Platenspeler: verschil tussen versies

Beluister (info)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 61: Regel 61:


=== Aandrijving ===
=== Aandrijving ===
De aandrijving van het draaiplateau kan op twee manieren plaatsvinden: ''indirect'' of ''direct''. Bij indirecte aandrijving vindt de aandrijving plaats met een snaar (''belt-drive'') vanaf de motor naar het draaiplateau. Dit heeft als voordeel een laag ''rumble''-niveau, dat kan worden veroorzaakt door de motor. Bij directe aandrijving (''direct drive'')is de motor, waaraan hoge eisen worden gesteld in verband met het rumble-niveau, verwerkt in het draaiplateau of op een andere wijze direct mechanisch ermee verbonden. Het wisselen van de draaisnelheden (78-, 45-, 33- of 16tpm<ref>De snelheid van 16tpm werd hoofdzakelijk toegepast voor het afspelen van platen voor talencursussen.</ref>) en de fijnafregeling (''pitch-control'') hiervan kan op mechanische of elektronische wijze geschieden. Eventuele schommelingen (''[[wow en flutter]]'') in de draaisnelheid kunnen op elektronische wijze worden gecompenseerd, zoals bij de ''[[Koninklijke Philips|Philips]] GA 202 electronic'' (1969-1970).
De aandrijving van het draaiplateau kan op twee manieren plaatsvinden: ''indirect'' of ''direct''. Bij indirecte aandrijving vindt de aandrijving plaats met een snaar (''belt-drive'') vanaf de motor naar het draaiplateau. Dit heeft als voordeel een laag ''rumble''-niveau, dat kan worden veroorzaakt door de motor. Bij directe aandrijving (''direct drive'') is de motor, waaraan hoge eisen worden gesteld in verband met het rumble-niveau, verwerkt in het draaiplateau of op een andere wijze direct mechanisch ermee verbonden. Het wisselen van de draaisnelheden (78-, 45-, 33- of 16tpm<ref>De snelheid van 16tpm werd hoofdzakelijk toegepast voor het afspelen van platen voor talencursussen.</ref>) en de fijnafregeling (''pitch-control'') hiervan kan op mechanische of elektronische wijze geschieden. Eventuele schommelingen (''[[wow en flutter]]'') in de draaisnelheid kunnen op elektronische wijze worden gecompenseerd, zoals bij de ''[[Koninklijke Philips|Philips]] GA 202 electronic'' (1969-1970).


===Automatisch===
===Automatisch===

Versie van 3 jan 2018 23:34

Platenspeler
Element
Regelbaar contragewicht

Een platenspeler (ook draaitafel, grammofoon of pick-up) is een apparaat om grammofoonplaten af te spelen. De eerste grammofoons bevatten een opwindmechanisme om de plaat te kunnen laten draaien en een hoorn om de trilling van de naald mechanisch te versterken. Moderne grammofoons bevatten een nauwkeurige en gestabiliseerde elektromotor om de plaat te kunnen laten draaien en nemen de trilling van naald op met een element. Middels een versterker wordt het kleine elektrische signaal elektronisch door bijvoorbeeld een luidspreker weergegeven.

Geschiedenis

Édouard-Léon Scott de Martinville

Reeds in 1857 maakte de Fransman Édouard-Léon Scott de Martinville in 1857 de eerste geluidsopnamen met zijn uitvinding, de phonautograph. Afspelen ermee kon hij deze niet. Na reconstructie van de opnamen konden ze pas in 2008 worden beluisterd.

Edisons Fonograaf

In 1877 is de jonge Thomas Alva Edison juist bezig met het uitvinden van een dictafoon. Hij tekent een apparaat, bestaande uit een cilinder met een stuk stannioolfolie eromheen, daarop een trechter met daaraan een naaldweergever. Nadat hij het toestel heeft laten bouwen komt hij erachter dat door de trillingen putjes in het bladtin gegraveerd worden. Edison roept het kinderrijmpje "Mary had a little lamb" in de trechter, waarbij de naald in het ritme van zijn stemtrillingen putjes in de folie maakt. Bij het verplaatsen van de naald klinkt zachtjes uit de trechter "Mary had a little lamb". Hij vraagt op 19 februari 1878 patent aan op zijn nieuwe uitvinding.

De fonograaf is de voorloper van de grammofoon en voorzag in de eerste mogelijkheid om geluid op te nemen en weer af te spelen. Als geluidsdrager werd er gebruikgemaakt van een wasrol. In 1890 heeft Charles Tainter patent verkregen op het toepassen van carnaubawas op de rollen als vervanger van het mengsel van paraffine en bijenwas. Tijdens het opnemen werden in de was groeven gemaakt, net als bij de latere grammofoonplaat. De muziek kan worden afgespeeld met behulp van een stalen naald en werd versterkt door een grote hoorn. Edison verbetert zijn fonograaf, want zo heeft hij het apparaat inmiddels genoemd, door een veermotor aan te brengen voor een constante snelheid en door de afspeelduur te verlengen tot 4 minuten.

Emile Berliner

Emile Berliner vond eind 19e eeuw de Gramophone (patent 1887) en de grammofoonplaat uit. De fonograafrol verving hij door een platte plaat met groeven in spiraalvorm, zodat de geluidsgolven niet meer verticaal maar horizontaal in het zogenoemde Berlinerschrift werden geregistreerd. Hij gebruikte bij de opname een glasplaat voorzien van een laagje roet. Hiervan wordt een metalen kopie gemaakt, waarover de naald van de weergever loopt. Deze naaldweergever zit aan een arm met daaraan als versterker een grote hoorn voor de geluidsweergave. Tevens vond hij later geschikter materiaal voor de platen, namelijk een met was bedekte zinkplaat. Zo ontstond de grammofoonplaat zoals wij hem nu nog kennen. Zijn vinding van de Gramophone, die nog lang de Berliner Phonograph werd genoemd, werd door verschillend fabrikanten overgenomen en geproduceerd, zo ook door het Franse bedrijf Pathé-Marconi onder de naam Pathéphone. Bij ons is deze naam verbasterd tot pathofoon.

Populariteit

De grammofoonplaat is sinds de invoering van de compact disc verdrongen als voornaamste medium voor muziek. Lange tijd werden muziekalbums nog dubbel uitgebracht, op cd en lp, maar naarmate meer en meer huishoudens een cd-speler aanschaften en hun platenspeler weg deden werd de lp steeds slechter verkrijgbaar. Veel liefhebbers hebben echter hun platenspeler nooit weggedaan en sinds de tweede helft van de jaren 90 komen er zeer goede platenspelers op de markt. Deze weten bij bepaalde groepen muziekliefhebbers juist een zeer gevoelige snaar te raken. Deze kleine groep consumenten prijst het volgens hen superieur natuurlijke geluid van de grammofoon.

De muziekindustrie speelt hier sinds een paar jaar op in door ook van nieuwe artiesten de muziek, in beperkte oplage, uit te brengen op vinyl. Vaak worden ook oude opnames opnieuw van de originele mastertapes opgenomen en op hoge kwaliteit vinyl geperst.

Ook heeft de markt voor tweedehandsplaten een vlucht genomen, waarbij goede lp's nog best duur kunnen zijn.

In toenemende mate worden weer steeds meer platen geperst, door betere kwaliteit van de opnamen en de platenspelers.

Techniek

Naald

De naald bevindt zich aan het einde van de naalddrager (ook wel cantilever genoemd). De oorspronkelijke platenspelers hebben een metalen naald. Deze grammofoons spelen platen af met brede groeven op een snelheid van 78 toeren. De uitslagen van de naald worden mechanisch versterkt en hoorbaar gemaakt. De naald slijt snel en moet na elke plaatkant worden vervangen.

Later werden de bewegingen van de naald elektronisch door een radioversterker versterkt. De naalddruk kon nu veel minder worden en de naald werd van saffier of diamant gemaakt. Doordat diamant harder is dan saffier, gaan diamanten naalden veel langer mee (circa 2000 speeluur), en is daardoor beter voor de plaat, omdat de plaat minder vaak met een (bijna) versleten naald wordt afgespeeld. Het hele element werd vervangbaar.

De vorm van de naaldtip is mede bepalend voor de aftastkwaliteit. We onderscheiden een aantal basistypen naaldtipvormen: de ronde of sferische naaldtip, de elliptische naaldtip en de vier facetten naaldtip, de Pramanik shape.

Er zijn heel veel verschillende naaldsoorten op de markt, elk met zijn eigen kenmerken. Hierbij speelt de vorm waarin de diamant is geslepen een belangrijke rol bij het aftasten van de groef. Zo zijn er sferisch geslepen naalden, elliptische en hyper-elliptische naalden. De vorm van de diamant bepaalt de diepte in de groef en de contactoppervlakte met het vinyl. Elke naald heeft daarom zijn aanbevolen naalddruk (uitgedrukt in tienden van een gram) en bijbehorende anti-skating instelling (dwarskracht- of dwarsdrukcompensatie of soms bias genoemd).

Voor apparatuur voor dj's bestaan speciale naalden. Zo zijn er naalden waarmee gescratcht kan worden of naalden die de geluidskwaliteit behoorlijk ten goede komen.

Elementen

Aanvankelijk waren de platenspelers na de Tweede Wereldoorlog uitgerust met keramische pick-up elementen, waarbij een naalddruk van 10-12 gram nodig was. Hoge slijtage van plaat en naald waren het gevolg. Door ontwikkeling van het magneto-dynamisch pick-up element kon de naalddruk veel lager worden, 2-2,5 gram.
In de jaren 70/80 was de keuze van het merk platenspeler een belangrijk facet, maar de keuze van het te gebruiken pick-up element was zeker niet minder belangrijk. In hoofdzaak werden magneto-dynamische (MD-)elementen gebruikt (tegenwoordig MM-element genoemd = Moving Magnet). Daarnaast waren moving coil-elementen (MC), waarbij het de opnamespoelen zijn die bewegen rond een statische magneet. Moving coil elementen zijn de absolute top-weergevers maar zeer kostbaar. Deze elementen zijn in 2007 nog steeds de top op weergavegebied bij draaitafels, maar blijven erg duur. In meeste gevallen levert een MC-element een veel kleiner signaal dan een MM-element, in de orde van microvolt (i.p.v. millivolt). Dat signaal moet worden voorversterkt tot een bruikbaar signaal voor de gewone phono-ingang van een audioversterker, of aangepast via een MC-transformator. Bekende merken voor beide types pick-up elementen uit de jaren 70/80 zijn Bang&Olufsen, Shure, Stanton, Goldring, Rega, Audio Technica (AT), Ortofon, Dual, Philips, Pickering, Technics, Sony, Kenwood. De meeste fabrikanten leveren nog steeds pick-up elementen.

Versterking

Grammofoon (Pathéphone) uit 1914

Bij de oudste grammofoons (pathéphones) werd het geluid mechanisch versterkt. Het geluid klonk uit een hoorn die soms in de kast was ingebouwd (met deurtjes ervoor om de geluidssterkte te regelen). Een klassieke uitvoering is de grammofoon waarvan de hoorn boven het opneemelement is gebouwd.

Sinds de Tweede Wereldoorlog wordt het geluid steeds elektronisch versterkt. Daarvoor wordt de grammofoon op een versterker of radio aangesloten. Aanvankelijk hadden de grammofoons een keramisch element of een kristalelement. Dit geeft een krachtig signaal af (lijnniveau genoemd) dat geschikt is voor de ingang van een versterker.

Latere grammofoons hebben steeds een elektrodynamisch element, dat kwalitatief beter is, maar een zwakker signaal afgeeft, zodat de versterker een aparte ingang voor de platenspeler nodig heeft met een extra voorversterker. Omdat veel nieuwe versterkers tegenwoordig geen aparte phono-ingang meer hebben, hebben de meeste moderne platenspelers een ingebouwde voorversterker, die het signaal versterkt naar lijnniveau.

In de latere koffergrammofoon (jaren '50-'60), meestal voorzien van een keramisch element, werd een aparte geluidsversterker ingebouwd met geluidsregeling en een luidspreker in het deksel van de grammofoon.

Vorm van de arm

Een Beogram-draaitafel van Bang & Olofsen met een tangentiale arm, waarbij het pick-up element in de rechterarm zit; de linkerarm dient voor de sturing.

Vrijwel elke platenspeler heeft een kromme arm of een arm die een hoek maakt. Hierdoor wordt volgens de reclame van de fabrikanten bereikt dat de toonopnemer steeds vrijwel evenwijdig aan de richting van de groeven loopt. Maar dat is een mythe. Een rechte arm met dezelfde afstand van zijn scharnierpunt tot naaldtip beschrijft immers exact dezelfde boog over de plaat als een gebogen arm. Alleen een langere arm (een grotere straal van de draaicirkel) maakt de bocht "vlakker". Aangezien een langere arm het hele toestel (veel) omvangrijker zou maken moet men voor de armlengte een compromis aanvaarden. Een kleine afwijking is dus met een scharnierende arm altijd onvermijdelijk, terwijl een volmaakt rechte baan beter zou zijn voor een constante aftasting van het linker en rechter geluidskanaal.

Er bestaan platenspelers die deze onnauwkeurigheden minimaliseren door een rechte, korte arm te gebruiken die zich evenwijdig aan zichzelf over een rail verplaatst. De arm is met een draaipunt bevestigd aan een slede. Zodra de arm ten opzichte van de slede draait, zorgt een motortje ervoor dat de slede verplaatst wordt. Dit heet een tangentiale arm.

Aandrijving

De aandrijving van het draaiplateau kan op twee manieren plaatsvinden: indirect of direct. Bij indirecte aandrijving vindt de aandrijving plaats met een snaar (belt-drive) vanaf de motor naar het draaiplateau. Dit heeft als voordeel een laag rumble-niveau, dat kan worden veroorzaakt door de motor. Bij directe aandrijving (direct drive) is de motor, waaraan hoge eisen worden gesteld in verband met het rumble-niveau, verwerkt in het draaiplateau of op een andere wijze direct mechanisch ermee verbonden. Het wisselen van de draaisnelheden (78-, 45-, 33- of 16tpm[1]) en de fijnafregeling (pitch-control) hiervan kan op mechanische of elektronische wijze geschieden. Eventuele schommelingen (wow en flutter) in de draaisnelheid kunnen op elektronische wijze worden gecompenseerd, zoals bij de Philips GA 202 electronic (1969-1970).

Automatisch

Tot in de jaren 60 was het heel gewoon om met de hand de opnemer op de plaat te zetten en hem er ook weer met de hand af te zetten. Alleen de platenwisselaar (zie onder) was een uitzondering, want die kon natuurlijk ook een enkele plaat automatisch starten en stoppen. Het bleek dat hierdoor minder schade aan de plaat ontstond. Een onhandige beweging bij het optillen en laten zakken van de arm kan immers makkelijk tot krassen op de plaat leiden. Bijna elke moderne platenspeler kan dan ook automatisch de naald op de plaat zetten en aan het einde automatisch uitschakelen en alle andere spelers hebben op zijn minst een armlift - een constructie waarmee de arm rechtstandig op en neer wordt bewogen en die steeds gebruikt moet worden bij het starten en stoppen van de plaat en als men de naald op een bepaalde passage wil zetten.

Platenwisselaar

Platenspeler met platenwisselaar

Na de Tweede Wereldoorlog verscheen de platenwisselaar voor het afspelen van kleine 45-toerenplaten met een middellijn van 18 cm. De platenspeler heeft een dikke as en de platen moeten dan ook een groot gat in het midden hebben. De platen worden opgestapeld en blijven ongeveer 10 cm boven de draaitafel hangen. De platenwisselaar zorgt ervoor dat de plaatjes een voor een vallen en worden afgespeeld. Later verschenen er ook platenwisselaars met een dunne as, die ook geschikt was voor andere platen.

Jukebox

Naast de platenspeler voor studio- en thuisgebruik bestaan er ook zogenaamde jukeboxen waarin meerdere singles tegelijkertijd kunnen worden geplaatst. Deze zijn speciaal bedoeld om te worden geplaatst in cafés en andere uitgaansgelegenheden. Een bezoeker kan na muntinworp een plaat kiezen die dan automatisch wordt afgespeeld. Tegenwoordig vormen deze apparaten gewilde verzamelobjecten. Een bekende fabrikant hiervan is onder andere Wurlitzer.

USB-platenspelers

Een aantal leveranciers brengt platenspelers op de markt die (naast een aansluiting op een muziekinstallatie) zijn uitgerust met een USB-aansluiting. Hiermee kan de platenspeler rechtstreeks op een personal computer of notebook worden aangesloten, en met een geschikt programma kan dit (gedigitaliseerde) signaal opgeslagen worden in een bestand. Het aldus ontstane muziekbestand (vaak MP3) kan vervolgens via computer of mp3-speler worden afgespeeld.

Professionele apparatuur

Apparatuur voor dj's

Met de term draaitafel wordt tegenwoordig vooral de uitvoering van een platenspeler aangeduid, die door dj's worden gebruikt. Een dj-draaitafel heeft geen verende ophanging van het afspeelgedeelte (waar de plaat op ligt). De draaitafel is hierdoor minder beschermd tegen schokken van buitenaf maar het gebruiksgemak voor de dj wordt vergroot. Scherpstellen van de naald op de juiste beat lukt gewoonweg niet met vering. Trillingen en schokken van buitenaf worden opgevangen door een stevige tafel, de massa van de draaitafel en soms door middel van een met zand gevulde bak.

In deze dj-draaitafels gebruikt men speciale naalden die de mogelijkheid bieden om een plaat niet alleen te vooruit, maar ook achteruit te spelen, het zogenaamde scratchen. De bekendste platenspeler is waarschijnlijk de Technics SL1200[bron?]. Sinds de introductie van dit model begin jaren 80 zijn er slechts kleine wijzigingen aangebracht, zoals de SL1200 m5g, SL1200 mk 5, SL1200 mk II en de SL1210. (Het enige verschil tussen de 1200 en 1210 versie is de kleur, SL1200 is zilverkleurig, SL1210 is zwart). Deze Technics platenspeler wordt voornamelijk door dj's gebruikt. De versie "MKII", had een kwarts gestuurde snelheidscorrectie, zijn voorganger de SL-1200 had een servo aandrijving met een minder nauwkeurige snelheid.

Apparatuur voor audiofielen

Aan de andere kant van het spectrum, bij de audiofielen, doen merken als VPI, Clearaudio, Linn, Michell, Pro-Ject en REGA het erg goed. Deze zogenaamde High-End-platenspelers zijn te koop vanaf 400 euro tot 10.000 euro of meer. Bij deze draaitafels gaat het voor alles om een zo natuurgetrouw mogelijke weergave van de opname. Met name het gebruiksgemak mag daar volgens een audiofiel best onder lijden. Zo zijn er spelers zonder knop voor het wisselen van het toerental (men moet dan de draaischijf optillen en de aandrijfsnaar met de hand over een andere as leggen), omdat het mechanisme van deze knop invloed zou hebben op de gelijkmatigheid van het draaien van de plaat.

Apparatuur voor studiogebruik

Een geheel andere categorie professionele draaitafels zijn draaitafels die in radiostudio's bij de omroep worden gebruikt (bekend merk: EMT). Voor de gemiddelde gebruiker zijn ze onbetaalbaar; zelfs afgedankte modellen brengen na jarenlange trouwe dienst nog hoge prijzen op, zoals blijkt bij internetveilingen.

Merken

Bekende Europese merken van platenspelers zijn/waren onder andere Rega, Dual, Ricatech, Elac, Perpetuum-Ebner, Lenco, Thorens, Garrard, Saba, Philips, Bang & Olufsen en Linn. Later kwamen ook Japanse merken als Sony, Technics/Panasonic, Micro Seiki, Pioneer, Yamaha, JVC, Akai op de markt.

Externe links

  1. De snelheid van 16tpm werd hoofdzakelijk toegepast voor het afspelen van platen voor talencursussen.