Oldambtster boerderij: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Japiobot (overleg | bijdragen)
zie Wikipedia:Verzoekpagina voor bots, replaced: jaren '80 → jaren 80 met AWB
SiKofiets (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4: Regel 4:


==Geschiedenis==
==Geschiedenis==
Omstreeks 1720 werden Oldambtster boerderijen vanuit [[Oost-Friesland]] in Oost-Groningen ingevoerd. In 1724 werd dit type boerderij voor het eerst genoemd in de kaartboeken in [[Hamdijk]] en in de [[Linteloopolder]]. Aanvankelijk was het woonhuis lager dan de schuur; later werd dit vervangen door een woonhuis dat even hoog is als de schuur.
Omstreeks 1720 raakte de Oldambtster boerderij naar voorbeeld van vergelijkbaar gebouwde boerderijen in [[Oost-Friesland]] ook in Oost-Groningen ingeburgerd. In 1724 werd dit type boerderij voor het eerst genoemd in de kaartboeken in [[Hamdijk]] en in de [[Linteloopolder]]. Aanvankelijk was het woonhuis lager dan de schuur; later werd dit vervangen door een woonhuis dat even hoog is als de schuur.
Het oudst bekende exemplaar (eerste vermelding 1576) staat aan de [[Noorderstraat 4 (Noordbroek)]], aangenomen wordt dat deze boerderij begin 19de eeuw al min of meer haar huidige vorm kreeg.


De boerderij was bedoeld als een gemengd bedrijf. Rond 1900 specialiseerde het Oldambt zich in [[akkerbouw]] en werd één van de vooruitstrevende akkerbouwgebieden in Europa. De Oldambtster boerderijen werden groter, waarbij de woonhuizen steeds voornamer werden. Hierdoor wordt de Oldambtster boerderij ook wel "villaboerderij" genoemd.
De boerderij was bedoeld als een gemengd bedrijf. Rond 1900 specialiseerde het Oldambt zich in [[akkerbouw]] en werd één van de vooruitstrevende akkerbouwgebieden in Europa. De Oldambtster boerderijen werden groter, waarbij de woonhuizen steeds voornamer werden. Hierdoor wordt de Oldambtster boerderij ook wel "villaboerderij" genoemd.


==Constructie ==
==Constructie ==
Het woonhuis is gebouwd onder één doorlopende nok met de schuur, waarbij het woonhuis smaller is dan de schuur. De verspringingen in de zijgevels, worden "krimpen" genoemd.
Naast de min of meer doorlopende nokhoogte van de daklijn zijn de typisch voor de bouwvorm van Oldambtster boerderijen zogenaamde krimpen.
===== noklijn =====
Door de min of meer doorlopende daklijn over zowel woongedeelte schuur wijken Oldamster boerderijen duidelijk af van ander grote boerderijen uit de [[Noordelijke huisgroep]] met zoals kop-(hals)-romp-boerderijen.
In de loop der tijd is de daklijn van Oldambster boerderij meer en meer geëvolueerd van...<br />
- een voorhuis en schuur met verschillende dakhelling aar wel een min of meer gelijke nokhoogte en slechts gescheiden door de zichtbaar boven de daklijn uitstekende brandmuur.<br />
- naar een verschijningsvorm waar voorhuis en schuur zich tezamen bevinden onder één dak van gelijke dakhelling en een doorlopende nok, waarbij de brandmuur onder de daklijn is komen te liggen.<br />
''- in laatste stadium is het voorhuis soms toch weer verworden tot een geheel dat zich kwa dakvorm weer duidelijker onderscheidt van de aangebouwde schuur met wel gelijke nokhoogte maar de ogenschijnlijke verschijningsvorm van een dwarshuis met een schilddak of zelfs en in bouwstijl geheel afwijken 'villa-vorm'.''
===== Krimpen =====
Waar de schuur de maximale breedte van het gebouw heeft aan de achterzijde en richting de woongedeelten van het voorhuis als het ware trapsgewijze krimpt (smaller wordt). Het na elke krimp smaller geworden gebouw is ter plekke noodzakelijkerwijs ook voorzien is van hogere zijgevels. <br />
Deze hogere zijgevels maken het mogelijk ter plekke ook aan de zijgevel hogere/grotere ramen te plaatsen waardoor in de woongedeelten een grotere lichtinval mogelijk werd.<br />
===== Woongedeelte =====
De woonvertrekken zijn doorgaans verdeeld over een gedeelte voor en een gedeelte achter de zogenaamde brandmuur (in de aangebouwde schuur). Het woongedeelte voor de brandmuur wordt doorgaans aangeduid als voorhuis; het zich gedeelte achter de brandmuur in de aangebouwde schuur bevindende woongedeelte als achterhuis.<br />
===== Korenzolder =====
Boven het woongedeelte in het voorhuis bevindt zich een z.g. korenzolder ook wel [[graan]]- en [[Zaad (planten)|zaadzolders]] genoemd. Deze korenzolders zijn vaak voorzien met vele raampjes waarmee door de vorm en plaatsing de indruk van een extra woonverdieping werd gewekt waardoor het voorhuis meer de aanblik van een 'deftig' herenhuis kreeg dan van een eenvoudige boerderij. Bijzonder detail is dat de gordijntjes van de korenzolderraampjes veelal nep zijn, ze zijn met witte verf op de ruiten geschilderd; Dat spaart geld en het vaak moeten wassen om ze netjes wit te houden op een stoffige korenzolder.
===== Dak en gebint =====
Het dak wordt gedragen door een z.g. dekbalken of Fries [[gebint]]. De afzonderlijke gebinten zorgen dat hoge middenbeuk van de schuur in de lengte op natuurlijke wijze wordt verdeelt in circa zes meter brede vakken. .


Het dak is een [[zadeldak]] dat in de loop der tijd steeds vaker voor- en achter-zijde voorzien werd van een afgeschuind vlak, het [[wolfsdak|wolfseind]]; de voorhuisgevel van veel oudere Oldambtster boerderijen zijn echter nog steeds voorzien van, naar gelang de plaatsing van de voorste schoorsteen, een meer traditionele tuit- of punt-gevels.
De schuur is zeer groot. Er is ruimte voor een koeienstal, een paardenstal en werktuigen. In het midden van de schuur is ruimte voor [[hooi]]opslag. Het dak wordt gedragen door [[gebint]]en die de schuur in de lengte verdelen in circa zes meter brede vakken. De koeien worden twee aan twee gestald tussen [[wilgenteen|wilgentenen]] of houten schotten die de gebintenstijlen met de buitenmuur verbinden.

===== Schuur =====
De schuren van typische Oldamster boerderijen zijn relatief groot; oppervlaktematen van 900m<sup><sup>2</sup></sup> of meer afmetingen LxBxH 50m*23m*12m zijn niet uitzonderlijk.<br />
De schuur driebeukige schuur is traditioneel verdeeld in een aantal door (halfsteens) muren gescheiden gedeelte. In de zijbeuk direct grenzend aan het achterhuis bevindt zich de koestal, richting achtergevel was veelal ook ruimte voor enkel varkenshokken en jongvee. De koeien worden twee aan twee gestald tussen [[wilgenteen|wilgentenen]] of houten schotten die de gebintenstijlen met de buitenmuur verbinden.<br />
In de hogere middenbeuk is meestal tegen het midden de achtergevel bevond de paardenstal en ruimte voor werktuigen te vinden. Het gedeelte van de middenbeuk boven en voor de paardenstal wordt door de plaatsing van de gebinten op natuurlijke wijzen verdeeld in diverse vakken met de mogelijkheid voor oogstopslag van diverse gewassen en [[hooi]]oplslag.<br />
De zijbeuk aan de andere zijde vormt de zogenaamde baan of baander en wordt aan weerszijden afgesloten door de z.g. baanderdeuren.<br />
===== Baan(der) =====
Het begrip baan(der) vraagt enige nadere uitleg.<br />
De Baan of baander neemt bevindt zich min of meer op de plek die in andere boerderijen van de Friese bouwgroep wordt aangeduid als dors, dars of deel. Het veschil tussen een de baander en de andere genoemde vormen is voornamlijk gelegen in het logistiek gebruik van de baan(der). Doordat de baander aan weerszijden is voorzien van grote en hoge baanderdeuren <small>(abusievelijk ook wel zelf aangeduid als baander, mogelijk als verbastering van het woord baandeur)</small> was het mogelijk met verscheiden wagens tegelijk van achter naar voor door de baan langs de vakken (met oogstopslag) te rijden. Hierdoor was het mogelijk met verscheiden hoogopgertaste wagens tegelijk de oogst de schuur in te rijden en achtereenvolgens te lossen. De geloste wagen konden vervolgens door de voorste baanderdeur weer vertrekken voor nieuwe oogst/lading zonder de voortgang van het werk in de schuur noemenswaardig te hinderen.<br />
Door de gewoonlijk aanzienlijk breedte (5m-8m) van de zijbeuk van de baander bleef er tegen de buitenmuur voldoende ruimte over het gebruik als dorsvloer/deel en zelfs voor het stallen van wagens en werktuigen. Het was echter niet ongebruikelijk dat er benevens het hoofdgebouw ook een losse wagenschuur op de boerenplaats stond.


Het dak is een [[zadeldak]] met aan de voorzijde een afgeschuind vlak, het [[wolfsdak|wolfseind]]. Doordat het woonhuis smaller is dan de schuur, zijn de zijmuren hoger en is er meer ruimte voor vensters. Boven het woongedeelte bevinden zich de [[graan]]- en [[Zaad (planten)|zaadzolders]], vaak met vele raampjes.


Voor de Oldambtster boerderijen zijn vaak grote tuinen aangelegd.
Voor de Oldambtster boerderijen zijn vaak grote tuinen aangelegd.

Versie van 27 jun 2015 13:36

Oldambster boerderij te Stadskanaal
Oldambster boerderij getekend voor BAHN

De Oldambtster boerderij is een boerderijtype, dat vooral in het Oldambt in het oosten van de provincie Groningen voorkomt. Bij dit type boerderij zijn het woonhuis en de schuur in elkaars verlengde gebouwd. Dit boerderijtype valt in de hoofdgroep Noordelijke huisgroep. Tot deze groep behoort ook het sterk verwante Oost-Friese gulfhaus. In het Oldambt werd de grote schuur vroeger ook wel golf genoemd, hoewel er enkele kleine verschillen zijn met het Oost-Friese type. Het woord 'goul', van het Hogeland, is aan het woord golf verwant en verwijst naar de verschillende 'vakken' tussen de gebinten en steunbalken.

Geschiedenis

Omstreeks 1720 raakte de Oldambtster boerderij naar voorbeeld van vergelijkbaar gebouwde boerderijen in Oost-Friesland ook in Oost-Groningen ingeburgerd. In 1724 werd dit type boerderij voor het eerst genoemd in de kaartboeken in Hamdijk en in de Linteloopolder. Aanvankelijk was het woonhuis lager dan de schuur; later werd dit vervangen door een woonhuis dat even hoog is als de schuur. Het oudst bekende exemplaar (eerste vermelding 1576) staat aan de Noorderstraat 4 (Noordbroek), aangenomen wordt dat deze boerderij begin 19de eeuw al min of meer haar huidige vorm kreeg.

De boerderij was bedoeld als een gemengd bedrijf. Rond 1900 specialiseerde het Oldambt zich in akkerbouw en werd één van de vooruitstrevende akkerbouwgebieden in Europa. De Oldambtster boerderijen werden groter, waarbij de woonhuizen steeds voornamer werden. Hierdoor wordt de Oldambtster boerderij ook wel "villaboerderij" genoemd.

Constructie

Naast de min of meer doorlopende nokhoogte van de daklijn zijn de typisch voor de bouwvorm van Oldambtster boerderijen zogenaamde krimpen.

noklijn

Door de min of meer doorlopende daklijn over zowel woongedeelte schuur wijken Oldamster boerderijen duidelijk af van ander grote boerderijen uit de Noordelijke huisgroep met zoals kop-(hals)-romp-boerderijen. In de loop der tijd is de daklijn van Oldambster boerderij meer en meer geëvolueerd van...
- een voorhuis en schuur met verschillende dakhelling aar wel een min of meer gelijke nokhoogte en slechts gescheiden door de zichtbaar boven de daklijn uitstekende brandmuur.
- naar een verschijningsvorm waar voorhuis en schuur zich tezamen bevinden onder één dak van gelijke dakhelling en een doorlopende nok, waarbij de brandmuur onder de daklijn is komen te liggen.
- in laatste stadium is het voorhuis soms toch weer verworden tot een geheel dat zich kwa dakvorm weer duidelijker onderscheidt van de aangebouwde schuur met wel gelijke nokhoogte maar de ogenschijnlijke verschijningsvorm van een dwarshuis met een schilddak of zelfs en in bouwstijl geheel afwijken 'villa-vorm'.

Krimpen

Waar de schuur de maximale breedte van het gebouw heeft aan de achterzijde en richting de woongedeelten van het voorhuis als het ware trapsgewijze krimpt (smaller wordt). Het na elke krimp smaller geworden gebouw is ter plekke noodzakelijkerwijs ook voorzien is van hogere zijgevels.
Deze hogere zijgevels maken het mogelijk ter plekke ook aan de zijgevel hogere/grotere ramen te plaatsen waardoor in de woongedeelten een grotere lichtinval mogelijk werd.

Woongedeelte

De woonvertrekken zijn doorgaans verdeeld over een gedeelte voor en een gedeelte achter de zogenaamde brandmuur (in de aangebouwde schuur). Het woongedeelte voor de brandmuur wordt doorgaans aangeduid als voorhuis; het zich gedeelte achter de brandmuur in de aangebouwde schuur bevindende woongedeelte als achterhuis.

Korenzolder

Boven het woongedeelte in het voorhuis bevindt zich een z.g. korenzolder ook wel graan- en zaadzolders genoemd. Deze korenzolders zijn vaak voorzien met vele raampjes waarmee door de vorm en plaatsing de indruk van een extra woonverdieping werd gewekt waardoor het voorhuis meer de aanblik van een 'deftig' herenhuis kreeg dan van een eenvoudige boerderij. Bijzonder detail is dat de gordijntjes van de korenzolderraampjes veelal nep zijn, ze zijn met witte verf op de ruiten geschilderd; Dat spaart geld en het vaak moeten wassen om ze netjes wit te houden op een stoffige korenzolder.

Dak en gebint

Het dak wordt gedragen door een z.g. dekbalken of Fries gebint. De afzonderlijke gebinten zorgen dat hoge middenbeuk van de schuur in de lengte op natuurlijke wijze wordt verdeelt in circa zes meter brede vakken. .

Het dak is een zadeldak dat in de loop der tijd steeds vaker voor- en achter-zijde voorzien werd van een afgeschuind vlak, het wolfseind; de voorhuisgevel van veel oudere Oldambtster boerderijen zijn echter nog steeds voorzien van, naar gelang de plaatsing van de voorste schoorsteen, een meer traditionele tuit- of punt-gevels.

Schuur

De schuren van typische Oldamster boerderijen zijn relatief groot; oppervlaktematen van 900m2 of meer afmetingen LxBxH 50m*23m*12m zijn niet uitzonderlijk.
De schuur driebeukige schuur is traditioneel verdeeld in een aantal door (halfsteens) muren gescheiden gedeelte. In de zijbeuk direct grenzend aan het achterhuis bevindt zich de koestal, richting achtergevel was veelal ook ruimte voor enkel varkenshokken en jongvee. De koeien worden twee aan twee gestald tussen wilgentenen of houten schotten die de gebintenstijlen met de buitenmuur verbinden.
In de hogere middenbeuk is meestal tegen het midden de achtergevel bevond de paardenstal en ruimte voor werktuigen te vinden. Het gedeelte van de middenbeuk boven en voor de paardenstal wordt door de plaatsing van de gebinten op natuurlijke wijzen verdeeld in diverse vakken met de mogelijkheid voor oogstopslag van diverse gewassen en hooioplslag.
De zijbeuk aan de andere zijde vormt de zogenaamde baan of baander en wordt aan weerszijden afgesloten door de z.g. baanderdeuren.

Baan(der)

Het begrip baan(der) vraagt enige nadere uitleg.
De Baan of baander neemt bevindt zich min of meer op de plek die in andere boerderijen van de Friese bouwgroep wordt aangeduid als dors, dars of deel. Het veschil tussen een de baander en de andere genoemde vormen is voornamlijk gelegen in het logistiek gebruik van de baan(der). Doordat de baander aan weerszijden is voorzien van grote en hoge baanderdeuren (abusievelijk ook wel zelf aangeduid als baander, mogelijk als verbastering van het woord baandeur) was het mogelijk met verscheiden wagens tegelijk van achter naar voor door de baan langs de vakken (met oogstopslag) te rijden. Hierdoor was het mogelijk met verscheiden hoogopgertaste wagens tegelijk de oogst de schuur in te rijden en achtereenvolgens te lossen. De geloste wagen konden vervolgens door de voorste baanderdeur weer vertrekken voor nieuwe oogst/lading zonder de voortgang van het werk in de schuur noemenswaardig te hinderen.
Door de gewoonlijk aanzienlijk breedte (5m-8m) van de zijbeuk van de baander bleef er tegen de buitenmuur voldoende ruimte over het gebruik als dorsvloer/deel en zelfs voor het stallen van wagens en werktuigen. Het was echter niet ongebruikelijk dat er benevens het hoofdgebouw ook een losse wagenschuur op de boerenplaats stond.


Voor de Oldambtster boerderijen zijn vaak grote tuinen aangelegd.

Museum

In het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem staat een exemplaar, dat tot de jaren 80 in Beerta heeft gestaan.

Varianten

  • Een kleinere variant van de Oldambtster boerderij is te vinden in de Veenkoloniën.
  • Op het Hogeland werden Oldambtster boerderijen gebouwd, waarbij het woonhuis meestal dwars voor de schuur stond.
Zie de categorie Oldambtster farmhouses van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.