottish Academy ontwierp. Robert Smirke was een leerling van Soane en bouwde in Londen ondermeer de Oxford and Cambridge Club, Canada House en zijn magnum opus, het British Museum.

Verenigde Staten

In de Verenigde Staten was het de Engelsman Benjamin Henry Latrobe die er de neoklassieke beeldtaal introduceerde. Samen met William Thornton ontwierp hij het Capitool in Washington D.C.. De vooral in Philadelphia werkzame architect William Strickland wordt eveneens gezien als een van de 'founding fathers' van de Greek revival style in de Verenigde Staten. De Amerikaanse president Thomas Jefferson was na zijn twee ambtstermijnen een van de oprichters van de Universiteit van Virginia, waarvoor hij ook de gebouwen tekende in Palladianistische stijl. Ook het ontwerp van zijn woonhuis Monticello was van zijn eigen hand. Zowel de Jeffersoniaanse architectuur als de strengere federale stijl bleven in Amerika tot ver in de 20e eeuw populair bij de bouw van onder andere regeringsgebouwen (in vrijwel alle statenhoofdsteden) en landhuizen (vooral in de Zuidelijke Verenigde Staten). Enkele zeer late uitingen van Amerikaans neoclassicisme zijn het Lincoln Memorial (1923) en de National Gallery of Art (1937), beide in Washington D.C., en de New York Public Library (1897-1911) en de Roosevelt Rotunda van het American Museum of Natural History (1936) in New York City.

Zie ook