Geschiedenis van Loosdorf: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
GrouchoBot (overleg | bijdragen)
k clean up, typos fixed: Skandinavië → Scandinavië, officiëel → officieel met AWB
Regel 65: Regel 65:
In [[1843]] verwierf graaf Antoni August Halka-Ledóchowski een telg van de oude Poolse adellijke familie Halka-Ledóchowski, het kleine landgoed Sitzenthal bij Loosdorf. Na de vroege dood van zijn eerste vrouw verliet graaf Antoni Ledóchowski kasteel Sitzenthal en liet hij in 1862 in Loosdorf een herenhuis bouwen (''"das Ledochovska-Haus"''), waar hij samen met zijn tweede vrouw, Josefine von Salis-Zizers, die hij in het renaissanceslot Albrechtsberg had leren kennen en de drie zonen uit zijn eerste huwelijk, ging wonen. In dit huis zijn de welbekende [[Maria Theresia Ledóchowska|Maria Theresia]],<ref>ib., p.14</ref> [[Ursula Ledóchowska|Julia (later als non Ursula geheten)]] Ledóchowska en hun broers [[Wladimir Ledóchowski|Wladimir]] en Ignacy Ledóchowski geboren.
In [[1843]] verwierf graaf Antoni August Halka-Ledóchowski een telg van de oude Poolse adellijke familie Halka-Ledóchowski, het kleine landgoed Sitzenthal bij Loosdorf. Na de vroege dood van zijn eerste vrouw verliet graaf Antoni Ledóchowski kasteel Sitzenthal en liet hij in 1862 in Loosdorf een herenhuis bouwen (''"das Ledochovska-Haus"''), waar hij samen met zijn tweede vrouw, Josefine von Salis-Zizers, die hij in het renaissanceslot Albrechtsberg had leren kennen en de drie zonen uit zijn eerste huwelijk, ging wonen. In dit huis zijn de welbekende [[Maria Theresia Ledóchowska|Maria Theresia]],<ref>ib., p.14</ref> [[Ursula Ledóchowska|Julia (later als non Ursula geheten)]] Ledóchowska en hun broers [[Wladimir Ledóchowski|Wladimir]] en Ignacy Ledóchowski geboren.


Door de [[Grote Depressie (1873-1896)|bankencrash van 1873]] verloor Antoni Ledóchowski het grootste deel van zijn vermogen. In 1874 verkocht de familie Ledóchowski hun huis in Loosdorf en verhuisde ze naar [[St. Pölten]], waar Maria Theresia en Julia het gymnasium van de orde IBMV van de Englische Fräulein bezochten. In 1883 verhuisde Antoni Ledóchowski met zijn familie naar zijn nieuwvervorven landgoed in Lipnica, dat toen in [[Koninkrijk Galicië en Lodomerië|Galicië]] lag. Twee jaar later overleed Antoni. Op 18 augustus [[1886]] trad Julia in bij de Ursulinnen van [[Krakau]], waar ze een jaar later de naam Ursula Maria kreeg. Ze werd missionaris in Rusland en Skandinavië en stichtte een nieuwe congregatie. Op 18 mei 2003 werd ze heilig verklaard. Haar zus, Maria Theresia, stichtte de soladiteit tegen slavernij in Afrika, genoemd naar [[Petrus Claver]]. Zij werd in 1975 zalig verklaard. Zie ook onder:'"in Loosdorf geboren".
Door de [[Grote Depressie (1873-1896)|bankencrash van 1873]] verloor Antoni Ledóchowski het grootste deel van zijn vermogen. In 1874 verkocht de familie Ledóchowski hun huis in Loosdorf en verhuisde ze naar [[St. Pölten]], waar Maria Theresia en Julia het gymnasium van de orde IBMV van de Englische Fräulein bezochten. In 1883 verhuisde Antoni Ledóchowski met zijn familie naar zijn nieuwvervorven landgoed in Lipnica, dat toen in [[Koninkrijk Galicië en Lodomerië|Galicië]] lag. Twee jaar later overleed Antoni. Op 18 augustus [[1886]] trad Julia in bij de Ursulinnen van [[Krakau]], waar ze een jaar later de naam Ursula Maria kreeg. Ze werd missionaris in Rusland en Scandinavië en stichtte een nieuwe congregatie. Op 18 mei 2003 werd ze heilig verklaard. Haar zus, Maria Theresia, stichtte de soladiteit tegen slavernij in Afrika, genoemd naar [[Petrus Claver]]. Zij werd in 1975 zalig verklaard. Zie ook onder:'"in Loosdorf geboren".


===Gemeente Loosdorf (1849-nu)===
===Gemeente Loosdorf (1849-nu)===
Regel 108: Regel 108:
[[1955]]-heden (Tweede [[Republiek Oostenrijk]])
[[1955]]-heden (Tweede [[Republiek Oostenrijk]])


Op [[1 oktober]] [[1960]] werd het nieuwe schoolgebouw voor de ''Volksschule'' en ''Hauptschule'' officiëel geopend.<ref name="Gerhard Floßmann 1999, p. 118"/>
Op [[1 oktober]] [[1960]] werd het nieuwe schoolgebouw voor de ''Volksschule'' en ''Hauptschule'' officieel geopend.<ref name="Gerhard Floßmann 1999, p. 118"/>


In [[1962]] werd het monument voor de gesneuvelde soldaten uit Loosdorf veranderd, waardoor de gesneuvelde soldaten uit beide wereldoorlogen herdacht werden.<ref>{{de}} Gerhard Floßmann, Loosdorf - Ansichten, 1999, p. 105</ref>
In [[1962]] werd het monument voor de gesneuvelde soldaten uit Loosdorf veranderd, waardoor de gesneuvelde soldaten uit beide wereldoorlogen herdacht werden.<ref>{{de}} Gerhard Floßmann, Loosdorf - Ansichten, 1999, p. 105</ref>

Versie van 27 aug 2015 20:49

De opmaak van dit artikel is nog niet in overeenstemming met de conventies van Wikipedia. Mogelijk is ook de spelling of het taalgebruik niet in orde. Men wordt uitgenodigd deze pagina aan te passen.
Opgegeven reden: Nog niet in orde gemaakt na de verplaatsing vanaf het hoofdartikel

Loosdorf in district Melk ligt in de Oostenrijkse deelstaat Neder-Oostenrijk (tot 1918 Aartshertogdom Oostenrijk beneden de Enns), dat eeuwenlang een kernland van Oostenrijk is geweest. Loosdorf deelt dus de geschiedenis van Oostenrijk en de geschiedenis van het Oostenrijkse keizerrijk. De plaats Loosdorf is lang nauw met slot Schallaburg verbonden geweest, dat tegenwoordig in de aangrenzende gemeente Schollach ligt. Tegenwoordig is de Schallaburg een regionaal museum van Neder-Oostenrijk. In 1849 werd de plaatsen Loosdorf, Rohr, Albrechtsberg en Sitzental verenigd tot de gemeente Loosdorf. Rohr hoorde daarvoor bij de abdij van Melk, Albrechtsberg hoorde bij het slot Albrechtsberg en Sitzenthal was een landgoed met een slot, waar pas laat een andere woonkern bijkwam.

De prehistorie

Het gebied rond Loosdorf werd al in de prehistorie bewoond. Op de Wachberg in de kadastrale gemeente Neubach is eind jaren 80 een versterkte nederzetting uit het Chalcolithicum oftewel de Kopertijd (5500 - 3300 v.Chr.) ontdekt. Op de Wachberg zijn een veertigtal urnen en ongeveer evenveel weefstoelgewichtjes van de zeldzame Mödling-Zöbing/Jevišovice-groep gevonden.

De Oudheid

In de oudheid maakte het gebied deel uit van het Keltische koninkrijk Noricum, wat later de Romeinse provincie Noricum werd. Loosdorf ligt op de landweg die de oude limesweg langs de Donau ten westen van Melk verbindt met Wenen (tegenwoordig de B1).

De Middeleeuwen

Loosdorf is gelegen aan de Pielach, een zijrivier van de Donau. In de 9e en 10e eeuw was bijna heel het gebied tussen de Pielach en de Melk, een andere zijrivier van de Donau, in het bezit van de familie Sigharding. In de tweede helft van de 11e eeuw werd dit bezit gedeeld tussen de broers Sighard en Friedrich von Tengling. Sighard kreeg het noordelijke gedeelte en maakte de 'Schallaburg', toen 'Feste Schala' geheten, tot centrum van zijn bezit; Friedrich kreeg het zuidelijke gedeelte en vestigde zich op kasteel 'Peilstein', ten zuiden van de Hiesberg, een berg ten zuiden van Melk.[1] Tegenwoordig is Peilstein een ruïne.

Rond 1100 werd kasteel Albrechtsberg gebouwd en een halve eeuw later kasteel Sitzenthal. De oudste vermelding van de plaats "Ladestorf" is van rond het jaar 1145.[2] Uit de 12e eeuw is bekend dat handelaren uit Loosdorf, Wilhelmsburg, Kilb, Pöchlarn en Melk handelden in grof, rood textiel uit St. Pölten ("das Pöltinger Tuch"), dat ze op de markt in Wenen verkochten.[3] De graven van Schala, die op kasteel Schallaburg woonden, stierven in 1190 met het overlijden van Heinrich en Sighard, twee kleinkinderen van eerstgenoemde Sighard uit.

Volgens een oude parochieoptekening werd Otto von Ottenstein, de bezitter van het dichtbijgelegen kasteel Schallaburg ("die Schallaburg"), in 1250 door de bisschop van Passau beleend met de parochie "Lahstorf". Kort na deze vermelding ging dit recht over op de heren Von Zelking. Vanaf 1286 werd de Schallaburg met de nabijgelegen dorpen als Loosdorf en Inzersdorf voor de helft een lening van de vorst van het Aartshertogdom Oostenrijk Beneden de Enns (toen hertog Albrecht I van Habsburg) en voor de andere helft vrij en eigen bezit van de bezittende familie van dat moment.

Loosdorf stond in de late middeleeuwen tot in Hamburg bekend om zijn saffraan en zijn saffraankleurig textiel. Een andere belangrijke agrarische bezigheid was de wijnbouw. Pas in het midden van 19e eeuw stopte men met het verbouwen van saffraan omdat de verffabrikanten toen op synthetische kleurstoffen overgegaan waren. De wijnbouw op de Mühlberg in Loosdorf stopte aan het eind van de 19e eeuw in verband met plantenziektes.

In 1450 verwierf de familie Losenstein uit Opper-Oostenrijk het kasteel Schallaburg.[4] De familie Zelking behield de rechten van parochie Loosdorf echter tot 1546.

Reformatie en renaissance in de zestiende eeuw

De kerk van Loosdorf

Tussen 1529 en 1532 werd het katholieke kerkgebouw van Loosdorf door het Ottomaanse leger van Süleyman I verwoest en het bleef jarenlang een ruïne. In 1546 verwierf Christoph von Losenstein, die onder andere het kasteel "Die Schallaburg" geërfd had, door een ruil de leen en erfvoogdij van de parochie Loosdorf en verwierf daarmee ook het recht om de Pfarrer (pastoor of dominee) in Loosdorf te benoemen. Christoph was Luthers-gezind. Hij was getrouwd met Christina van Montfort, de dochter van een Poolse prinses, die hofdame bij de koningin, de vrouw van koning Ferdinand, geweest was. Hij had goede connecties met het hof. Christoph begon waarschijnlijk rond 1550 met de bouw van een nieuwe kerk in renaissancestijl. Hij had ook het plan om een school in Loosdorf te bouwen, maar eind 1558 overleed hij onverwachts in Praag. Zijn zoon, Hans Wilhelm von Losenstein, voltooide de bouw van de kerk. Hans Wilhelm von Losenstein installeerde in 1569 de predikant Balthasar Masko uit Silezië als dominee van Loosdorf, wat hij ruim 30 jaar gebleven is.

Het voormalige 16e-eeuwse gymnasium 'die Hohe Schule'

"Die Hohe Schule"

Hans Wilhelm von Losenstein stichtte in 1574 of iets eerder in Loosdorf een school op Lutherse grondslag, "die Hohe Schule" genaamd, die hij tot 1592 uit privémiddelen financierde. Het onderwijsplan van de school ("die Loßdorffische Schulordnung) is geschreven in Vroeg-nieuwhoogduits en in 1574 in Augsburg in Beieren gedrukt. Er zijn twee originele exemplaren van "die Loßdorffische Schulordnung" bewaard gebleven. Het staat bekend om zijn hoogstaande pedagogische kennis. Het lijkt veel op de inrichting van het Lutherse gymnasium van Straatsburg die waarschijnlijk als voorbeeld heeft gediend. Volgens het schoolreglement was de school bedoeld voor adellijke en niet-adellijke personen. Er waren vier klassen en het schoolplan voorzag ook in een vijfde klas, maar het is niet zeker of die vijfde klas ook gerealiseerd is. Het onderwijs was in het Duits, wat toen een vernieuwing was, omdat de meeste andere scholen van die tijd Latijnse scholen waren die de colleges in het Latijn gaven. In de "Hohe Schule" was Latijn een schoolvak dat pas vanaf het tweede jaar werd gedoceerd. Ook stonden Grieks, muziek, wis- en rekenkunde (aritmetica), aardrijkskunde en geschiedenis op het lesprogramma van de "Loßdorffische Schulordnung". Voor het godsdienstonderwijs werd de bijbelvertaling van Luther en de catechismus van Melanchthon gebruikt. De Schallaburg en Loosdorf werden centra van de reformatie in het aartshertogdom Oostenrijk beneden de Enns naast onder andere Horn.

Op 14 september 1578 kocht Hans Wilhelm von Losenstein 'Amt Loosdorf' van graaf Ernst von Ortenburg voor dertien Gulden, zes Schilling twaalf. Hierdoor kreeg hij het recht om een aantal percelen landbouwgrond te verpachten. De pacht werd gedeeltelijk in natura betaald. Er werd graan, haver, rogge en saffraan verbouwd. Ook was er wijnbouw.[5]

Vanaf 1580 kreeg Hans Wilhelm von Losenstein financiële problemen en moest hij landgoederen verkopen om zijn schuldeisers te betalen. In 1592 werd de "Hohe Schule" een "Landschaftschule", waardoor het een openbare onderwijsfunctie voor heel Oostenrijk beneden de Enns kreeg. De school kreeg vanaf dat jaar subsidie van de heren- en ridderstand van het land Oostenrijk beneden de Enns. Het eerste jaar bedroeg de subsidie 600 gulden en 400 gulden na een inspectie.[6] Het aantal leerlingen steeg naar 150. Er was geen officieel internaat bij de school, maar er woonde soms wel een aantal leerlingen in de school.

Privileges vanaf 1584

In 1584 verwierf Loosdorf het marktrecht en in 1588 het recht om een wekelijkse markt te houden.

In 1590 kreeg Loosdorf van Rudolf van Habsburg, toen aartshertog van Oostenrijk en tevens keizer van het Heilige Duitse Roomse Rijk, het privilege om een stadswapen te voeren, wat nog steeds het wapen van Loosdorf is. Het is een schild dat links rood is en rechts blauw. Op het rode deel zit een diagonale zilveren balk. Op het blauwe gedeelte staat een rechtopstaande gouden panter met een fakkel in zijn klauwen.

Gevolgen van de contrareformatie voor Loosdorf (17e eeuw)

Hans Wilhelm von Losenstein stierf in 1601. Omdat hij geen kinderen had, erfde zijn neef Georg Christoph auf Losensteinleithen slot Schallaburg, de parochie en de school van Loosdorf, maar ook Hans Wilhelms hoge schulden (120.000 gulden). In 1610 werd het aantal leraren wegens geldgebrek teruggebracht van ca. zeven naar drie of vier. Georg Christoph huwde met Anna von Stubenberg. Haar vader heer Georg von Stubenberg uit Stiermarken, die veel bezittingen had, nam in 1614 alle bezittingen van de Losensteiners over en betaalde de schuldeisers uit. Toch werd het moeilijker voor de standen van Neder-Oostenrijk om de Landschaftsschule te subsidiëren, omdat er geen geld meer voor was en de subsidie werd gehalveerd. Georg von Stubenberg wou wel een lening verstrekken, maar alleen als de standen van Oostenrijk beneden de Enns garant zouden staan, wat deze niet wouden en konden.

In 1617 volgde Ferdinand II zijn neef Matthias op als aartshertog van Oostenrijk en koning van Bohemen en in 1619 als keizer van het Heilige Roomse Rijk. Hij voerde een politiek van contrareformatie (Gegenreformation). Benedictijnen uit de Abdij van Melk trachtten in de zeventiende eeuw de bevolking in hun omgeving weer terug te brengen tot het traditionele katholicisme. In 1618 brak in het noordelijke buurland Bohemen, waar Ferdinand II ook de vorst van was een opstand die leidde tot de Dertigjarige Oorlog.

In de aartshertogen Oostenrijk boven en beneden de Enns was het was rustiger, maar in 1619 belegerden protestantse opstandelingen uit Oostenrijk boven de Enns[7] de abdij van Melk. De circa 2.000 man voetvolk en 500 ruiters hadden voor de belegering hun kamp in Loosdorf opgeslagen. Keizerlijke troepen konden de abdij ontzetten. Ze verdreven niet alleen de opstandelingen, maar plunderden ook de Schallaburg en andere kastelen in de buurt. Ook kasteel Albrechtsberg, dat sinds 1606 eigendom van Ludwig von Starhemberg was, werd door keizerlijke soldaten in brand gestoken. Later werd het kasteel ook onteigend, omdat Ludwig von Starhemberg aan de opstand van de protestantse adel had deelgenomen. Door de overwinning van de keizerlijke troepen werden de tijden werden moeilijker voor Oostenrijkse protestanten in Oostenrijk beneden de Enns. In 1627 werden de Lutherse school en de kerk gesloten krachtens een wet van aartshertog en keizer Ferdinand II. Pas in 1640 had Loosdorf weer een Duitstalige school, maar die had slechts twee klassen. Pas in 1860 werd dat uitgebreid tot drie klassen.

De eigenaar Hans Wilhelm von Stubenberg bleef "evangelisch" (Luthers). Vanaf 1650 wou hij naar Zuid-Duitsland emigreren, omdat hij dreigde te worden uitgezet vanwege zijn religieuze houding. In 1660 verkocht hij slot Schallaburg en zijn bezittingen in Loosdorf aan de katholiek Reichard Augustinus Kletzl von Altenach en verhuisde hij naar Zuid-Duitsland.[8]

Het 'Ledóchowska-Haus'

Burgerhospitaal

Rond 1730 werd een burgerhospitaal (de Sebastianikapele) gebouwd.[9]

Parochie Loosdorf

In 1734 kreeg de kerk van Loosdorf met onder andere de bouw van een kerktoren aan de westzijde een barok uiterlijk.

In 1762 verwierf Bartholomeüs Freiherr von Tinti slot Schallaburg met het patronaat over de parochie Loosdorf.[10] Het patronaat is later overgegaan op de abdij van Melk (Stift Melk).[10]

Op 7 juni 1785 kwam het dekenaat Loosdorf, dat (net als Ybbs, Pottenbrunn en Ollersbach) bij het dekenaat Enns en bij het bisdom Passau hoorde, door de dekenaatshervorming van Joseph II bij het nieuwe bisdom Sankt Pölten.[11][12]

In 1827 werd een schoolgebouw voor twee schoolklassen gebouwd, dat tot 1957 in gebruik bleef. De oude Volksschule stond op Bahnhofstraße 5-9, tegenwoordig Alter Rathausplatz, maar is inmiddels afgebroken.[13]

De familie Ledóchowski in Loosdorf (1843-1874)

In 1843 verwierf graaf Antoni August Halka-Ledóchowski een telg van de oude Poolse adellijke familie Halka-Ledóchowski, het kleine landgoed Sitzenthal bij Loosdorf. Na de vroege dood van zijn eerste vrouw verliet graaf Antoni Ledóchowski kasteel Sitzenthal en liet hij in 1862 in Loosdorf een herenhuis bouwen ("das Ledochovska-Haus"), waar hij samen met zijn tweede vrouw, Josefine von Salis-Zizers, die hij in het renaissanceslot Albrechtsberg had leren kennen en de drie zonen uit zijn eerste huwelijk, ging wonen. In dit huis zijn de welbekende Maria Theresia,[14] Julia (later als non Ursula geheten) Ledóchowska en hun broers Wladimir en Ignacy Ledóchowski geboren.

Door de bankencrash van 1873 verloor Antoni Ledóchowski het grootste deel van zijn vermogen. In 1874 verkocht de familie Ledóchowski hun huis in Loosdorf en verhuisde ze naar St. Pölten, waar Maria Theresia en Julia het gymnasium van de orde IBMV van de Englische Fräulein bezochten. In 1883 verhuisde Antoni Ledóchowski met zijn familie naar zijn nieuwvervorven landgoed in Lipnica, dat toen in Galicië lag. Twee jaar later overleed Antoni. Op 18 augustus 1886 trad Julia in bij de Ursulinnen van Krakau, waar ze een jaar later de naam Ursula Maria kreeg. Ze werd missionaris in Rusland en Scandinavië en stichtte een nieuwe congregatie. Op 18 mei 2003 werd ze heilig verklaard. Haar zus, Maria Theresia, stichtte de soladiteit tegen slavernij in Afrika, genoemd naar Petrus Claver. Zij werd in 1975 zalig verklaard. Zie ook onder:'"in Loosdorf geboren".

Gemeente Loosdorf (1849-nu)

(Tot 1918 Keizertijd)

Na de revolutie van 1848 werd de horigheid in het aartshertogdom Oostenrijk beneden de Enns en elders afgeschaft. In 1849 werden Albrechtsberg en Neubach met Loosdorf verenigd tot een gemeente. In 1850 werd Matthias Wagner burgemeester van Loosdorf.

In 1858 kreeg Loosdorf een treinstation voor reizigers op de Westbahn. Loosdorf had toen ongeveer 900 inwoners. De remise van de keizerlijke salontrein kwam later ook in Loosdorf.[15]

Tot 1861 was er op de kruising tussen de Reichsstraße (nu de B1) en de Marktbach een voorde. In 1861 werd de beek bij het kruispunt overdekt. Er bleef tot 1976 verderop in de Wachaustraße een open beek langs de weg lopen.[16]

In 1871 werd de vrijwillige brandweer van Loosdorf opgericht.

In 1879 liet vorst Karl von Auersperg, toen de bezitter van kasteel Albrechtsberg, een ijzeren brug over de Pielach bouwen.[17]

In 1892 werd een turnvereniging opgericht, die in 1893 opging in de "Deutsche Turnverein".

Op 13 november 1899 kreeg Loosdorf een politiebureau (toen in Reichsstraße 2, nu Linzer Straße).[18]

Rond 1900 werd de wijnbouw in Albrechtsberg getroffen door de plantenziekten "druifluis" en "valse meeldauw", waarna de commerciële wijnbouw in Albrechtsberg gestaakt werd.

1914-1918 Eerste Wereldoorlog. Oostenrijkers moesten in het koninklijke en keizerlijke leger van Oostenrijk-Hongarije dienen. Er was een aantal Russische krijgsgevangenen in Loosdorf, die onder andere hielp bij het dorsen.[19]

1918-1938 (Eerste Republiek Oostenrijk)

In 1920 liet gemeente Loosdorf net als andere Oostenrijkse gemeenten eigen noodgeld drukken om de lokale economie draaiende te houden.

In 1924 werd op de plaats van het magazijn van Kaufhaus Luchinetti op (Alter) Rathausplatz 16 een nieuw gemeentehuis gebouwd.[20] Daarvoor was het gemeentehuis in een hoekhuis in Waagstraße 2 gevestigd.[21]

In 1930 kwam tussen het gemeentehuis en de kerk een monument voor de soldaten uit Loosdorf die in de Eerste Wereldoorlog gesneuveld zijn.[22]

12 Maart 1938- april 1945 nazi-tijd. Op 12 maart 1938 trokken Duitse troepen met pantserwagens en ander militair materieel Oostenrijk binnen en werden langs de weg met nazivlaggen en drommen toeschouwers begroet. Kort daarop volgde de Anschluss bij nazi-Duitsland. Als gevolg daarvan moesten Oostenrijkse mannen tijdens de oorlogsjaren in diverse onderdelen van het Duitse leger dienen, zoals de Wehrmacht of de kustwacht van de Duitse marine. Er waren ook Duitse soldaten bij Loosdorfers ingekwartierd.

Half april 1945 bereikte het Duits-Russische front het Mostviertel. Het zich terugtrekkende Duitse leger blies in Loosdorf de brug over de Pielach op.[23] Ook andere bruggen werden kapot geschoten om de Russische opmars te vertragen. Op 14/15 april 1945 nam het Rode Leger onder het commando van maarschalk Tolboechin St. Pölten in. Wat zuidelijker werd er nog bijna twee weken heftig gevochten tussen de Duitse Wehrmacht en het Russische Rode Leger, maar op 27 april 1945 hielden de gevechten langs het Duits-Russische front ten zuiden van de Donau op.[24]

Van 1945 tot 1955 viel het noordoosten van Oostenrijk in de Russische bezettingszone. Een Loosdorfse knopenfabriek werd door de Sovjet-Unie in beslag genomen als Duits bezit (USIA) en moest knopen voor Russische uniforms maken. Er waren Russische soldaten bij Loosdorfers thuis ingekwartierd en de Schallaburg werd door het Rode Leger als kazerne gebruikt. Er kwam een noodbrug over de Pielach.[23]

In 1948 plande men de bouw van een nieuw schoolgebouw voor de Volks- en Hauptschule, dat in 1952 gedeeltelijk in gebruik genomen werd.[25]

1955-heden (Tweede Republiek Oostenrijk)

Op 1 oktober 1960 werd het nieuwe schoolgebouw voor de Volksschule en Hauptschule officieel geopend.[25]

In 1962 werd het monument voor de gesneuvelde soldaten uit Loosdorf veranderd, waardoor de gesneuvelde soldaten uit beide wereldoorlogen herdacht werden.[26]

In 1967 werd in de Wachaustraße op nr. 69 de Oostenrijkse Ytong-fabriek geopend, die 150 arbeidsplaatsen bood.[27]

In 1975 brak de noodbrug over de Pielach bij een grote overstroming, waardoor er een nieuwe brug over de Pielach gebouwd moest worden.[23]

In 1976 werd de beek in de Wachaustraße, de Marktbach, overdekt tot aan zijn overgang in de Mühlbach, om de Wachaustraße te verbreden en geschikt te maken voor zwaarder verkeer.[28]

In 1987 werd op de plaats van het oude gemeentehuis in Waagstraße 2 een brandweerkazerne gebouwd.[29]

In de jaren 1990 verhuisde het gemeentehuis van (Alter) Rathausplatz 16 naar het "19-er Haus" (Europaplatz).

De "Loosdorfer Taler" (sinds 2002) In 2002 werd de Oostenrijkse Schilling afgeschaft en de Euro ingevoerd. Naast de Euro kwam er in Loosdorf de '"Loosdorfer Taler"', met een waarde van 10 euro, die alleen in Loosdorf als betaalmiddel bij Loosdorfse bedrijven gebruikt kan worden.

Op 1 maart 2011 nam de politie van Loosdorf een nieuw gebouw in Gewerbestraße 5 in gebruik.[18]

Op 18 augustus 2013 werd een nieuwe brandweerkazerne geopend. De Loosdorfse brandweer komt behalve bij branden ook bij ongelukken op de West Autobahn (A1) in actie.

19-er Haus, Europaplatz

Burgemeesters van Loosdorf

periode burgemeester van Loosdorf
1850-1854 Matthias Wagner
1854-1876 Leopold Kotter
1876-1885 Franz Hödl
1885-1904 Friedrich Konetschny
1904-1919 Josef Ebeseder
1919-1938 Karl Haydn
1939-1945 Gustav Schima
1945-1946 Karl Haydn
1946-1949 Josef Fischer
1950-1975 Johann Schefbäck
1975-1986 Franz Hofer
vanaf 1986 Josef Jahrmann