Glas-appliqué: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Maiella (overleg | bijdragen)
recat
Meinke WIKI (overleg | bijdragen)
Regel 2: Regel 2:


==Toepassing==
==Toepassing==
Vanaf de jaren 1960 zijn in Nederland vele glaswanden, glasgevels, muurdecoraties in deze techniek gerealiseerd. Glas-appliqué heeft als voordeel dat gekleurde en uitgesneden glasvormen op allerlei manieren in het platte vlak verwerkt kunnen worden, zonder dat het glas verhit hoeft te worden. Daarom is het meer dan [[glasblazen]] of [[glasfusing]] een veel gebruikte techniek voor het maken van grote vlakke decoraties in glas als onderdeel van moderne architectuur.
Vanaf 1945 zijn in Nederland vele glaswanden, glasgevels, muurdecoraties in deze techniek gerealiseerd. Kunstenaars als Lex Horn ontwikkelden deze techniek onder meer in samenwerking met glazeniers van Van Tetterode. Glas-appliqué heeft als voordeel dat gekleurde en uitgesneden glasvormen op allerlei manieren in het platte vlak verwerkt kunnen worden, zonder dat het glas verhit hoeft te worden. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van lood als drager. Deze glas-op-glas techniek werd veel gebruikt in de wederopbouwperiode voor het maken van glaskunstwerken als onderdeel van moderne architectuur.


==Techniek==
==Techniek==

Versie van 21 jul 2014 14:02

Glas-appliqué, ook wel gelijmd glas genoemd is een appliqué-techniek die in de glaskunst veelvuldig wordt toegepast, al of niet in combinatie met glasfusing. De werkwijze wordt vaak gebruikt om grote glasoppervlaktes te kunnen versieren of een bepaalde figuratie mee te geven, waarbij de voorstelling en de wand doorzichtig blijft.

Toepassing

Vanaf 1945 zijn in Nederland vele glaswanden, glasgevels, muurdecoraties in deze techniek gerealiseerd. Kunstenaars als Lex Horn ontwikkelden deze techniek onder meer in samenwerking met glazeniers van Van Tetterode. Glas-appliqué heeft als voordeel dat gekleurde en uitgesneden glasvormen op allerlei manieren in het platte vlak verwerkt kunnen worden, zonder dat het glas verhit hoeft te worden. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van lood als drager. Deze glas-op-glas techniek werd veel gebruikt in de wederopbouwperiode voor het maken van glaskunstwerken als onderdeel van moderne architectuur.

Techniek

De van tevoren nauwkeurig uitgesneden en meestal verschillend gekleurde vormen van glas worden op een flexibele, doorzichtige kern van plexiglas gelijmd met een eveneens flexibele en doorzichtige glaslijm. Deze flexibiliteit is noodzakelijk om de aldus ontstane glasdecoratie bestand te laten zijn tegen interne spanningverschillen binnen de gebruikte materialen, of tegen spanning die ontstaat door temperatuurverschillen. Bovendien heeft de lijm de mogelijkheid om kleine verschillen in dikte van de gebruikte glaslagen op te vullen zonder iets aan transparantie te verliezen.

Vanaf de jaren 1980 begonnen kunstenaars de glas-appliqué-methode ook te gebruiken voor het realiseren van zelfstandige glasbeelden. Ook hierbij wordt een plexiglas-kern gebruikt, waarop aan één of aan twee zijden daarvan de gekleurde, uitgesneden, platte glasvormen worden vastgelijmd. Wanneer beide zijden van de kern worden gebruikt ontstaat er de mogelijkheid om kleuren te mengen door aan iedere kant een verschillende kleur te gebruiken. Het licht valt door het gehele glazen beeld en zal zo beide kleurlagen met elkaar mengen. Om de gelijmde lagen een driedimensionale suggestie te geven worden er blanke brokken glas her en der op het gekleurde glas gelijmd. Deze zijn tevoren versmolten in een glas-oven om scherpe randen en hoeken te verzachten.

Vanaf de jaren 1990 wordt glas-appliqué steeds meer verdrongen door glasfusing en zandstralen, of wordt het in combinatie met deze technieken toegepast. Kunstenaars die zelfstandig veel glas-appliqué werken hebben uitgevoerd zijn onder meer Louis la Rooy, Bert Grotjohann, Jan Dijker en Daan Lemaire.