Dominee: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
k Wijzigingen door 85.150.85.33 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Apdency
Regel 1: Regel 1:
Een '''dominee''' (afgekort ''ds''., of ''da.'' voor een vrouwelijke dominee) of '''predikant''' is iemand die voorgaat bij een [[religie|godsdienstoefening]] van [[protestantisme|protestantse]] gezindte. Het woord dominee is een verbastering van de [[vocatief]] ''domine'' van het [[Latijn]]se ''dominus'' dat ''heer'' betekent. 'Dominee' is dan ook in feite een [[Aanspreekvorm|aanspreektitel]], zoals 'professor' dat is bij een hoogleraar. Voor de aanduiding van het beroep wordt het woord 'predikant' gebruikt.
Een '''dominee''' (afgekort ''ds''., of ''da.'' voor een vrouwelijke dominee) of '''predikant''' is iemand die voorgaat bij een [[religie|godsdienstoefening]] van [[protestantisme|protestantse]] gezindte. Het woord dominee is een verbastering van de [[vocatief]] ''domine'' van het [[Latijn]]se ''dominus'' dat ''heer'' betekent. Dominee is dan ook in feite een [[Aanspreekvorm|aanspreektitel]], zoals professor dat is bij een hoogleraar. Voor de aanduiding van het beroep wordt het woord 'predikant' gebruikt.


== Opleiding en aanstelling ==
== Opleiding en aanstelling ==

Versie van 19 jul 2013 01:26

Een dominee (afgekort ds., of da. voor een vrouwelijke dominee) of predikant is iemand die voorgaat bij een godsdienstoefening van protestantse gezindte. Het woord dominee is een verbastering van de vocatief domine van het Latijnse dominus dat heer betekent. Dominee is dan ook in feite een aanspreektitel, zoals professor dat is bij een hoogleraar. Voor de aanduiding van het beroep wordt het woord 'predikant' gebruikt.

Opleiding en aanstelling

Wie in Nederland bij een van de grotere gezindten het ambt van predikant wil uitoefenen, moet een volledige universitaire studie theologie volgen, hetzij van de protestantse signatuur waartoe hij of zij behoort of in wil werken, hetzij met een verbijzondering in die richting na het doctoraal examen in de theologische wetenschap.

Deze indeling is in de loop van de 19e eeuw tot stand gekomen, als gevolg van de scheiding tussen kerk en staat, aangebracht bij de invoering van een nieuwe onderwijswet in 1876. De overheid wilde zowel zorg dragen voor een onafhankelijke objectieve academische opleiding in de theologie, als - in overleg met kerkgenootschappen - ruimte geven aan de specifieke accenten die elk kerkgenootschap voor zichzelf van belang achtte bij de opleiding van hun voorgangers. Vandaar dat een tweeslag tot stand kwam: een academische theologische opleiding, voortgezet met een predikantsopleiding ten behoeve van het kerkgenootschap dat de betrokkene wilde dienen (duplex ordo).

Dat werd als volgt geregeld: na afronding van de academische studie theologie geniet de student nog minimaal twee jaar onderwijs van hoogleraren, aangesteld door het betreffende kerkgenootschap. Na het afleggen van het zogenaamde 'kerkelijk examen' kan de 'kandidaat' via de kerkelijke weg een aanvraag indienen om beroepbaar gesteld te worden. Deze laatste term heeft te maken met de zelfstandigheid van de kerkgenootschappen. Die stellen aan een predikant de eis, dat hij of zij een academische theologische opleiding heeft gevolgd, en beslissen dan zelf, of ze de zo opgeleide persoon als predikant beroepbaar willen stellen.

Wanneer een kandidaat beroepbaar gesteld is, kan deze een beroep van een plaatselijke gemeente in overweging nemen. Wanneer het beroep aangenomen wordt, zal de kandidaat in een kerkdienst bevestigd worden tot predikant, om daarna, meestal in dezelfde kerkdienst, intrede te doen in zijn of haar gemeente.

Tot 1922 bestond in Nederland nog een oud heerlijk recht, het Recht van collatie. Dat gaf het recht een dominee te benoemen.

Inhoud van de functie

De belangrijkste functie van een predikant is verklaarbaar vanuit de archaïsche omschrijving "dienaar van het goddelijke Woord" (verbi divini minister). In brede zin is haar of zijn taak het opbouwen van geloof en christelijk leven van de gelovigen door middel van prediking, catechese en huisbezoek. Vaak betekent dit ook het leiding geven aan gespreksgroepen. Daarnaast is het pastoraat belangrijk. Pastor is Latijns voor herder, te vergelijken met het pastoraat in de Rooms-katholieke Kerk. Hierin wordt hij of zij bijgestaan door een groep gemeenteleden, de ouderlingen en diakenen, tezamen kerkenraad genoemd.

Andere traditionele predikantstaken zijn het geven van catechisatie; geloofsonderricht aan jongeren ter voorbereiding op een geloofsbelijdenis, het kerkelijk bevestigen en inzegenen van huwelijken, en kerkelijke ambten, het leiden van begrafenissen, het toedienen van de protestantse sacramenten doop en avondmaal, en in het algemeen het stimuleren of leiden van opbouwende activiteiten voor allerlei doelgroepen en doeleinden binnen de kerkelijke gemeente.

De predikant is vaak voorzitter van de kerkenraad. Vanouds was een predikant de spil van elke lokale kerk en werd er hoog tegen het ambt opgekeken. Later zijn in de meeste kerkgenootschappen de verhoudingen gewijzigd, maar soms wordt de dominee nog meer gezien als de 'primus' (eerste) dan de 'primus inter pares' (eerste onder gelijken).

Een speciale functie bekleedt de legerpredikant wiens gemeente bestaat uit een legeronderdeel. In essentie is de functieinvulling gelijk aan die van een predikant in de burgermaatschappij, met daaraan toegevoegd het verzorgen van lessen Geestelijke Verzorging, een variant op de zondagsschool.

Spreekwoordelijk

  • "Er kwam een dominee voorbij." Deze uitspraak gebruikt men als een gesprek plotseling stilvalt. Een uitleg hiervoor is het feit, dat de dominee soms een bericht kwam brengen dat er een naast familielid was overleden, bijvoorbeeld bij een schipbreuk of dodelijk ongeluk.

Zie ook


De katholieke traditie kent de pastoor als de geestelijke die een parochie leidt.