Strafvervolging: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele app
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele app
Regel 8: Regel 8:


Het opportuniteitsbeginsel biedt de mogelijkheid om de voor- en nadelen van de vervolging voor zowel de gemeenschap als de dader en zijn omgeving tegen elkaar af te wegen, zelfs al is er voldoende bewijs van het misdrijf.
Het opportuniteitsbeginsel biedt de mogelijkheid om de voor- en nadelen van de vervolging voor zowel de gemeenschap als de dader en zijn omgeving tegen elkaar af te wegen, zelfs al is er voldoende bewijs van het misdrijf.

De beslissing tot seponeren kan echter leiden tot een ongelijke behandeling van personen die hetzelfde misdrijf in gelijkaardige omstandigheden hebben gepleegd. Daarom zijn er in België aantal controlemaatregelen die in acht moeten worden genomen aangaande het opportuniteitsbeginsel waarover het Openbaar Ministerie beschikt:
*de [[procureur-generaal]] staat hiërarchisch boven de [[Procureur des Konings]] en kan hem derhalve toch bevelen over te gaan op vervolging
*de [[minister van Justitie]] beschikt over het positief injunctierecht, wat hem de mogelijkheid biedt de procureur-generaal van het [[hof van beroep]] te bevelen om over te gaan op vervolging
*de benadeelde kan zich [[burgerlijke partij]] stellen, enerzijds in het kader van het gerechtelijk onderzoek, anderzijds door de verdachte rechtstreeks te dagvaarden voor de feitenrechter
*de [[kamer van inbeschuldigingstelling]] kan ambtshalve de vervolging gelasten (het zgn. evocatierecht)

Het is nuttig te vermelden dat de minister van Justitie niet beschikt over een negatief injunctierecht, wat zou inhouden dat hij het bevel tot niet-vervolging zou kunnen geven. Zulks zou immers een flagrante schending uitmaken op de [[scheiding der machten]]. Het positief injunctierecht is onderhevig aan rechtsgeleerde kritiek. Men stelt zich vragen omtrent de verenigbaarheid van dit recht met de leer van de scheiding der machten.

Versie van 16 jan 2018 18:18

In het strafrecht kent men twee soorten strafvervolgingsstelsels: de legaliteit van de vervolging enerzijds en de opportuniteit van de vervolging anderzijds die strekken tot de vervolging van misdrijven. Men kan beslissen te vervolgen of te seponeren.

Legaliteit van de vervolging

In landen waar het stelsel van de legaliteit van de vervolging geldt, is het orgaan dat instaat voor de uitoefening van de strafvordering gehouden te vervolgen mits er voldoende bewijselementen voorhanden zijn. In bv. Duitsland geldt dit systeem, waardoor er op de Staatsanwalt (het Duitse equivalent van de Belgische Procureur des Konings) de verplichting rust de verdachte te vervolgen indien er sprake is van voldoende bewijselementen die erop wijzen dat de verdachte het misdrijf gepleegd heeft.

Opportuniteit van de vervolging

Soms kan er om opportuniteitsredenen beslist worden geen vervolging in te stellen. Het orgaan dat de strafvordering uitoefent (bv. het Openbaar Ministerie in België) is niet verplicht de verdachte van het misdrijf te vervolgen. In bv. België en Frankrijk hanteert men dit stelsel. In België oordeelt de Procureur des Konings over de opportuniteit van de vervolging.

Het opportuniteitsbeginsel biedt de mogelijkheid om de voor- en nadelen van de vervolging voor zowel de gemeenschap als de dader en zijn omgeving tegen elkaar af te wegen, zelfs al is er voldoende bewijs van het misdrijf.

De beslissing tot seponeren kan echter leiden tot een ongelijke behandeling van personen die hetzelfde misdrijf in gelijkaardige omstandigheden hebben gepleegd. Daarom zijn er in België aantal controlemaatregelen die in acht moeten worden genomen aangaande het opportuniteitsbeginsel waarover het Openbaar Ministerie beschikt:

Het is nuttig te vermelden dat de minister van Justitie niet beschikt over een negatief injunctierecht, wat zou inhouden dat hij het bevel tot niet-vervolging zou kunnen geven. Zulks zou immers een flagrante schending uitmaken op de scheiding der machten. Het positief injunctierecht is onderhevig aan rechtsgeleerde kritiek. Men stelt zich vragen omtrent de verenigbaarheid van dit recht met de leer van de scheiding der machten.