Syrische Burgeroorlog: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Medograd (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 182: Regel 182:
De steden die het meeste door de oorlog werden getroffen waren [[Aleppo (stad)|Aleppo]] en [[Homs]]. Alle bewoners zijn Aleppo ontvlucht.<ref>{{Cite news |url=http://nos.nl/op3/artikel/701568-welkom-in-aleppo-de-spookstad-van-syrie.html |title=Welkom in Aleppo, de spookstad van Syrië |author=NOS |date=22 september 2014}}</ref>
De steden die het meeste door de oorlog werden getroffen waren [[Aleppo (stad)|Aleppo]] en [[Homs]]. Alle bewoners zijn Aleppo ontvlucht.<ref>{{Cite news |url=http://nos.nl/op3/artikel/701568-welkom-in-aleppo-de-spookstad-van-syrie.html |title=Welkom in Aleppo, de spookstad van Syrië |author=NOS |date=22 september 2014}}</ref>


In 2014 werd aan de hand van gegevens van de VN-vluchelingenorganisatie [[UNHCR]] vastgesteld dat ruim de helft van de bevolking op de vlucht was; en in 2016 dat inmiddels zelfs 6 op de 10 Syriërs van hun woonplaats waren verdreven of gevlucht en elders veiligheid hadden gezocht. <ref>[http://www.pewresearch.org/fact-tank/2016/06/13/about-six-in-ten-syrians-are-now-displaced-from-their-homes/ ''About six-in-ten Syrians are now displaced from their homes'']</ref>
In 2014 werd aan de hand van gegevens van de VN-vluchtelingenorganisatie [[UNHCR]] vastgesteld dat ruim de helft van de bevolking op de vlucht was; en in 2016 dat inmiddels zelfs 6 op de 10 Syriërs van hun woonplaats waren verdreven of gevlucht en elders veiligheid hadden gezocht. <ref>[http://www.pewresearch.org/fact-tank/2016/06/13/about-six-in-ten-syrians-are-now-displaced-from-their-homes/ ''About six-in-ten Syrians are now displaced from their homes'']</ref>


Islamitische Staat heeft in 2015 en 2016 ook terrorisme geinspireerd en geexporteerd naar de EU and Verenigde Staten.
De Islamitische Staat heeft in 2015 en 2016 ook terrorisme geïnspireerd en geëporteerd naar de EU en de Verenigde Staten.


== Verloop==
== Verloop==

Versie van 25 aug 2016 01:27

Syrische burgeroorlog
Onderdeel van de Arabische Lente
 In handen van de Syrische overheid
 In handen van Koerdische troepen (Rojava)
 In handen van andere rebellen: VSL en Islamitisch Front
 In handen van Jabhat al-Nusra
Datum 15 maart 2011 - heden
Locatie Syrië
Casus belli 2011/begin 2012: onderdrukking van protesten tegen de regering-Assad en de Ba'ath-partij.
Later in 2012: sektarische burgeroorlog tussen gematigde en seculiere soennieten, alawieten, de Syrische regering-Assad en andere religieuze minderheden (christenen, druzen, sjiieten) enerzijds en salafistische, wahabitische en sommige seculiere soennitische opstandelingen anderzijds.
De Syrische Koerden streven, als derde partij, naar autonomie binnen Syrië.
Strijdende partijen
Vlag van Syrië Overheid

Militair gesteund door:

Politiek en/of materieel gesteund door:

Vlag van Syrië (1932-1958 en 1961-1963) Gewapende oppositie

Militair gesteund door:

Politiek gesteund door:


Koerden (Rojava)[43]

Militair gesteund door:

Islamitische Staat (in Irak en de Levant)

[44]

Leiders en commandanten
Vlag van Syrië Bashar al-Assad
(President van Syrië, Opperbevelhebber)

Vlag van Syrië Maher al-Assad
(Commandant van de 4de Pantserdivisie)
Vlag van Syrië Suheil Al Hassan
(Commandant van de Qawat Al-Nimr)
Vlag van Syrië Fahd Jassem al-Freij
(Minister van Defensie)
Vlag van Syrië Dawoud Rajiha
(Voormalig minister van Defensie)
Vlag van Syrië Assef Shawkat
(Vice-minister van Defensie)
Vlag van Syrië Ali Abdullah Ayyoub
(Stafchef van het Syrische leger)
Vlag van Syrië Issam Hallaq
(Stafchef van de luchtmacht)
Vlag van Syrië Ghassan Jaoudat Ismail
(Generaal van de Luchtmacht inlichtingeneenheid)
Vlag van Syrië Mohammad al-Shaar
(Minister van Binnenlandse Zaken)
Hassan Nasrallah
(Secretaris-generaal van Hezbollah)
Vlag van Iran Qasem Soleimani
(Commandant van de Quds Force)
Ahmed Jibril
(Secretaris-generaal van PFLP-GC)

Vlag van Syrië (1932-1958 en 1961-1963) Abdul-Ilah al-Bashir
(Stafchef van het VSL)

Vlag van Syrië (1932-1958 en 1961-1963) Salim Idris
(Voormalig stafchef van het VSL; ontslagen)
Vlag van Syrië (1932-1958 en 1961-1963) Abdul Jabbar al-Oqaidi
(Voormalige VSL militaire commandant in Aleppo)
Vlag van Syrië (1932-1958 en 1961-1963) Riad al-Asaad
(Voormalig stafchef van het VSL; ontslagen)
Vlag van Syrië (1932-1958 en 1961-1963) Mustafa Al-Sheikh
(Voormalig hoofd van de Militaire Raad van het VSL; ontslagen)
Vlag van Syrië (1932-1958 en 1961-1963) Jamal Maarouf
(Militaire chef van het SRF)
Ahmed Issa al-Sheikh
(Leider van het Islamitisch Front)
Zahran Alloush
(Militaire chef van het Islamitisch Front)
Hassan Aboud
(Hoofd van het politiek bureau van het Islamitisch Front)
Abdul Qader Saleh
(Voormalig top commandant van de Al-Tawhid Brigade)
Abu Mohammad al-Julani
(Emir van het Al-Nusra Front)
Sami al-Oraydi
(Afgevaardigde van het Al-Nusra Front)
Abu Humam al-Shami
(Militaire chef van het Al-Nusra Front)
Abu Firas al-Suri
(Hoofdwoordvoerder van het Al-Nusra Front)
Abu Maria Al-Qahtani
(Emir van Al-Nusra Front)


Koerden in Syrië:
Salih Muslim Muhammad
(Leider van de Democratische Unie Partij)
Sipan Hemo
(Commandant van de Volksbeschermingseenheden)

Abu Bakr al-Baghdadi
(Kalief van IS)

Abu Ala al-Afri
(Plaatsvervangend leider van IS)

Kaart van landen rond Syrië (rood) met militaire betrokkenheid.
 Syrië
 Landen die de officiële regering steunen.
 Landen die de rebellen steunen.
 Landen die groepen hebben die ofwel de Syrische overheid of de Syrische rebellen steunen.

De Syrische burgeroorlog of de Opstand in Syrië (Arabisch: الحرب الأهلية السورية) wordt gevormd door een gewapende opstand en protesten van diverse groepen en fracties onder de bevolking van Syrië, zowel de democratische oppositie en achtergestelde verarmde provinciale soennieten als politieke islamisten, salafisten en andere radicaal-soennitische strijders. De regering van de Syrische president Bashar al-Assad zet hard in om de gewapende opstanden neer te slaan.

De protesten begonnen op 15 maart 2011. De opstand werd beïnvloed door de andere protesten en opstanden in de regio, die bij elkaar de Arabische Lente worden genoemd, en was ongekend voor het land. De betogers vroegen om politieke hervormingen, een einde aan de overheersing van de Ba'ath-partij, meer burgerrechten en het einde van de noodtoestand die al sinds 1963 bestond. De opstand heeft allerlei vormen aangenomen met marsen en hongerstakingen. De opstand werd na de eerste maanden gewelddadig. Vanuit NAVO-lidstaat Turkije en vanuit het noorden van Libanon, vooral uit Tripoli, begonnen soennitische legerdeserteurs samen met Syrische islamisten uit de Syrische Moslimbroederschap en salafisten een gewapende strijd tegen het Syrische leger, de Syrische politie en de regering van president Bashar al-Assad.[45]

Tijdens de oorlog hebben de Syrische Koerden kans gezien om een autonoom gebied te realiseren, genaamd Rojava.

In juni 2014 deed zich in de oorlog een verandering voor: het werd tevens een onderdeel van het streven van de militanten van de Islamitische Staat (in Irak en de Levant) (IS) naar een eigen kalifaat.

Strijdende partijen

  • Hoewel het conflict oorspronkelijk nog simpelweg een conflict tussen de regering enerzijds en de opstandelingen anderzijds leek te betreffen, zijn beide zijden meer en meer gefragmenteerd geraakt, waardoor men kan spreken van een meervoudige burgeroorlog.
  • Door militaire nederlagen en deserties is het regeringsleger dusdanig geslonken dat de Syrische regering meer en meer vertrouwt op milities, zoals Hezbollah.
  • Toen de Koerden naar autonomie streefden, hun eigen milities oprichtten, en delen van het noorden bezetten, ontruimde het regeringsleger deze gebieden. De Koerden waren hierdoor een onafhankelijke partij geworden, Doordat hierdoor de Koerden een eigen autonoom gebied creëerden is dit een belangrijke reden waarom de Turkse regering de Syrische Koerden ervan beschuldigt te heulen met Assad (en eigen doelstellingen).
  • Binnen de opstandelingen ontstond ook fragmentatie. De verschillende rebellengroeperingen trachtten eerst samen te werken in het Vrije Syrische Leger. Deze coalitie bevatte zowel seculiere als religieuze alsook jihadistische rebellen.
  • Uit de aan Al Qaida gelieerde Tanzim Qaidat al-Jihad fi Bilad al-Rafidayn, een Iraakse soennitische verzetsbeweging, kwam uiteindelijk ISI voort, die in 2012 weer Jabhaat al-Nusra oprichtte. Deze beweging opereerde zelfstandig maar werkte ook soms met andere rebellen samen. Een machtsstrijd tussen ISI en Al Qaida leidde tot een openlijke breuk tussen beiden, waarop ISI onder de naam ISIL of ISIS zelfstandig in Syrië begon te opereren en hierbij ook Al Nusra bestreed wanneer dit uitkwam. Al Nusra en de Islamitische Staat fungeren nu de facto als onafhankelijke rebellenlegers waarbij Islamitische Staat grote delen van het land wist te veroveren en zich vijandig tegen alle andere partijen opstelde. Al Nusra werkt daarentegen soms met andere groepen samen en geniet meer sympathie van soennitische Syriers.
  • Een aantal religieus georiënteerde groeperingen heeft zich verenigd in het Islamitisch Front. Deze groep is nu een van de belangrijkste partijen binnen de rebellencoalitie.
  • Daarnaast bestaat een groot aantal kleinere groeperingen die al dan niet onafhankelijk zijn of zich met een van de grotere partijen hebben verbonden.
  • Samenvattend was het conflict in 2015 grotendeels verworden tot een sektarische oorlog tussen sjiieten enerzijds en soennieten anderzijds. Soennitische rebellen ondersteund door soennitische staten (Turkije, Saoedi Arabië, Qatar, Arabische Emiraten) strijden tegen de alawitische regering ondersteund door Iran (en andere sjiitische strijders gecoördineerd door Iran). De seculiere rebellen alsook Koerden speelden in 2015 slechts een marginale rol. Vanuit geopolitiek opzicht had Rusland zich nu openbaar en militair aan de zijde van de alawitische regering geschaard. De Syrische burgeroorlog was daarmee onderdeel geworden van een geopolitieke strijd tussen Saoedi-Arabië en Iran. De in het voorjaar van 2015 uitgebroken Jemenitische burgeroorlog is hier ook onderdeel van.

Context

De heersende familie al-Assad behoort tot de alawieten, een aftakking van sjiitische islam, die ongeveer 6 tot 12 procent van de Syrische bevolking omvat. De alawieten hebben, met steun van andere minderheidsgroepen in Syrië en van de seculiere Ba'ath-partij, de Syrische veiligheidsdiensten vast in hun greep. Dit veroorzaakt een "diepe afkeer" onder de islamistische soennieten in Syrië.[46] Volgens de seculiere Syrische overheid strijdt het Syrische leger uitsluitend tegen gewapende demonstranten en tegen gewapende bendes van soennitische politieke islamisten. Deze groepen bestaan uit veel salafisten, maar ook uit wahabieten. Het regime van president Assad heeft in 2012 en 2013 meermaals een vreedzame dialoog met de democratische oppositie beloofd in geval de gewapende opstand werd beëindigd, maar de protesten en opstand gingen door. Tot onderhandelingen is het nooit gekomen.

Een aantal religieuze en etnische minderheden is door de burgeroorlog in een moeilijke situatie terechtgekomen. Onder het Assad-regime waren christenen, druzen, Koerden, sjiitische moslims en Turkomannen in staat in relatieve vrede te leven zonder te worden vervolgd, zoals dat in andere landen in het Midden-Oosten voorkomt. Deze minderheden vrezen te worden onderdrukt in een mogelijk toekomstig islamistisch Syrië onder leiding van de Moslimbroederschap of zelfs van salafisten. De Koerden hebben tijdens de burgeroorlog een autonoom gebied in het noorden van Syrië opgezet genaamd Rojava, dat door de regering-Assad wordt geduld. Met name christenen,[47][48][49][50][51] sjiieten en druzen[52][53][54] zijn tot dusverre het slachtoffer van sektarisch geweld van rebellen van de radicaal-soennitische, wahabitische en salafistische kant. Sommige christelijke groepen hebben inmiddels eigen milities gevormd om hun woonwijken te beschermen tegen de radicale islamistische facties onder de rebellen. De soennitische grootmoefti van Damascus is regeringsgetrouw. Tussen de grote groep gematigde soennitische moslims in Syrië onderling is er minder spanning, dat zijn de soefi's, de soennitische elite in de grote steden en de talrijke religieuze minderheidsgroepen. De meeste soldaten, zowel dienstplichtigen als beroepssoldaten, in het Syrische regeringsleger van president Bashar al Assad zijn immers ook soennieten, hoewel Syrische alawieten en christenen nog vaak het hogere officierskorps en de geheime diensten domineren. Sinds juli 2012 zijn de soennitische moslims in de meerderheid in de regering van Syrië, terwijl de heersende president Assad zelf één van twee alawitische moslims is.[50]

De Syrische burgeroorlog heeft ook regionale aspecten gezien de spanningen tussen de mohammedaanse groepen onderling, tussen alawieten, sjiieten enerzijds en soennieten en tussen moslims met christenen, druzen, Koerden en Turkomannen.[55][56][57][58] Deze laatste groepen hebben sterke banden met hun volks- en geloofsgenoten in aangrenzende landen. Turkije steunt de Turkomannen met humanitaire en militaire hulp.[59][60][61][62] Iran en Irak steunen de Syrische regering op militair en materieel vlak, Iran heeft niet alleen milities en officieren naar Syrië gestuurd, maar ook wapens en geld, Irak laat Iraanse wapentransporten naar Syrië op zijn grondgebied toe en heeft ook brandstof geleverd.[63][64] De Hezbollah heeft ook milities en wapens naar Syrië gestuurd. Alle drie staan onder sjiitische leiding.

Etnische/Religieuze Minderheid Syrië Libanon Turkije Irak Iran Jordanië
Alawieten 2,8 miljoen 100.000 450.000 geen geen geen
Alevieten 100.000 geen 15 miljoen geen geen geen
Christenen 2,6 miljoen 1,7 miljoen 150.000 1 miljoen 900.000 350.000
Druzen 800.000 250.000 geen geen geen geen
Koerden 2,3 miljoen 200.000 17 miljoen 6,5 miljoen 8 miljoen geen
Sjiieten 270.000 1,1 miljoen geen 20 miljoen 64 miljoen geen
Turkomannen 1,5 miljoen geen 55 miljoen 3 miljoen 13 miljoen geen
Tsjerkessen 150.000 onbekend 2 miljoen 30.000 geen 100.000

Rechtstreekse gevolgen

Door het geweld hebben zeer veel Syriërs inmiddels moeten vluchten. Zij vluchtten eerst binnen de grenzen van Syrië, maar later steeds meer naar andere landen. In de loop van 2013 en 2014 en met name in 2015 is een massale uittocht van Syriërs naar met name Europa begonnen, waarbij veelal gevaarlijke overtochten in gammele boten over de Middellandse Zee worden gemaakt. Hierbij vallen geregeld doden, soms honderden tegelijk. In 2013 waren reeds 4 miljoen Syriërs binnen Syrië zelf gevlucht en 2 miljoen naar de omringende landen, in eerste instantie vooral naar de buurlanden Libanon en Irak.[65] 1 op de 3 Syriërs had geen huis meer. Het begin van het gewelddadige offensief van IS in 2014 deed het aantal vluchtelingen verder toenemen.[66] Sinds midden 2015 zijn de meeste Europese landen bezig extra noodopvangcentra in te richten.

Zie Europese vluchtelingencrisis voor meer info over dit onderwerp.

Het aantal doden in de burgeroorlog passeerde volgens een schatting van de VN in januari 2015 de grens van 220.000,[67] onder wie zowel regeringssoldaten, militieleden, politiemannen, gewapende opstandelingen als talloze burgers.[68][69][70]

De steden die het meeste door de oorlog werden getroffen waren Aleppo en Homs. Alle bewoners zijn Aleppo ontvlucht.[71]

In 2014 werd aan de hand van gegevens van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR vastgesteld dat ruim de helft van de bevolking op de vlucht was; en in 2016 dat inmiddels zelfs 6 op de 10 Syriërs van hun woonplaats waren verdreven of gevlucht en elders veiligheid hadden gezocht. [72]

De Islamitische Staat heeft in 2015 en 2016 ook terrorisme geïnspireerd en geëporteerd naar de EU en de Verenigde Staten.

Verloop

2011

Als reactie op het bloedig neerslaan van protesten dreigde buurland Turkije op 15 november 2011 met het stopzetten van de elektriciteitsvoorziening aan Syrië.[73]

De Syrische veiligheidsdiensten doodden honderden betogers, volgens de regering gewapende rebellen en sluipschutters die zich tussen demonstranten hadden verscholen en op ambtenaren en politiemannen hadden geschoten. Secretaris-generaal van de Verenigde Naties Ban Ki-moon veroordeelde het geweld als "onaanvaardbaar".[74] Ondanks alle inspanningen van het leger werd er in een aantal steden nog lang geprotesteerd.[75]

De opstandelingen vormden in de herfst van 2011 het Vrij Syrisch Leger om de opstand gewapend te ondersteunen. Dit leger voerde in 2011 en later in 2012 aanvallen uit tegen gasleidingen en legerposten.

Op 17 november werd Syrië geschorst als lid van de Arabische Liga. Saoedi-Arabië en Qatar hadden daartoe het voorstel gedaan, de andere ministers van Buitenlandse Zaken van die Liga hadden met dat voorstel ingestemd.[76][77] Op 27 november 2011 legde de Arabische Liga sancties op aan Syrië, omdat de regering weigerde het geweld tegen haar eigen burgers te staken.[78] De sancties betroffen een reisverbod voor hoge functionarissen, het bevriezen van transacties met de Centrale Bank van Syrië, handel met de Syrische regering werd gestaakt met uitzondering van goederen voor burgers, en tegoeden van de Syrische regering werden bevroren. Resoluties van de Verenigde Naties die het geweld veroordeelden, haalden het niet door de steun van Rusland en China, omdat deze landen vonden dat er na een wapenstilstand een niet-militaire oplossing door middel van politieke dialoog tussen regering en oppositie in Syrië moest worden gevonden. Turkije, Saoedi-Arabië en Qatar steunden de rebellen echter met wapens en financiering, terwijl de NAVO de rebellen uitrustte met communicatieapparatuur en hielp bij het vergaren van inlichtingen.[50]

2012

President Assad beloofde democratische hervormingen en een nationale dialoog. Op 12 januari 2012 kondigde hij aan dat in maart 2012 een volksraadpleging met deelname van alle stemgerechtigde Syrische burgers zou worden gehouden. Dit referendum ging om voorgestelde democratische veranderingen in de grondwet van Syrië.[79]

Kofi Annan werd benoemd in het conflict als speciale gezant voor de Verenigde Naties en de Arabische Liga. Hij stelde een zespuntenplan op dat een einde aan het geweld moest maken en dat door Syrische autoriteiten werd aanvaard. In april 2012 stuurde de VN-Veiligheidsraad volgens resolutie 2042 dertig waarnemers, die moesten toezien op het staakt-het-vuren. Wanneer dat werd nageleefd, zou een volwaardige waarnemingsmissie worden gestuurd. Op 21 april 2012 werd de VN-Toezichtsmissie voor Syrië, de UNSMIS, met 300 militaire waarnemers opgericht. Dat geschiedde volgens resolutie 2043. Deze missie eindigde op 19 augustus 2012. In augustus 2012 werd Kofi Annan vervangen door Lakhdar Brahimi als speciaal gezant.

Op 29 maart nam het gehele Syrische kabinet onder druk van betogingen ontslag.[80] Op 19 april werd de noodtoestand, die sinds 1963 van kracht was, officieel opgeheven.[81] Op 26 april riep de VS alle Amerikaanse burgers op Syrië te verlaten.[82] Diezelfde dag gaf ook Nederland dit advies aan zijn burgers.[83]

Op 25 april trok het Syrische leger met tanks en pantservoertuigen de wijken van de zuidelijke stad Daraa, het centrum van het verzet, in. De betreffende stadswijken werden geïsoleerd van de buitenwereld, water en elektriciteit werden afgesloten en door de veiligheidsdiensten werden bloem en voedsel geconfisqueerd. De stad werd beschoten door de militairen om de demonstraties de kop in te drukken;[84] volgens het leger waren dat alleen gewapende bendes. Een gelijkaardige situatie deed zich ook in Homs voor.[85]

Op 29 april verdween de 13-jarige Hamza al-Khatib tijdens een betoging in Daraa. Eind mei bleek dat hij was gemarteld en doodgeschoten. Hij groeide vervolgens uit tot een symbool van de opstand onder met name soennitische betogers.[86]

Vanaf 5 mei begon het leger zich geleidelijk uit de stad Daraa terug te trekken.[87] Op 7 mei begon het Syrische leger met een belegering van Baniyas[88] en op 8 mei bereikte het Syrische leger Tafas.[89] Tijdens de bezetting van de steden werden razzia's gehouden waarbij voornamelijk mannen werden opgepakt.[90][91] Op 9 mei vertrokken er legervoertuigen richting Hama[92] en ook in Tel Kalakh werd gewelddadig opgetreden, waarbij het Syrische leger op mensen schoot, die richting Libanon vluchtten.[93] Volgens de Syrische regering ondernamen islamisten vanuit Libanon aanvallen op Syrisch grondgebied, daarom beveiligde de Syrische regering vanaf 31 oktober het grensgebied met landmijnen. Vanuit noordelijk Libanon en vanuit Turkije, tot 2011 een bondgenoot van het seculiere Syrië, opereerde het Vrij Syrisch Leger van de opstandelingen.[94]

Op 8 augustus begon het Syrische leger een hevig offensief tegen de opstandelingen in Aleppo.[95] Barack Obama, de president van de Verenigde Staten, waarschuwde Syrië uitdrukkelijk geen chemische wapens te gebruiken. Dat zou voor de Verenigde Staten een reden zijn hun leger tegen het regime van al-Assad in te zetten.

Soennitische deserteurs uit het Syrische leger hadden in oktober 2011 met steun van premier Erdogan in oostelijk Turkije het Vrij Syrisch Leger (VSL) opgericht om de opstand te ondersteunen.[45] In Soedan en andere Arabische landen protesteerden salafistisch-soennitische en andere soennitische islamisten tegen de seculiere Syrische regering uit solidariteit met de Syrische betogers en opstandelingen.

Op 3 oktober 2012 kwamen vijf Turkse staatsburgers in de voornamelijk etnisch Koerdische stad Ceylanpınar door mortiergranaten om het leven. Deze granaten waren vanuit Syrië afgevuurd en over de grens afgezwaaid. Bij wijze van vergelding beschoten de Turkse strijdkrachten enkele Syrische doelen en militaire bases van het Syrische leger.

In de Libanese in een maronitisch-christelijke wijk van de hoofdstad Beiroet kwamen op 19 oktober 2012 bij een zware bomaanslag acht mensen om, onder wie het hoofd van de geheime dienst. Volgens de autoriteiten raakten tachtig mensen gewond. De Libanese autoriteiten gingen ervan uit dat deze aanslag was gericht tegen de pro-Saoedische soennitische geheime dienstchef al-Hassan. Hij leidde onder meer het onderzoek naar de moord op premier Hariri in 2005. De uitkomst was dat Syrië en de pro-Iraanse sjiitische groepering Hezbollah waarschijnlijk achter die aanslag in Beiroet zaten. Op 20 oktober 2012 bood premier Mikati van Libanon het ontslag van zijn regering aan, na de bloedige bomaanslag van de vrijdag ervoor. President Suleiman vroeg Mikati voorlopig aan te blijven. Deze terroristische actie deed de spanningen in Libanon oplopen, waardoor enige tijd het risico op een uitbreiding van de burgeroorlog vanuit Syrië naar Libanon werd gevreesd. Libanon kent evenals Syrië een verscheidenheid aan etnische minderheden, die in het verleden al meerdere malen in interne gewapende conflicten waren verwikkeld.[96][97][98][99][100]

Op 3 november 2012 reden drie Syrische tanks de Golanhoogvlakte in. Israël diende daarop een klacht in bij de Veiligheidsraad.[101]

Begin november 2012 ontmoetten vertegenwoordigers van de oppositie elkaar in Qatar om tot een nieuwe samenwerking te komen. Dit leidde niet tot het resultaat, dat de oppositie had gewenst.[102] Op 8 november liet president Al-Assad weten dat hij Syrië niet in ballingschap zou verlaten.[103]

Op 16 november 2012 kwamen in Aleppo bij een aanslag op een Syrisch-orthodoxe kerk 20 mensen om het leven. Op 28 november 2012 ontploften in Damascus twee autobommen in een district bewoond door christenen en druzen. Daarbij kwamen 10 mensen om het leven en raakten er 83 mensen gewond.[104]

In december 2012 werd Jarmuk, een plek in het zuiden van Damascus die speciaal is toegewezen aan Palestijnse vluchtelingen, door Syrische gevechtsvliegtuigen gebombardeerd.[105] Daardoor raakte dit kamp ook betrokken bij de gevechten.

In december was de erkenning van de Syrische Nationale Raad toegenomen. Er werd nog steeds geprobeerd om via diplomatieke weg tot vrede te komen.[106] De verschillende rebellen, de seculiere en de islamistische groeperingen, leken steeds meer gebied in handen te krijgen ondanks zware tegenstand van de regering en het leger.[107][108][109][110] Verder werd in december 2012 duidelijk dat de Syrische burgeroorlog steeds meer tot een sektarisch conflict was geworden, waarin de alawitische, sjiitische minderheid in conflict was verwikkeld met de soennitische meerderheid. De andere Syrische religieuze en etnische minderheden (de christenen, druzen, Koerden en Turkomannen) probeerden zich daarbij neutraal op te stellen. Daarbij was er ook steeds duidelijker sprake van buitenlandse inmenging in dit conflict, waarbij Irak, Iran, Hezbollah en Rusland de regering steunden, terwijl het Westen en de Arabische staten de rebellen steunden.

2013

Begin januari 2013 waren er hevige gevechten bij de vliegvelden in het noorden van Syrië. Deze gevechten begonnen op 2 januari. In Taftanaz, in de provincie Idlib, vielen de opstandelingen het militair vliegveld aan, dat door het Syrische leger werd gebruikt om met helikopters luchtaanvallen uit te voeren. Aan dit offensief nam ook de groepering Jabhat al-Nusra deel.[111] De rebellen veroverden het vliegveld, maar werden later teruggedrongen. Er waren ook gevechten bij Deir ez-Zor en in de buurt van Damascus.[112]

Op 6 januari 2013 hield Assad een televisietoespraak over deze burgeroorlog. Hij noemde de opstandelingen "de vijanden van God. En de vijanden van God gaan naar de hel." De internationale gemeenschap reageerde afwijzend op de toespraak. De opstandelingen leken weer terreinwinst te boeken.[113]

De VN-hulporganisatie voor Palestijnse vluchtelingen in het Midden-Oosten, de UNRWA, verzocht president Abbas van Palestina om Palestijnse vluchtelingen uit Syrië op te nemen. Deze waren voor de Syrische rebellen gevlucht uit hun vluchtelingenkampen, omdat zij de kant van het Syrische staatshoofd Bashar al Assad hadden gekozen. De Palestijnse leider in Ramallah weigerde alle Palestijnse vluchtelingen op Palestijns gebied.

Begin 2013 leek het er ook op dat er binnen etnische en religieuze minderheden spanningen optraden tussen voor- en tegenstanders van de regering. Zo ontstonden er milities die voor of tegen de regering streden.[114][115][116][117]

In januari en februari 2013 slaagden de rebellen erin een belangrijke dam in het noorden, militaire vliegvelden en olievelden van Syrië te bezetten.[118][119][120] Een spoedige nederlaag voor de regering werd echter niet verwacht, mede vanwege voortgezette buitenlandse steun van Irak, Iran, Rusland en Hezbollah.[121][122][123][124][125][126] Er vonden bloedige zelfmoordaanslagen door het Al Nusra-front en door strijders van de Al-Tawhid Brigade van het Vrij Syrisch Leger plaats. Burgers en enkele soldaten van het regeringsleger lieten het leven hierbij. De gewapende oppositie pleegde in toenemende mate zelfmoordaanslagen tegen regeringsdoelen en tegen burgerdoelen. Ook in Damascus namen de gevechten in hevigheid toe. Eind maart 2013 veroverden de opstandelingen de stad Da'el in het zuiden.

Venezuela ondersteunde de Syrische regering met brandstof en door bij de Verenigde Naties ten gunste van de Syrische regering te kiezen.[19][20][127]

In april en mei 2013 slaagden de opstandelingen erin verder gebied op de regering te veroveren. De regering begon in mei echter met een tegenoffensief, nu ook openlijk gesteund door Hezbollah. Door dit tegenoffensief lukte het de regering om strategische posities terug te veroveren. De Verenigde Staten en Rusland kwamen ook overeen een nieuwe vredesconferentie in Zwitserland te organiseren. De oppositie kon het echter niet eens worden, niet over de samenstelling van haar vertegenwoordiging, en ook niet over de vraag of ze deel zou nemen aan de vredesconferentie. Er vonden schermutselingen plaats in Libanon, in het grensgebied, maar ook in Tripoli. In Libanon liepen de spanningen tussen de verschillende minderheden ook steeds verder op door de openlijke steun van Hezbollah aan de Syrische regering. Hezbollah sprak nu van een existentiële strijd, waarbij het overleven van de beweging afhankelijk was van het overleven van de Syrische regering.

Op 15 juni 2013 besloot Egypte alle diplomatieke banden met de regering-Assad te verbreken.[128] Na de revolutie in 2013 waarin president Morsi (een Moslimbroeder) werd afgezet werden de diplomatieke banden hersteld en de ambassades heropend.

Reportage over naar buurland Libanon gevluchte Syrische Koerden (VOA News, 12 september 2013).

In augustus vluchtten veel Syriërs naar Irak.[129] Eerder was voor hen de grens met Irak gesloten geweest. In het noordoosten van Syrië, bij de grens met Irak, woedde sinds juli een hevige strijd tussen Koerden en salafisten.[130][131] De wens van de Koerden om een autonome regio op te zetten, neutraal ten opzichte van de regering en rebellen, druist in tegen de wens van de salafisten om een pan-Levant-islamitisch emiraat op te zetten. Daarnaast hebben de Turkomannen ook bedenkingen bij deze ontwikkeling, zoals Turkije ook zijn bedenkingen heeft bij het Turks-Koerdisch separatisme op Turks grondgebied.[132]

In augustus 2013 werden voorsteden van Damascus getroffen door een aanval met chemische wapens. Op 21 augustus kwam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties naar aanleiding hiervan in een speciale zitting bijeen. De Syrische autoriteiten ontkenden aan de aanval schuldig te zijn. Artsen zonder Grenzen noemde op 24 augustus 3.600 gewonden en 355 doden.[133] De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, John Kerry meldde op 30 augustus dat het zou gaan om 1.429 doden, onder wie 426 kinderen.[134] Op 26 augustus, op hun eerste werkdag, werden de inspecteurs van de Verenigde Naties, die de taak hadden vast te stellen of inderdaad chemische wapens waren gebruikt, beschoten door sluipschutters. De VN dienden een klacht in bij de Syrische regering en bij de oppositie.

Daarna ging het erom, dat met name de westerse landen Syrië zouden aanvallen. Met een dergelijke aanval moest duidelijk worden gemaakt dat een land dat chemische wapens inzet, daarvoor wordt gestraft. 28 augustus zei de NAVO-secretaris-generaal Rasmussen, dat verschillende bronnen erop wezen dat het Syrische regime verantwoordelijk was voor het gebruik van de chemische wapens. De Amerikaanse en de Franse regering waren daar al zeer stellig over. Andere westerse landen, waaronder België en Nederland, maar vooral Rusland en China zeiden dat eerst de uitslagen van de proeven die waren uitgevoerd door de inspecteurs van de Verenigde Naties moesten worden afgewacht.

Op 29 augustus kwam de BBC met beelden van verbrande slachtoffers als gevolg van aanvallen met brandbommen.[135] Aanvallen met brandbommen op de bevolking worden al langere tijd, sinds december 2012, uitgevoerd.[136]

Tijdens de top van de G20 in Sint-Petersburg stonden Obama en Poetin, de president van Rusland, lijnrecht tegenover elkaar over de vraag, dat het Westen in dit geval Syrië mocht aanvallen.[137] De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Frans Timmermans, vindt dat het Westen een dergelijke aanval mag beginnen, wanneer die door de VN-Veiligheidsraad wordt goedgekeurd.[138] De ministers van Buitenlandse Zaken van de landen van de Europese Unie wezen Syrië aan als de schuldige van de met chemische wapens uitgevoerde aanvallen.[139] Al-Assad getrouwe aanhangers vormden een menselijk schild bij doelen, die bij de aanvallen door de westerse landen als vergelding voor de chemische aanvallen, zouden kunnen worden gekozen.

Op 10 september werden het christelijke stadje en bedevaartsoord Ma'loula door Jabhat al-Nusra en het Vrij Syrisch Leger aangevallen.

Op 11 september werden er beelden te zien, dat Iraanse militairen voor de Syrische regering met de oorlog meededen.[140]

Op 14 september kwamen de ministers Kerry van de Verenigde Staten en Lavrov van Rusland in Genève tot een akkoord over de manier waarop de chemische wapens uit Syrië zouden worden weggehaald. Dat moest in 2014 gebeuren.[141] Aanvankelijk had Kerry gezegd, dat Syrië nog een Amerikaanse aanval kon afwenden, wanneer Syrië de chemische wapens zou inleveren. Na diplomatie van Poetin stemde Syrië daarmee in. Hiermee bekende Syrië dus ook over chemische wapens te beschikken.

De Europese landen begonnen inmiddels met het opnemen van Syrische vluchtelingen. Duitsland zei toe in twee jaar tijd 5.000 mensen op te zullen nemen.[142] Mensen, die door Turkije naar Europa probeerden te vluchten, werd de toegang tot Griekenland onmogelijk gemaakt. Ook via Bulgarije probeerden vluchtelingen Europa te bereiken. De aldaar gestranden werden weliswaar opgenomen in dat land, maar onder erbarmelijke omstandigheden.[143] In vergelijking met de in het totaal meer dan 6 miljoen ontheemden ging het hier om kleine aantallen. Velen van hen leefden in zodanige omstandigheden dat er onder de kinderen ziekten, met name polio, uitbraken.[144]

In oktober waren de Verenigde Staten en Rusland het erover eens dat de vredesbesprekingen door moesten gaan.[145] Wapeninspecteurs van de OPCW begonnen met het weghalen van de chemische wapens.[146] Eind oktober zeiden deze inspecteurs, dat de regering van Syrië geen gifgas meer zou kunnen maken.[147] De steun, die Rusland steeds aan de regering van Syrië heeft gegeven, was voor een deel van de oppositie een beletsel om aan onderhandelingen in Moskou mee te doen.[148]

De strijd ging door, waardoor de situatie in Syrië steeds slechter werd.[149] In de tijd dat de oorlog duurt is een brood vijf keer duurder geworden.[150] Het Syrische leger en de rebellen veroverden om beurten dorpen op elkaar. Op 21 oktober wordt het stadje Sadad veroverd door strijders van Jabhat al-Nusra. Toen de stad op 28 oktober werd heroverd door het Syrische leger werden de lichamen van 45 vermoorde christenen gevonden. Enkele kerken waren gedurende deze periode geplunderd.

In november zette het regeringsleger in het Qalamoun-gebergte, aan de rand met de grens met Libanon, op de verbinding tussen Damascus en Homs, een offensief in tegen de rebellen.[151]

In december heeft kennelijk het regeringsleger zogenaamde vatenbommen ('barrel bombs') op Aleppo gegooid. Eerder waren over het gebruik van dergelijke bommen ook al berichten in de media verschenen. Boven bewoond gebied deze bommen afgooien is dermate onnauwkeurig, dat het in strijd is met het internationaal humanitair recht.[152]

2014

Zie Offensief in Hama (2014) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het begin van 2014 kenmerkte zich door een hevige strijd tussen soennitische rebellen (FSA en Islamitisch Front) en salafisten (Jabhat al-Nusra, IS). De salafisten profileerden zich steeds vaker als voornaamste rebellengroep. Dit conflict heeft ook betrekking op een strijd in Irak tussen dezelfde salafisten en de sjiitische Iraakse regering.

In januari kwamen berichten in het nieuws, dat in de gevangenissen in Syrië sinds het begin van burgeroorlog 11.000 gevangenen waren overleden. Zij waren geen natuurlijke dood gestorven, maar ofwel bezweken aan ondervoeding ofwel door geweld omgekomen.[153] Op 14 april presenteerde Human Rights Watch een rapport, waarin dit werd bevestigd.[154]

Onderhandelingen tussen de regering en de rebellen in Genève hadden weinig resultaat.[155] Wel zouden 3.000 bewoners Homs mogen verlaten. Homs werd bezet door de opstandelingen en sinds meer dan een jaar door de regering omsingeld en belegerd. Daardoor was de humanitaire situatie er zeer slecht geworden.[156][157][158] Tot 9 februari waren 800 mensen geëvacueerd.[159]

In maart haalde de Turkse luchtmacht een Syrische straaljager neer. Volgens Turkije vloog de straaljager in het Turkse luchtruim, terwijl hij volgens de Syrische regering in het Syrische luchtruim vloog waarbij de straaljager bezig zou zijn met aanvallen op rebellen.[160]

Ondanks de inspanningen van de inspecteurs van de Verenigde Naties, belast met het opsporen van chemische wapens, werd op 12 april op de plaats Kafr Zita, in het district Hama, een aanval met chemische wapens uitgevoerd. De Syrische staatstelevisie schreef de aanval toe aan de groepering Jabhat al-Nusra, en meldde dat het om chloorgas ging, maar gaf niet aan hoe zij tot die laatste conclusie kwam.[161] Sinds de aanvallen met chemische wapens in augustus 2013 zouden er al meer aanvallen met chemische wapens zijn geweest.

Op 2 mei werd er een akkoord bereikt tussen de Syrische regering en rebellen over de terugtrekking van de rebellen uit de stad Homs.[162] Het staakt-het-vuren zou 48 uur duren. De Verenigde Naties zouden dan ook hulp leveren aan de inwoners van de stad.

Het regeringsleger slaagde er steeds meer in om Aleppo, dat nog in handen was van de rebellen, te omsingelen. Het regeringsleger bombardeerde in het bezette Aleppo ziekenhuizen.[163] Artsen, die in handen van het regeringsleger vielen, werden vermoord.[164] Medische zorg werd daardoor bijna onmogelijk. De rebellen hadden alleen nog vrije toegang tot Aleppo vanuit het noordwesten.[165] Sinds een jaar eerder was het overgrote deel van de inwoners de stad ontvlucht.[166]

Op 3 juni werden er presidentsverkiezingen in Syrië gehouden. De rebellen deden niet mee aan de verkiezingen.[167] Assad won met 88,7% van de stemmen.[168]

Zie Islamitische Staat (in Irak en de Levant) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Diezelfde maand begonnen de militanten van de Islamitische Staat (in Irak en de Levant) (IS) hun strijd voor een kalifaat. Deze strijd had internationaal een grotere invloed dan de Syrische burgeroorlog. De aandacht in de pers verschoof dan ook gaandeweg steeds meer van de burgeroorlog naar de strijd tegen IS.

In de stad Hama vielen bij een aanslag met een autobom meer dan 30 doden. Jabhat al-Nusra eiste de verantwoordelijkheid voor die aanslag op.[169]

23 juni 2014 deed de OPCW de mededeling dat de laatste chemische wapens uit Syrië waren weggehaald.[170]

De invloed van de expansie van de IS en de daaruit voortkomende oorlog op het verloop van de Syrische burgeroorlog is niet duidelijk.

1 oktober werd in Homs een aanslag op een school gepleegd, 30 van de 39 slachtoffers waren kinderen. De aanslagen vonden plaats in een wijk waar overwegend alawieten wonen, een religieuze minderheid waartoe ook president Assad behoort.[171]

In de tweede helft van december gaf Assad toestemming geneesmiddelen naar de door de rebellen bezette delen van Aleppo te brengen.[172]

Het aantal burgerdoden in 2014 bedroeg meer dan 75.000. Het leger van Assad was van oorspronkelijk 325.000 tot 150.000 soldaten gekrompen. Daar kwam bij, dat hij door de dalende olieprijzen minder kon besteden. Hij heerste vooral nog in de steden, op het platteland was zijn macht minder geworden. Nog 40 % van het land en 65 % van de bevolking vielen onder zijn bestuur.[173]

2015

Op 18 januari kwamen bij een raketaanval van het Israëlische leger op een groep Hezbollahstrijders in de Syrische Golan, zes Hezbollahstrijders en een hoge Iraanse generaal om het leven. De generaal, Mohammad Ali Allahdadi, was ter plekke om het Syrische regime te adviseren in de strijd tegen salafistische opstandelingen.[174]

Op 12 augustus vielen er zeker 31 doden bij een aanval door de Syrische luchtmacht op de Ghouta-regio ten oosten van Damascus. Dit was een reactie op het door de rebellen afvuren van raketten op de Syrische hoofdstad.[175]

In augustus werd er korte tijd en staakt-het-vuren tussen het leger en de rebellen overeengekomen, dat echter geen lang leven was beschoren.[176] Op 16 augustus verrichtte het Syrische regeringsleger een zware luchtaanval op de Damascaanse wijken Douma en Harasta, waarbij minstens 96 doden vielen. In de buurt van deze wijken bevond zich het hoofdkantoor van Jaysh al-Islam.[177]

Op 9 september werd bekend dat de rebellen de gehele provincie Idlib hadden ingenomen. Het leger van Assad was zo goed als helemaal uit deze provincie verdreven.[178]

Op 15 september kwamen bij beschietingen door de rebellen in delen van Aleppo die in handen waren van de regering 38 mensen om. Hierop volgden luchtaanvallen door het Syrische leger op door de rebellen gecontroleerde wijken van de stad, waarbij 53 doden vielen.[179]

Op 28 september werd, ingegeven door de grote stroom vluchtelingen uit Syrië naar Europa, een internationale conferentie op het hoofdkantoor van de VN in New York belegd. Westerse regeringsleiders kondigden van tevoren aan dat Bashar al-Assad bij eventuele vredesbesprekingen als gesprekspartner zou worden geaccepteerd.[180] De Franse president Hollande zei daarbij dat Bashar al-Assad niet door hem als nieuwe regeringsleider werd geaccepteerd.

Op 30 september begon Rusland ook met luchtaanvallen op Syrië. Volgens het Kremlin en de Syrische regering van president Assad ging het om precisiebombardementen op IS, waarbij acht IS-doelen zouden zijn geraakt. Dit werd echter weersproken door Amerikaanse en Franse bronnen, en het Vrije Syrische Leger beweerde juist door de Russische aanvallen te zijn geraakt. De Russische aanvallen leken dus ook gericht tegen de rebellen die niet bij IS horen maar wel tegen Assad vechten, met name Jaish al-Fatah, een soennitische beweging die onder meer de Syrische tak van Al Qaeda omvat. Daarnaast vielen er reeds op de eerste dag dertig burgerdoden als gevolg van de Russische aanvallen. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry liet na de eerste Russische luchtaanvallen weten dat de VS de Russische interventie alleen verwelkomden als die specifiek was gericht tegen de terreurorganisaties, m.n. IS en Al Qaeda.[181] Op 2 oktober volgden 14 nieuwe aanvallen door de Russische luchtmacht, met de provincies Homs, Hama en Idlib als doelwit. Er vielen ook burgerdoden. Obama en de Europese leiders vreesden dat deze interventie de algehele situatie in Syrië juist nog verder zou doen escaleren.[182] Ook wordt vanwege het gebrek aan coördinatie gevreesd voor nog meer burgerdoden en onbedoelde confrontaties tussen Rusland en de door de VS geleide coalitie in Syrië. Volgens schattingen van het SOHR waren er sinds het begin van de bombardementen door voornoemde coalitie overigens 181 burgerdoden als gevolg hiervan gevallen.[183]

Het Syrische leger begon op 7 oktober een grootschalig grondoffensief in het noordwesten, in de provincies Homs, Hama en Latakia. Het kreeg daarbij steun van Rusland, dat niet alleen vanuit de lucht meevocht maar ook raketten afvuurde vanuit de Kaspische Zee.[184] Op 10 oktober waren er ten noorden en oosten van Aleppo hevige gevechten tussen Syrische rebellen en leden van IS, waarbij tientallen doden vielen.[185] Op 16 oktober begon het Syrische leger in het zuiden van Aleppo eveneens een grootschalig offensief tegen de rebellen, vermoedelijk ook met Russische steun.[186] Twee dagen later meldde het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten dat het regeringsleger ten zuiden van Aleppo vijf dorpen en enkele heuvels had veroverd op de rebellen.[187] Op 30 oktober vuurde de Syrische luchtmacht 12 raketten af op Douma, waarbij minstens 70 doden en ca. 100 gewonden vielen.[188] Op 31 oktober kwamen in de provincie Aleppo als gevolg van aanvallen door Syrische leger en de Russische luchtmacht zeker 64 mensen om, onder wie 28 kinderen.[189]

Iran zou inmiddels bezig zijn een grondoffensief voor te bereiden.[190] Op 14 oktober maakten Iraanse functionaris en Syrische activisten bekend dat er daadwerkelijk Iraanse grondtroepen in Syrië actief waren, al werd dit nog niet officieel bevestigd. Het zou gaan om zo'n 1500 militairen van de Iraanse Revolutionaire Garde.[191]

Op 9 oktober werd bekend dat de VS zou stoppen met het trainen van Syrische rebellen. Er zou te weinig animo zijn voor het vormen van een extra front tegen IS. De VS bleef echter doorgaan met het bewapenen en ondersteunen van de beste strijders.[192]

Op 30 oktober besloten de VS maximaal vijftig commando's naar Syrië te sturen, om te helpen in de strijd tegen IS. De Amerikaanse militairen mochten echter niet zelf niet strijde trekken.[193] Dezelfde dag kwamen in Wenen zeventien landen bijeen voor een top over Syrië, maar deze leverde weinig concreets op.[194]

In november ontstond er een geschil tussen Rusland en Turkije, toen Turkije een Russische Soechoj 24 in het luchtruim boven de grens van Turkije en Syrië neerschoot.[195] Turkije beschuldigde Rusland ervan door Turkije gesteunde Turkmenen te bombarderen. De NAVO drong er bij Rusland op aan zich bij de coalitie aan te sluiten en Bashar al-Assad niet meer te steunen. Rusland volstond ermee geen gematigde rebellen meer, maar alleen nog IS-strijders aan te vallen.[196]

De stad Homs kwam in december weer volledig in handen van het regime-Assad, waarbij alle rebellen werden verdreven.[197].

Op 20 december vielen bij naar verluidt Russische luchtaanvallen op Idlib, een stad die onder controle is van de rebellen, tientallen burgerdoden.[198]

Mensenrechtenorganisaties

Amnesty International bracht in december 2015 een rapport uit, waarin de mensenrechtenorganisatie stelde dat er van september tot november 200 burgerdoden waren gevallen als gevolg van de Russische luchtaanvallen en Rusland zich daarmee mogelijk schuldig maakte aan oorlogsmisdaden. Een week eerder beweerde Human Rights Watch al dat Rusland bij zeker twintig bombardementen clusterbommen had gebruikt.[199]

2016

Op 7 januari stemde de regering-Assad ermee in dat er noodhulp werd geboden aan Madaya, een plaatsje aan de Syrisch-Libanese grens dat al sinds juli werd belegerd door zowel troepen van Assad als Hezbollah. Beelden van volkomen uitgemergelde bewoners van deze plaats waren uitgelekt in de media.[200] Op 11 januari kwam een eerste konvooi met hulptroepen van het Rode Kruis en de VN de stad binnen.[201]

Het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten meldde op 10 januari dat er bij een Russische luchtaanval op de plaats Maarat al-Numan die specifiek was gericht tegen een rechtbank van al-Nusra 57 doden waren gevallen, onder wie 23 al Nusra-strijders. Er zouden daarnaast burgerdoden (vrouwen en kinderen) zijn gevallen.[202] Op 11 januari meldde een woordvoerder van de Syrische oppositie in Parijs dat er bij een Russisch bombardement op drie scholen nabij Aleppo 35 leerlingen waren omgekomen.[203]

Op 31 januari ontplofte in Damascus dicht in de buurt van de voor sjiieten belangrijke Sayyidah Zaynabmoskee een autobom, gevolgd door twee zelfmoordaanslagen. Hierbij vielen vele tientallen doden en meer dan honderd gewonden.[204]

De Turkse premier Ahmet Davutoglu maakte op 4 februari bekend dat er 70.000 mensen vanuit Aleppo op weg waren naar de Turkse grens, op de vlucht geslagen voor de troepen van Assad.[205] Het Syrisch Observatorium voor Mensenrechten meldde op 10 februari dat er sinds het begin van de maand al 500 doden waren gevallen door het geweld in Aleppo.[206] Inmiddels is het regime van Assad in Aleppo volgens alle berichtgevingen aan de winnende hand ten opzichte van de Syrische oppositie.

Op 15 februari werd in de stad Maarat al-Numan (provincie Idlib) een kliniek van Artsen zonder Grenzen getroffen door een luchtaanval, waarbij minstens zeven doden vielen. Volgens het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten waren Russische straaljagers verantwoordelijk voor de aanval.[207] Tienduizenden mensen zouden hierdoor verstoken zijn van medische zorg. De Russische ambassadeur in Syrië, Riad Haddad, beschuldigde echter de coalitie onder leiding van de VS ervan achter de aanvallen te zitten. Frankrijk en Turkije veroordeelden de luchtaanvallen als oorlogsmisdaden.[208]

Vredesonderhandelingen

Op 29 januari gingen in Genève nieuwe vredesbesprekingen van start, waarbij niet alle strijdende partijen aanwezig waren. De algemeen als terroristisch beschouwde organisaties (IS, al-Nusra) waren sowieso uitgesloten van de onderhandelingen. Op verzoek van Turkije waren ook de Koerden niet aanwezig, ondanks hun niet onaanzienlijke bijdrage in de strijd tegen IS.[209] Op de eerste dag ontbrak ook de Syrische oppositie, maar het Hoog Onderhandelingscomité – de coalitie van verzetsgroepen – maakte nog diezelfde dag bekend dat een delegatie van hen alsnog naar Genève zou afreizen.[210] Op 4 februari werd bekend dat de onderhandelingen voor enkele weken waren opgeschort, omdat Assad met Russische steun de aanvallen tegen de oppositie opnieuw intensiveerde.[211]

Op 12 februari 2016 werd bij de vredesconferentie in München – waarbij onder meer de Russische minister Lavrov en de Amerikaanse minister Kerry aanwezig waren – een akkoord over een voorlopig staakt-het-vuren bereikt, dat binnen een week moest ingaan. Het staakt-het-vuren gold niet voor de strijd tegen algemeen als terroristisch beschouwde groeperingen als IS.[212] De gematigde oppositie stelde als voorwaarden voor een wapenstilstand dat Rusland zou ophouden met bombarderen, gevangen vrouwen en kinderen zouden worden vrijgelaten en er meer noodhulp zou komen.[213]

Op 20 februari verklaarden zowel Assad als de rebellen zich weliswaar bereid tot een wapenstilstand van enkele weken, maar beide partijen stelden hun eigen voorwaarden; zo eisten de rebellen dat Rusland met bombarderen zou stoppen, terwijl Assad van zijn kant eiste dat de rebellen zichzelf in de tussentijd niet zouden versterken en dat Turkije ook geen wapens zou leveren.[214] Op 22 februari werden Rusland en de Verenigde Staten het eens over een plan over een voorlopig staakt-het-vuren tussen de troepen van Assad en de oppositie, waarbij de aanvallen op de algemeen als terroristisch aangemerkte organisaties (zoals IS en Al-Nusra) echter gewoon doorgingen. Het akkoord moest binnen een week ingaan.[215] Dit akkoord werd meteen verworpen door de rebellen; zij eisten dat Al-Nusra ook bij het akkoord zou worden betrokken.[216]

In de nacht van 27 februari ging een staakt-het-vuren van twee weken in tussen de regering-Assad en de oppositie, om humanitaire hulp mogelijk te maken.[217] Dit staakt-het-vuren werd aanvankelijk vrij goed nageleefd.[218]

Op 14 maart werden de onderhandelingen in Genève onder leiding van De Mistura hervat, die begin februari waren afgebroken.[219] Op dezelfde dag maakte president Poetin bekend dat het Russische leger zich grotendeels ging terugtrekken uit Syrië. Als verklaring gaf Poetin dat de Russische interventie haar doel grotendeels had bereikt.[220]

Op 4 mei ten slotte bereikten de VS en Rusland met de Syrische regering een akkoord over een wapenstilstand in Aleppo, nadat in andere delen van Syrië al eerder een wapenstilstand was ingegaan.[221] Op 7 mei werd de wapenstilstand met 72 uur verlengd.[222]

Gevechten weer opgelaaid

Op 16 april kwamen meldingen van nieuwe gevechten in Aleppo tussen de Syrische luchtmacht en rebellen, die een schending van het staakt-het-vuren zouden betekenen.[223] Twee dagen later weigerde het HNC door te gaan met de onderhandelingen in Genève.[224] Hierna laaide het geweld weer op. Op 19 april vielen bij nieuwe luchtaanvallen op de plaatsen Maarat al-Numan en Kafranbel (provincie Idlib) meer dan 40 burgerdoden.[225]

Sinds eind april gaan de gevechten in Aleppo onverminderd door, terwijl het in andere delen van Syrië sindsdien relatief rustig is. Op 28 april werd het door AzG gesteunde Al Quds-ziekenhuis in Aleppo getroffen door een luchtaanval. Er vielen tientallen doden, onder wie drie artsen.[226] De volgende dag werden in Aleppo opnieuw enkele klinieken gebombardeerd, in gebied dat in handen was van de rebellen.[227] Op 3 mei werd er in Aleppo nogmaals een ziekenhuis getroffen, deze keer zou het een aanval uitgevoerd door de rebellen betreffen.[228]

Op 5 mei vielen er tientallen doden bij een luchtaanval op een vluchtelingenkamp bij de Syrische plaats Sarmada (provincie Idlib).[229] Op 8 mei voerde het Syrische leger nieuwe aanvallen uit op de rebellen in de stad Aleppo.[230]

Op 6 juli werd vanwege het Suikerfeest een wapenstilstand van 72 uur afgekondigd.[231] Deze werd echter niet goed nageleefd; twee dagen later werd melding gemaakt van bijna 50 nieuwe doden.[232]

Eind juli werd – in samenwerking met Rusland – een humanitaire corridor geopend voor de burgers in het belegerde Aleppo.[233] De dagen daarna vluchtten tientallen gezinnen uit het oosten van de stad via de corridor.[234]

Op 6 augustus voerde Jaish al-Fateh, een coalitie van diverse groepen rebellen, een aanval uit op een grote artilleriebasis van de regering in de Aleppose wijk Ramousah. Al Nusra, onder de nieuwe naam Fatah al-Sham, maakte ook deel uit van deze coalitie. De aanval is volgens berichten op de Syrische staatstelevisie afgeslagen. Aan de zijde van de rebellen zouden honderden doden zijn gevallen.[235] De rebellen van hun kant beweerden juist zelf succes te hebben gehad; zij zouden de linies in het zuiden van de stad hebben doorbroken en aldus een verbinding tussen het zuiden en het oosten van de stad tot stand hebben gebracht. Ook de militaire basis zou door hen zijn veroverd.[236]

De Russische generaal Sergej Roedskoj meldde op 11 augustus dat er in het vervolg elke dag tussen 10:00 en 13:00 een gevechtspauze zou worden ingelast, om het zodoende voor hulporganisaties mogelijk te maken Aleppo binnen te komen. Het voorstel bleek niet te werken; reeds de volgende dag werd er weer gebombardeerd.[237]

Humanitaire hulp

Sinds 2012 is de Nederlandse hulporganisatie Don't forget Syria actief in Syrië. In april 2013 hielden de Samenwerkende Hulporganisaties een inzamelingsavond op televisie. In België zamelde het consortium Syrië 1212 geld in. Deze organisatie bundelt de gezamenlijke inspanning van Caritas International, Handicap International, Oxfam Solidariteit, Dokters van de Wereld en UNICEF België.[238]

Eind 2013 bestond een derde van de bevolking van Libanon uit Syrische vluchtelingen. Libanon had dit al meer dan 7,5 miljard dollar gekost.[239] Er worden tot op de dag van vandaag ruim 1,7 miljoen Syrische vluchtelingen opgevangen in vluchtelingenkampen in Turkije. Het land heeft al meer dan 3,5 miljard euro aan hen besteed.

Sommige Syrische gewonden worden in Israëlische ziekenhuizen behandeld, ook rebellen.[240][241]

In juni 2014 waren er 34 medewerkers van de Syrische Rode Halve Maan om het leven gekomen.[242] Sinds het begin van de crisis in 2012 had het Nederlandse Rode Kruis ongeveer € 2,5 miljoen gedoneerd aan de Rode Halve Maan. Voor ongeveer € 2,7 miljoen werd aan goederen geleverd, waaronder dekens, ambulances en voedselpaketten. Ongeveer € 3,9 miljoen werd voor noodhulp aan gevluchte Syriërs in andere landen uitgegeven.[243]

Op 17 februari arriveerde een hulpkonvooi van 35 vrachtwagens in Moudamiya, een voorstad van Damascus. Het was het tweede konvooi in 2016.[244] Later die dag bereikten nog enkele konvooien van de Verenigde Naties, de Syrische Rode Halve Maan en het Rode Kruis de belegerde plaatsen Zabadani en Madaya.[245]

Op 24 februari werd voor 21 ton aan noodhulp gedropt boven Deir al-Zor, dat in handen is van IS. Het waren de eerste voedseldroppings boven Syrië.[246]

Vrijwillige strijders uit België en Nederland

Zie Syriëganger voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Tot maart 2013 waren er naar schatting 100 Nederlandse en 200 Belgische vrijwillige strijders vertrokken naar Syrië,[247][248] zowel personen uit immigrantengroepen als tot de islam bekeerde autochtonen. Eind maart verschenen ook de eerste berichten van omgekomen Nederlanders en Belgen. De Nederlandse Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid NCTV Dick Schoof verhoogde de alarmfase voor de dreiging van terrorisme.[249]

In België ging het vooral om jonge strijders uit Vlaanderen. De burgemeesters van Vilvoorde, Mechelen en Antwerpen trokken dan ook gezamenlijk aan de alarmbel en pleitten voor de intrekking van de Belgische nationaliteit bij de terugkeer van de jongeren.[250] Hierop werd er een taskforce Syria opgericht, ondersteund door de OCAD en de staatsveiligheid.[251] Minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet ging in mei 2013 naar Turkije voor overleg en verscherpte de controles op de Belgische luchthavens om ervoor te zorgen dat niet nog meer strijders naar Syrië zouden gaan om daar te vechten.[252]

In augustus 2013 kwam het bericht in het nieuws, dat eerder een uit België afkomstige strijder was gesneuveld.[253]

Sinds het begin van de Syrische burgeroorlog waren er volgens NCTV Schoof in een periode van twee jaar 169 personen uit Nederland vertrokken om in Irak en Syrië als jihadist te vechten, met name voor IS. Hiervan zouden er begin 2015 een twintigtal zijn omgekomen en een dertigtal zou zijn teruggekeerd.[254] Diverse deskundigen vermoeden dat het werkelijke cijfer om 300-350 tot maximaal 500 personen gaat, omdat de families van de jihadisten het vertrek vaak steunen en voor de overheid verzwijgen.[255]

Op 7 april 2014 werd de Nederlandse jezuïet Frans van der Lugt in zijn woonplaats Homs doodgeschoten.[256] Zeker 25 mensen kwamen in Homs om als het gevolg van autobommen.[257]

De dader van de schietpartij in het Joods Museum van Brussel op 24 mei 2014 zou in 2013 in Syrië hebben gevochten.[258]

Op 12 augustus 2015 werd bekend dat er in Aleppo weer een bekende Nederlandse jihadist, Muhajiri Sháám, was omgekomen.[259]

Externe links

Zie de categorie Syrische burgeroorlog van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.