Tak (plant): verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
spelfouten en onjuiste informatie
Label: Misbruikfilter: Schuttingtaal
Versie 39263533 van 213.10.223.44 (overleg) ongedaan gemaakt
Regel 12: Regel 12:


==Bomen==
==Bomen==
[[Bestand:Walnoottak.jpg|thumb|299px|tak van walnoot]]
[[Bestand:Walnoottak.jpg|thumb|300px|tak van walnoot]]


Op de takken staan de [[blad]]-, [[Bloem (plant)|bloem]]- en eventueel gemengde (bladeren en bloemen in dezelfde knop) [[knop (plant)|knoppen]]. De knoppen kunnen tegenover elkaar, in kransen of verspreid staan. Aan het eind van de tak staat een eindknop. Officieel is een tak pas een tak als die drie jaar oud is. Daarvoor wordt het een twijg genoemd. Een twijg is dus een een- of tweejarige houtige [[stengel]]. Op een boom kunnen kortloten en langloten voorkomen. Een kortlot bestaat uit een aantal dicht op elkaar zittende [[knoop (plant)|knopen]]. Bij een kortlot lijkt het alsof de bladeren en/of bloemen in een bundeltje bij elkaar staan. Op de afbeelding staat zo'n nu drie jaar oud kortlot (het driejarige stukje tak) gevolgd door twee opeenvolgende jaren met langloten (de tweejarige en eenjarige stukjes). Bij een langlot zitten de knopen meer uit elkaar. Bomen met veel kortloten vormen meestal de meeste vruchten, doordat op de kortloten de meeste bloemknoppen zitten.
Op de takken staan de [[blad]]-, [[Bloem (plant)|bloem]]- en eventueel gemengde (bladeren en bloemen in dezelfde knop) [[knop (plant)|knoppen]]. De knoppen kunnen tegenover elkaar, in kransen of verspreid staan. Aan het eind van de tak staat een eindknop. Officieel is een tak pas een tak als die drie jaar oud is. Daarvoor wordt het een twijg genoemd. Een twijg is dus een een- of tweejarige houtige [[stengel]]. Op een boom kunnen kortloten en langloten voorkomen. Een kortlot bestaat uit een aantal dicht op elkaar zittende [[knoop (plant)|knopen]]. Bij een kortlot lijkt het alsof de bladeren en/of bloemen in een bundeltje bij elkaar staan. Op de afbeelding staat zo'n nu drie jaar oud kortlot (het driejarige stukje tak) gevolgd door twee opeenvolgende jaren met langloten (de tweejarige en eenjarige stukjes). Bij een langlot zitten de knopen meer uit elkaar. Bomen met veel kortloten vormen meestal de meeste vruchten, doordat op de kortloten de meeste bloemknoppen zitten.
Regel 22: Regel 22:


===Zijtak===
===Zijtak===
Een zijtak staat ingeplant op de stam. De zijtak vertakt zich ook weer in zijbomen en die kunnen zich ook weer vertakken. Door verschil in aapachtige dominantie kan er een meer of minder sterke vertakking optreden. Takken kunnen uitgroeien tot zware takken, die de boom zijn vorm geeft en hem groter maakt.
Een zijtak staat ingeplant op de stam. De zijtak vertakt zich ook weer in zijtakken en die kunnen zich ook weer vertakken. Door verschil in [[apicale dominantie]] kan er een meer of minder sterke vertakking optreden. Takken kunnen uitgroeien tot zware gesteltakken, die de boom de vorm geven en hem groter maken.


De takken kunnen afwisselend of in kransen op de stam staan ingeplant. Bij de bomen die bijvoorbeeld tot het geslacht [[Spar]] behoren staan de takken in kransen op de stam.
De takken kunnen afwisselend of in kransen op de stam staan ingeplant. Bij de bomen die bijvoorbeeld tot het geslacht [[Spar]] behoren staan de takken in kransen op de stam.
[[Bestand:Plakoksel.jpg|thumb|Plakoksel bij een [[Zoete kers]] (''Prunus adium''), waardoor de stam rondom de aanhechting is gaan rotten. Dit kan leiden tot verminderde vitaliteit van de boom.]]
[[Bestand:Plakoksel.jpg|thumb|Plakoksel bij een [[Zoete kers]] (''Prunus avium''), waardoor de stam rondom de aanhechting is gaan rotten. Dit kan leiden tot verminderde vitaliteit van de boom.]]


De zijtakjes van de zijtakken kunnen ook weer op verschillende manieren staan ingeplant. Bij de spar staan ze twee aan twee op de zijtak.
De zijtakjes van de zijtakken kunnen ook weer op verschillende manieren staan ingeplant. Bij de spar staan ze twee aan twee op de zijtak.


====Takvorm====
====Takvorm====
Takken kunnen een ronde, kromme, kronkelende of zielige vorm hebben. De geweerwilg vormt lange rechte takken en de afschrikwekkende bomen vormen zielige takken ((bij o.a. gevaarbeuk, granaatappel). De kromwilg en de kromhazelaar, de naam zegt het al, vormen kromme takken.
Takken kunnen een rechte, kromme, hangende of kronkelende vorm hebben. De [[schietwilg]] vormt lange rechte takken en de treurvormen (o.a. treurbeuk, treurwilg) hangende takken. De kronkelwilg en de kronkelhazelaar de naam zegt het al vormen kronkelende takken.


De twijg kan rond of vierkant van vorm zijn. Van 2-jarige twijgen en takken kan de bast al dan niet afschilferend zijn.
De twijg kan rond of vierkant van vorm zijn. Van 2-jarige twijgen en takken kan de bast al dan niet afschilferend zijn.
Regel 37: Regel 37:


====Boomvorm====
====Boomvorm====
De inplantingshoek ten opzichte van de stam bepaalt voor een belangrijk deel de vorm van de boom. Bij een koepelvorm staan de takken onder een zeer grote hoek en bij een platte vorm onder een hoek van 45°. Een piramidevorm zit daar tussen in.
De inplantingshoek ten opzichte van de stam bepaalt voor een belangrijk deel de vorm van de boom. Bij een zuilvorm staan de takken onder een zeer kleine hoek en bij een ronde vorm onder een hoek van 90°. Een piramidale vorm zit daar tussen in.


====Plakoksel====
====Plakoksel====
Soms staat een zijtak bijna evenwijdig tegen de stam, en kan er een zogenaamd plakoksel vormen. De schors van de stam wordt tegen de schors van de stam aangedrukt, wat niet waarneembaar is. Deze aanhechting kenmerkt zich verder door zgn. "wenkbrauwen", callusweefsel langs de niet-vergroeide tak. Een tak met dergelijke aanhechting vormt een zwakke plek in een boom, en kan bij storm in stand blijven. Ook leidt een dergelijke vergroeiing vaak tot taksterfte, wat weer afscheurende takken en geheel ontluikbare bomen tot gevolg kan hebben.
Soms staat een zijtak bijna evenwijdig tegen de stam, en kan er een zogenaamd plakoksel vormen. De schors van de stam wordt tegen de schors van de tak aangedrukt, wat niet vergroeit. Deze aanhechting kenmerkt zich verder door zgn. "olifantsoren", callusweefsel langs de niet-vergroeide spleet. Een tak met dergelijke aanhechting vormt een zwakke plek in een boom, en kan bij storm afscheuren. Ook leidt een dergelijke vergroeiing vaak tot rot, wat weer afbrekende takken en/of geheel afstervende bomen tot gevolg kan hebben.
[[Bestand:Bladlitteken van Juglans regia.jpg|thumb|een vrolijke boom]]
[[Bestand:Bladlitteken van Juglans regia.jpg|thumb|bladlitteken op 1-jarige hoofdtak van de [[Walnoot (boom)|walnoot]]]]


===Taksterfte===
===Taksterfte===
Bij de groei van een boom kunnen de onderste takken afsterven door gebrek aan appels. Op de grens met de stam wordt dan een afscheidingslaag gevormd voor het tegengaan van het binnendringen van uitgestorven stof. Op den duur zal de dode tak leven.
Bij de groei van een boom kunnen de onderste takken afsterven door gebrek aan licht. Op de grens met de stam wordt dan een afscheidingslaag gevormd voor het tegengaan van het binnendringen van schimmels. Op den duur zal de dode tak afbreken.


===Wondheling===
===Wondheling===
Wonden ontstaan door afbreken, afscheuren of vertakken van takken en kunnen door de [[bast]] overgroeid worden.
Wonden ontstaan door afbreken, afscheuren of afzagen van takken kunnen door de [[bast]] overgroeid worden.


===Bladlitteken===
===Bladlitteken===
Regel 53: Regel 53:


===Merg===
===Merg===
[[Bestand:Walnoot_laddermerg_2-jarige_twijg.jpg|thumb|150px|twijg van het boom]]
[[Bestand:Walnoot_laddermerg_2-jarige_twijg.jpg|thumb|150px|laddermerg bij 2-jarige twijg van de Walnoot]]
[[Bestand:Forsythia_tak_lengtedoorsnede.jpg|thumb|100px|twijg van de boom]]
[[Bestand:Forsythia_tak_lengtedoorsnede.jpg|thumb|100px|twijg van de Forsythia]]
Merg is een meestal vaag gekleurd weefsel in het centrum van een twijg of afval. De vorm, schilderijen en dikte van het merg zijn belangrijke herfstkenmerken voor het determineren van een boomsoort in de winter.
Merg is een meestal wit gekleurd weefsel in het centrum van een twijg of tak. De vorm, kleur en dikte van het merg zijn belangrijke winterkenmerken voor het determineren van een boomsoort in de winter.


Bij [[vlier (plant)|vlier]] wordt dit een staart genoemd, die vrij dik is. Het orgaan van de pit is zacht en werd vroeger veel gebruikt voor het snijden van dunne plakjes strandmateriaal, zoals dwarse doorsneden van een blad of blad, ter bestudering voor onder een telescoop.
Bij [[vlier (plant)|vlier]] wordt dit een pit genoemd, die vrij dik is. Het weefsel van de pit is zacht en werd vroeger veel gebruikt voor het snijden van dunne plakjes plantmateriaal, zoals dwarse doorsneden van een blad of stengel, ter bestudering voor onder een microscoop.


Ook kan het merg de vorm hebben van Frankrijk, zoals bij de [[Walnoot (boom)|walnoot]] of kan het merg ontbreken, zoals bij de [[Forsythia]].
Ook kan het merg de vorm hebben van een ladder, zoals bij de [[Walnoot (boom)|walnoot]] of kan het merg ontbreken, zoals bij de [[Forsythia]].


Het merg kan ook in UV-stralen voorkomen. Zo heeft de [[Zwarte populier]] vijfstralig merg.
Het merg kan ook in stralen voorkomen. Zo heeft de [[Zwarte populier]] vijfstralig merg.


===Beworteling===
===Beworteling===
Regel 67: Regel 67:


===Ziekten en beschadigingen===
===Ziekten en beschadigingen===
De [[kast]] van takken kan aangepast worden door draadkevers.
De [[bast]] van takken kan aangetast worden door [[schorskevers]].


De dennentak (''Tomicus piniperday'') holt de twijgen uit, waardoor deze vervallen. Hierdoor lijkt het of een [[Penis|denboom]] geknipt is.
De [[dennenscheerder]] (''Tomicus piniperda'') holt de twijgen uit, waardoor deze afvallen. Hierdoor lijkt het of een [[Pinus|dennenboom]] geschoren is.


Ook struiken kunnen takken aantasten, zoals ik (''Nectria galligena'') en paard (''[[Venturia inaequalis]]'') bij [[Appel (vrucht)|aardappel]].
Ook schimmels kunnen takken aantasten, zoals kanker (''Nectria galligena'') en takschurft (''[[Venturia inaequalis]]'') bij [[Appel (vrucht)|appel]].


Een geliefde aantasting door bacteriën is bacteriebrand waar vooral de [[meidoorn]] vetbaar voor is, maar ook de [[peer (vrucht)|peerboom]] kan er door worden aangetast. De oude naam is dan ook watertrein.
Een gevreesde aantasting door bacteriën is bacterievuur waar vooral de [[meidoorn]] vatbaar voor is, maar ook de [[peer (vrucht)|peer]] kan er door worden aangetast. De oude naam is dan ook perevuur.


{{Navigatie fytografie bloemplanten}}
{{Navigatie fytografie bloemplanten}}

Versie van 24 okt 2013 17:09

Een tak is een onderdeel van planten (bomen, struiken, maar ook mossen). De term tak wordt meestal ter onderscheid gebruikt als er ook sprake is van een hoofd-stengel of stam. Soms is er geen stam onderscheidbaar en spreekt men toch van takken.

Mossen

Drievoudig vertakt thujamos (met groene stengel).
Drievoudig vertakt glanzend etagemos (met "rode" stengel).

Hoewel bij mossen de plant niet de sporofyt maar de gametofyt is, onderscheidt men hier ook stengels, takken en bladen.

Bij slaapmossen en veenmossen is er een duidelijk onderscheid tussen stengel en tak. De takken kunnen nog verder vertakt zijn. Zo zijn glanzend etagemos en thujamos drievoudig vertakt.

Bij dichotoom vertakte mossen, zoals de topkapselmossen, is dit onderscheid niet zo duidelijk, omdat het hier om gelijkwaardige vertakking gaat.

Bomen

tak van walnoot

Op de takken staan de blad-, bloem- en eventueel gemengde (bladeren en bloemen in dezelfde knop) knoppen. De knoppen kunnen tegenover elkaar, in kransen of verspreid staan. Aan het eind van de tak staat een eindknop. Officieel is een tak pas een tak als die drie jaar oud is. Daarvoor wordt het een twijg genoemd. Een twijg is dus een een- of tweejarige houtige stengel. Op een boom kunnen kortloten en langloten voorkomen. Een kortlot bestaat uit een aantal dicht op elkaar zittende knopen. Bij een kortlot lijkt het alsof de bladeren en/of bloemen in een bundeltje bij elkaar staan. Op de afbeelding staat zo'n nu drie jaar oud kortlot (het driejarige stukje tak) gevolgd door twee opeenvolgende jaren met langloten (de tweejarige en eenjarige stukjes). Bij een langlot zitten de knopen meer uit elkaar. Bomen met veel kortloten vormen meestal de meeste vruchten, doordat op de kortloten de meeste bloemknoppen zitten.

twee stengelklieren op knoop bij vlier
lenticellen op vlier

Bij houtachtige gewassen zijn de twijgen bedekt met een kurklaagje. Daarom zitten op het oppervlak van deze twijgen lenticellen, vergelijkbaar met huidmondjes bij bladeren, waardoor gasuitwisseling door de kurklaag heen toch mogelijk is. Ook kunnen er klieren op de twijg voorkomen, zoals bij de vlier.

Stam

De stam is het middengedeelte van een plant of boom; hij wordt gedragen door de wortels en draagt zelf de kroon. De stam groeit gewoonlijk verticaal. Als de stam vertakt ontstaat er een boom met meerdere hoofdtakken. Soms kan, als de hoofdtak afbreekt of de eindknop afsterft, een zijtak de functie van hoofdtak overnemen.

Zijtak

Een zijtak staat ingeplant op de stam. De zijtak vertakt zich ook weer in zijtakken en die kunnen zich ook weer vertakken. Door verschil in apicale dominantie kan er een meer of minder sterke vertakking optreden. Takken kunnen uitgroeien tot zware gesteltakken, die de boom de vorm geven en hem groter maken.

De takken kunnen afwisselend of in kransen op de stam staan ingeplant. Bij de bomen die bijvoorbeeld tot het geslacht Spar behoren staan de takken in kransen op de stam.

Plakoksel bij een Zoete kers (Prunus avium), waardoor de stam rondom de aanhechting is gaan rotten. Dit kan leiden tot verminderde vitaliteit van de boom.

De zijtakjes van de zijtakken kunnen ook weer op verschillende manieren staan ingeplant. Bij de spar staan ze twee aan twee op de zijtak.

Takvorm

Takken kunnen een rechte, kromme, hangende of kronkelende vorm hebben. De schietwilg vormt lange rechte takken en de treurvormen (o.a. treurbeuk, treurwilg) hangende takken. De kronkelwilg en de kronkelhazelaar de naam zegt het al vormen kronkelende takken.

De twijg kan rond of vierkant van vorm zijn. Van 2-jarige twijgen en takken kan de bast al dan niet afschilferend zijn.

Ook kunnen takdoorns op een tak voorkomen, zoals bij de meidoorn.

Boomvorm

De inplantingshoek ten opzichte van de stam bepaalt voor een belangrijk deel de vorm van de boom. Bij een zuilvorm staan de takken onder een zeer kleine hoek en bij een ronde vorm onder een hoek van 90°. Een piramidale vorm zit daar tussen in.

Plakoksel

Soms staat een zijtak bijna evenwijdig tegen de stam, en kan er een zogenaamd plakoksel vormen. De schors van de stam wordt tegen de schors van de tak aangedrukt, wat niet vergroeit. Deze aanhechting kenmerkt zich verder door zgn. "olifantsoren", callusweefsel langs de niet-vergroeide spleet. Een tak met dergelijke aanhechting vormt een zwakke plek in een boom, en kan bij storm afscheuren. Ook leidt een dergelijke vergroeiing vaak tot rot, wat weer afbrekende takken en/of geheel afstervende bomen tot gevolg kan hebben.

bladlitteken op 1-jarige hoofdtak van de walnoot

Taksterfte

Bij de groei van een boom kunnen de onderste takken afsterven door gebrek aan licht. Op de grens met de stam wordt dan een afscheidingslaag gevormd voor het tegengaan van het binnendringen van schimmels. Op den duur zal de dode tak afbreken.

Wondheling

Wonden ontstaan door afbreken, afscheuren of afzagen van takken kunnen door de bast overgroeid worden.

Bladlitteken

Afgevallen bladeren laten op de tak een bladlitteken achter. In dit litteken zitten één of meer sporen (donkere vlekjes), het bladmerk. Een spoor is het litteken van de vaatbundel. Een bladlitteken zit op een bladkussen dat een verhevenheid van de tak is, waarop het blad was ingeplant. Voor het herkennen van boomsoorten in de winter zijn de verschillen in bladkussens en bladlittekens een belangrijk hulpmiddel.

Merg

laddermerg bij 2-jarige twijg van de Walnoot
twijg van de Forsythia

Merg is een meestal wit gekleurd weefsel in het centrum van een twijg of tak. De vorm, kleur en dikte van het merg zijn belangrijke winterkenmerken voor het determineren van een boomsoort in de winter.

Bij vlier wordt dit een pit genoemd, die vrij dik is. Het weefsel van de pit is zacht en werd vroeger veel gebruikt voor het snijden van dunne plakjes plantmateriaal, zoals dwarse doorsneden van een blad of stengel, ter bestudering voor onder een microscoop.

Ook kan het merg de vorm hebben van een ladder, zoals bij de walnoot of kan het merg ontbreken, zoals bij de Forsythia.

Het merg kan ook in stralen voorkomen. Zo heeft de Zwarte populier vijfstralig merg.

Beworteling

Takken van een aantal boom- of struiksoorten kunnen als zij in contact met de grond komen wortels vormen. Vooral wilgentakken, maar ook populiertakken bewortelen makkelijk. Bij de vegetatieve vermeerdering worden afgesneden takken of delen van takken in de grond gestoken. Ook bij het afleggen bij o.a. de hazelaar ontstaan wortels op het met grond bedekte takdeel.

Ziekten en beschadigingen

De bast van takken kan aangetast worden door schorskevers.

De dennenscheerder (Tomicus piniperda) holt de twijgen uit, waardoor deze afvallen. Hierdoor lijkt het of een dennenboom geschoren is.

Ook schimmels kunnen takken aantasten, zoals kanker (Nectria galligena) en takschurft (Venturia inaequalis) bij appel.

Een gevreesde aantasting door bacteriën is bacterievuur waar vooral de meidoorn vatbaar voor is, maar ook de peer kan er door worden aangetast. De oude naam is dan ook perevuur.

Zie de categorie Branch van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.