Meervoud (Nederlands): verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Serassot (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
Het begrip '''meervoud''' of '''pluralis''' verwijst in de [[taalkunde]] naar een van de volgende eigenschappen:
'''Meervoud''' is de taalkundige term voor de verbuigingen van een [[woord]] (bij voorbeeld [[zelfstandig naamwoord]] of [[werkwoord]]) die bedoeld zijn om het woord te laten slaan op meer dan één onderwerp.


* bij zelfstandignaamwoordgroepen: de vormkenmerken die aangeven dat het betreffende naamwoord op meer dan één zaak betrekking heeft.
In de [[Nederlands]]e taal bestaan alleen meervoud en het tegendeel: [[enkelvoud]]. Sommige talen hebben meer vormen, zoals een ''tweevoud'' in [[Bijbel]]s [[Hebreeuws]]. Niet alle talen gebruiken enkelvouds- en meervoudsvormen op dezelfde manier; bijvoorbeeld het [[Japans]] gebruikt voor werkwoorden zulke vormen niet.
:Als voorbeeld: in de naamwoordgroep ''de beesten'' worden de vorm van het [[lidwoord]] (''de'' in plaats van ''het'') en het [[zelfstandig naamwoord]] (''beesten'' met de uitgang ''-en'') bepaald door het verwijzen naar meer dan één beest. We zeggen van deze woordgroepen dat ze in het meervoud staan.
* bij met een zelfstandignaamwoordgroep [[congruentie|congruerende]] woordgroepen: de vormkenmerken die aangeven dat de zelfstandignaamwoordgroep waarmee de woordgroep congrueert op meer dan één zaak betrekking heeft.
:Als voorbeeld: in de zin ''De zeer kleine beesten grazen'' worden de vorm van de [[bijvoeglijke bepaling]] ''zeer kleine'' (met de uitgang ''-e'') en die van het [[gezegde]] (''grazen'' met de uitgang ''-en'') bepaald door het verwijzen naar meer dan één beest.
* als betekenisaspect: het verwijzen van een zelfstandignaamwoordgroep naar meer dan één zaak.


Sommige zelfstandige naamwoorden komen alleen in het meervoud voor. Dit wordt [[plurale tantum]] genoemd. Voorbeelden zijn de woorden ''[[zemelen]]'', ''[[hersenen]]'', ''personalia'' en ''onkosten''.
Sommige zelfstandige naamwoorden kunnen wat het vormaspect betreft uitsluitend in het meervoud staan. Woordgroepen die met een dergelijk [[plurale tantum]] congrueren krijgen ook de vormkenmerken van het meervoud. Of ze ook een meervoudige betekenis krijgen, is niet altijd makkelijk na te gaan. [[Nederlands]]e voorbeelden zijn: ''zemelen'', ''hersenen'', ''personalia'' en ''onkosten''.

De term die wordt gebruikt voor het aantal zaken waarnaar een zelfstandignaamwoordgroep verwijst, of voor de vormkenmerken die zo'n groep of ermee congruerende woordgroepen bezitten, is [[getal]]. Het [[Nederlands]] kent slechts twee getalswaarden: meervoud en [[enkelvoud]]. Er zijn evenwel talen met een fijnmaziger onderscheid. Zo beschikken het [[Hebreeuws]] en [[Noordfries]] over een '''tweevoud''' of [[dualis]], een betekenisaspect/vormkenmerk dat hoort bij een verwijzing naar twee zaken.

Het gebruik van getal in verschillende talen vertoont veel variatie. Zo kent het [[Indonesisch]] slechts een kleine groep zelfstandige naamwoorden die in het meervoud kunnen staan en hebben het [[Japans]] en de Scandinavische talen geen meervoudskenmerken op werkwoorden.


==Externe link==
==Externe link==

Versie van 5 mei 2004 14:55

Het begrip meervoud of pluralis verwijst in de taalkunde naar een van de volgende eigenschappen:

  • bij zelfstandignaamwoordgroepen: de vormkenmerken die aangeven dat het betreffende naamwoord op meer dan één zaak betrekking heeft.
Als voorbeeld: in de naamwoordgroep de beesten worden de vorm van het lidwoord (de in plaats van het) en het zelfstandig naamwoord (beesten met de uitgang -en) bepaald door het verwijzen naar meer dan één beest. We zeggen van deze woordgroepen dat ze in het meervoud staan.
  • bij met een zelfstandignaamwoordgroep congruerende woordgroepen: de vormkenmerken die aangeven dat de zelfstandignaamwoordgroep waarmee de woordgroep congrueert op meer dan één zaak betrekking heeft.
Als voorbeeld: in de zin De zeer kleine beesten grazen worden de vorm van de bijvoeglijke bepaling zeer kleine (met de uitgang -e) en die van het gezegde (grazen met de uitgang -en) bepaald door het verwijzen naar meer dan één beest.
  • als betekenisaspect: het verwijzen van een zelfstandignaamwoordgroep naar meer dan één zaak.

Sommige zelfstandige naamwoorden kunnen wat het vormaspect betreft uitsluitend in het meervoud staan. Woordgroepen die met een dergelijk plurale tantum congrueren krijgen ook de vormkenmerken van het meervoud. Of ze ook een meervoudige betekenis krijgen, is niet altijd makkelijk na te gaan. Nederlandse voorbeelden zijn: zemelen, hersenen, personalia en onkosten.

De term die wordt gebruikt voor het aantal zaken waarnaar een zelfstandignaamwoordgroep verwijst, of voor de vormkenmerken die zo'n groep of ermee congruerende woordgroepen bezitten, is getal. Het Nederlands kent slechts twee getalswaarden: meervoud en enkelvoud. Er zijn evenwel talen met een fijnmaziger onderscheid. Zo beschikken het Hebreeuws en Noordfries over een tweevoud of dualis, een betekenisaspect/vormkenmerk dat hoort bij een verwijzing naar twee zaken.

Het gebruik van getal in verschillende talen vertoont veel variatie. Zo kent het Indonesisch slechts een kleine groep zelfstandige naamwoorden die in het meervoud kunnen staan en hebben het Japans en de Scandinavische talen geen meervoudskenmerken op werkwoorden.

Externe link

Meervoudsvorming in de Algemene Nederlandse Spraakkunst