Koninklijke Nederlandse Stoomboot-Maatschappij: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
inderdaad, "2e" in cijfers... - hij heet W.H.A. Wessels, en de eerste druk was 2008, bij Hermans Instore Marketing in Hoorn. Ik neem die druk maar en niet dit: http://www.daannijman.nl/de-knsm-in-de-2e-wereldoorlog/?p=3&ean=9789079575015
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 40: Regel 40:


==Externe link==
==Externe link==
* [http://www.kroonvaarders.com Website van de Kroonvaarders]
* [http://www.kroonvaarders.nl Website van de Kroonvaarders]
* {{en}} [http://www.theshipslist.com/ships/lines/knsm.htm Schepenlijst]
* {{en}} [http://www.theshipslist.com/ships/lines/knsm.htm Schepenlijst]



Versie van 12 jan 2014 10:22

Ondine – het eerste schip van de maatschappij uit 1856. Aquarel door Jacob Spin.

De Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij (KNSM) was een Nederlandse rederij gevestigd in Amsterdam die heeft bestaan tussen 1856 en 1981. De rederij was de grootste in Amsterdam, en landelijk bezette zij een plaats in de toptien van zeerederijen. De nadruk van het bedrijf lag op middelgrote vrachtschepen een een beperkte passagiersaccomodatie. Op haar hoogtepunt in 1939 bezat de rederij 79 zeeschepen. Daarvan gingen er tijdens WO2 48 verloren, maar de maatschappij overleefde deze enorme slag. Vanaf 1972 was de rederij bekend onder de naam KNSM BV, onderdeel van de moedermaatschappij KNSM Group NV. In 1981 werd de KNSM overgenomen door Nedlloyd. Het opvallende laatste hoofdkantoor aan de Prins Hendrikkade heet nog steeds het Scheepvaarthuis.

Geschiedenis

De KNSM werd opgericht op 1 oktober 1856. De initiatiefnemer, de Duitse koffiehandelaar W. Ramann, had twee jaar eerder al een rederij, de Harburger Stoomvaart Maatschappij, opgericht. Met de oprichting van de KNSM beoogde hij de achterstand die Amsterdam als scheepvaartstad had opgelopen weer in te halen. De eerste vrachtvaart werd door middel van gehuurde schepen onderhouden, het Engelse stoomschip Auguste Louise en de raderstoomboot West Friesland. Het eerste schip in eigendom was de Ondine (ex. Nina), met 300 ton laadvermogen, een topsnelheid van 11 knopen en accommodatie voor 30 passagiers. In eerste instantie beperkten de diensten zich tot de vaart op Rusland en Frankrijk, waarna al snel de andere havens in de Oostzee volgden.

De KNSM was in 1874 nauw betrokken bij de oprichting van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland voor de exploitatie van een veerdienst tussen Vlissingen en Engeland. Men nam een belangrijk aandeel in het bedrijf en verkreeg de directie, maar trok zich in 1876 al weer terug.

Het kantoor van de KNSM was tot 1916 aan de Prins Hendrikkade 161 gevestigd. Daarna zetelde de KNSM tot 1981 samen met andere Amsterdamse rederijen in het Scheepvaarthuis aan de Prins Hendrikkade. De loodsen en werkplaatsen waren aanvankelijk gevestigd aan het Oosterdok, in 1903 werden de etablissementen verplaatst naar de Surinamekade en Levantkade op het IJ-eiland, het huidige KNSM-eiland. Met de opkomst van de container werd in de jaren zeventig een deel van de activiteiten verplaatst naar de Container Terminal Amsterdam (CTA), een dochtermaatschappij van de KNSM, aan de Westhaven in het Westelijk Havengebied. Sindsdien werden de etablissementen op het IJ-eiland aangeduid als de ‘Oost-terminal’ en die in de Westhaven als de ‘West-terminal’.

Tweede Wereldoorlog

Op 17 november 1939 verliet het KNSM-vracht-passagiersschip Simon Bolivar Amsterdam op weg naar Engeland. Vlak bij Harwich vond er een explosie plaats in laadruimte 2 aan stuurboord en 10 minuten later volgde een tweede explosie aan bakboordzijde. Het schip zonk snel. De route die de Bolivar volgde, stond echter bekend als 'mijnenvrij'. Het schip is volgens de officiële verklaring gezonken door ontploffing van twee magnetische mijnen. Van de 397 opvarenden vonden bij de ramp 102 mensen de dood. Onder de passagiers bevonden zich 34 kinderen jonger dan 12 jaar. Dit was de eerste scheepsramp waarbij Nederlandse burgers door Duitse oorlogsdaden omkwamen, en de ramp werd wereldnieuws.

Ook van de KNSM was het laatste schip dat na de Duitse inval op 14 mei 1940 de haven van IJmuiden verliet, het SS Bodegraven, eveneens een vracht/passagiersschip. Aan boord was de belangrijkste Nederlandse kunsthandelaar, de Joodse Jacques Goudstikker met zijn gezin; Goudstikker viel echter ‘s nachts in het ruim en overleed. Ook aan boord waren 73 Joodse vluchtelingenkinderen uit Duitsland, grotendeels afkomstig uit het Burgerweeshuis in Amsterdam. Zij stonden onder toezicht van de organisatrice van de zg. Kindertransporte, Truus Wijsmuller-Meijer, die hen in een bus ophaalde en na enige moeilijkheden op het schip kon krijgen. Op 2 juli 1943 onderweg van Durban naar Engeland, op de Altantische Oceaan werd dit schip getorpedeerd door de 'U 547', waarbij 6 passagiers en 3 opvarenden omkwamen en het schip verloren ging.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden Nederlandse koopvaardijschepen gedwongen door de geallieerden ingezet voor bevoorrading. In totaal verloor de KNSM 48 schepen, ruwweg tweederde van haar vloot, na getroffen te zijn door een mijn, torpedo, bommen of granatan van de vijand. Daarbij kwamen 230 bemanningsleden om het leven. Daarnaast kwamen 17 andere personeelsleden door oorlogsgevolgen om. Aangezien sommige varende personeesleden tijdens de oorlog werden uitgeleend, is niet van alle omgekomen bemanningsleden het lot bekend.[1]

Voor de omgekomen bemanningsleden werd in Amsterdam een monument met hun namen opgericht. De namen van de Surinaamse, Chinese en Antilliaanse opvarenden stonden daar aanvankelijk niet bij. Dankzij inspanningen van de kroniekschrijver van de maatschappij, oud-stuurman Wim Wessels, zijn deze namen er toch aan toe gevoegd.

Overzicht

In haar hoogtijdagen van de maatschappij was zij in het bezit van een kleine honderd zeeschepen, terwijl daarnaast de vloot moest worden aangevuld met tientallen van derden gehuurde (charter)schepen. De KNSM stond in financiële kringen bekend als de ‘Koninklijke Boot’, de bemanningsleden hadden het vaak over de ‘roggebroodmaatschappij’, naar de schoorsteenkleuren van de schepen (zwart met twee witte banden) of symbolisch vanwege de karige lonen. Het grootste deel van de schepen was herkenbaar aan namen uit de Griekse, Romeinse en Egyptische mythologie. Doordat de maatschappij geen grote passagiersschepen bezat, zijn weinig van haar schepen algemeen bekend geworden.

Overnames en deelnames

De KNSM bevoer vooral de Middellandse Zee, Europa, Centraal-Amerika en het Caribisch gebied. In 1912 ging men een fusie aan met de Koninklijke West-Indische Maildienst (KWIM), waarmee het vaargebied werd uitgebreid tot Midden- en Noord-Amerika. In 1970 werden de schepen van de Koninklijke Hollandsche Lloyd (KHL) en Wm.H. Müller & Co overgenomen. In 1974 nam de KNSM enkele lijnen over van de geliquideerde Hollandsche Stoomboot Maatschappij (HSM). In 1976 werd de KNSM partner in de Caribbean Overseas Container Line (CAROL) met het containerschip "Hollandia".

In 1903 breidde de KNSM haar werkterrein uit tot de binnenvaart via de Nieuwe Rijnvaart Maatschappij (NRM), een volle dochteronderneming. In de jaren zestig en zeventig trachtte de KNSM haar werkterrein te verbreden door deelnames in resp. overname van onder andere Rederi A/B Götha, de Tor Line, Belgian Fruit Lines, Transavia Holland en het zwaartransportbedrijf Mammoet.

Fusie

Met de grote scheepvaartfusie in 1970 tot Nederlandsche Scheepvaart Unie (later Koninklijke Nedlloyd) was de KNSM, als grootste Amsterdamse rederij, niet meegegaan. De maatschappij zag meer in internationale expansie en samenwerking. Ondanks voortdurende herstucturingen redde ook de KNSM het niet als zelfstandige scheepvaartmaatschappij. Het aantal schepen en personeelsleden werd in de jaren zeventig fors ingekrompen en op 1 juni 1979 werden terrein en opstallen op het IJ-eiland verkocht aan de Gemeente Amsterdam. Nadat half 1980 nog het containerschip Zeelandia werd opgeleverd, begonnen enkele maanden later de besprekingen met Nedlloyd voor een mogelijke fusie. Op 23 februari 1981 kreeg de overname zijn formele beslag en kwam er na 125 jaar een einde aan deze Amsterdamse rederij.

Het voormalig personeel van de KNSM is verenigd in de vereniging de Kroonvaarders. Het archief van de Afdeling Publiciteit van de KNSM is overgedragen aan het Stadsarchief Amsterdam.

Kunstwerk Amphitrite

Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de KNSM werd door het personeel aan de directie een beeldengroep geschonken. In 1959 werd de beeldengroep en fontein Amphitrite op het terrein van de KNSM geplaatst, maar deze moest in 1981 van zijn plek verdwijnen, vanwege de toekomstige woningbouw. Het beeld raakte in de vergetelheid, tot het in de jaren negentig werd herplaatst in het Oosterdok, nabij het Nederlands Scheepvaartmuseum. Op 16 mei 2009 werd beeldengroep en fontein, gemaakt door Albert Termote, opnieuw onthuld op het Azartplein op het KNSM-eiland. Hierbij waren veel oud-medewerkers van de KNSM aanwezig. Hiermee is het kunstwerk teruggekeerd naar zijn plaats van oorsprong.

Zie ook

Externe link

Referenties

  1. W.H.A. Wessels, De KNSM in de 2e Wereldoorlog, Hoorn, 2008. ISBN 978-90-79575-01-5.