Starčevo-Köröscultuur: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Escarbot (overleg | bijdragen)
k wikidata interwiki
Regel 49: Regel 49:
[[Categorie:Geschiedenis van Hongarije]]
[[Categorie:Geschiedenis van Hongarije]]
[[Categorie:Geschiedenis van Servië]]
[[Categorie:Geschiedenis van Servië]]

[[de:Körös-Kultur]]

Versie van 31 mei 2018 15:56

 Starčevo-Köröscultuur

De Starčevo-Köröscultuur, ook Starčevo-Körös-Crișcultuur is de naam die archeologen gegeven hebben aan een wijdverbreid complex van nauw verwante vroeg-neolithische culturen in Oost-Europa en de Balkan van tussen 6200 en 5600 v.Chr.

Het complex is genoemd naar Starčevo, een plaats aan de noordelijke oever van de Donau, tegenover Belgrado in Servië en de Körös, een zijrivier van de Donau. Het vertegenwoordigt de oudste sedentaire agrarische samenleving in dat gebied, al waren jagen en verzamelen nog belangrijke middelen van bestaan.

Ontstaan en verspreiding

De neolithische revolutie heeft zich hier later voltrokken dan in het Nabije Oosten en was hier waarschijnlijk een afgeleide van.

Mogelijk mede als gevolg van het overstromen van grote gebieden rond de Zwarte Zee heeft het Neolithicum zich in eerste instantie door migratie verspreid tot in Griekenland, de Balkan en het Middellandse Zeegebied[1] en dan verder richting Noordwest-Europa grotendeels door imitatie[2].

Deze cultuur legde de basis voor de latere Bandkeramische cultuur, maar werd in Servië opgevolgd door de Vinčacultuur.

Nederzettingen

Woonplaatsen lagen bij rivieren. Kennelijk waren de huizen klein, met binnenwanden van met leem aangesmeerd vlechtwerk. Van de Köröscultuur zijn paalwoningen en gedeeltelijk ingegraven woningen bekend, maar daar is nog maar weinig onderzoek naar gedaan. Mogelijk waren de nederzettingen niet het hele jaar bewoond.[3]

Endröd-Öregszölök

Een van de best onderzochte en beschreven nederzettingen is die van Endröd-Öregszölök.[4] Hier zijn enkele gedeeltelijk ingegraven woningen gevonden en afvalputten met keramiek en beenderen. Het is niet duidelijk hoeveel woningen er tegelijkertijd bestonden en bewoond waren. De nederzetting kan ongeveer 500 jaar bestaan hebben, even lang als het cultuurcomplex dus.

Keramiek

De Starčevocultuur produceerde potten, schalen en schotels, soms met een voet, flessen en grote voorraadpotten. Het keramiek was zeker in het begin grof, alleen versierd door met de vinger groeven of uitstulpingen te maken, pas later werd het ook beschilderd (wit of donker op rood). Er was een duidelijke ontwikkeling in het keramiek, die gebruikt wordt om de Starčevocultuur in perioden onder te verdelen. Het aardewerk van de Köröscultuur was meestal niet beschilderd. Opmerkelijk is dat de potten vaak op drie tot zes voetjes rustten. Er is een grote variatie in versieringen.

Gebruiksvoorwerpen van steen en bot

De Starčevocultuur produceerde stenen bijlen, geslepen in de vorm van een leest en maakte vishaakjes en harpoenen van been. Men maakte priemen en lepels van been. Van de Köröscultuur zijn priemen, spatels en lepels van been bekend en vuurstenen pijlpunten, krabbers, schrapers en andere gereedschappen.

Dodenritueel

Veel grafvelden zijn er tot op heden niet gevonden. Er zijn vooral hurkgraven aangetroffen, bij de Köröscultuur merkwaardig genoeg in de nederzettingen, met veel grafgiften, die bij de graven uit de Starčevocultuur veelal ontbreken.

Neolithicum in grote lijnen

Neolithicum in grote lijnen (uitklapbaar)
jaartallen gebeurtenissen
11.350 v.Chr.
IJstijd
Het Weichselien (de laatste ijstijd) raakt ten einde. In Noord-Europa is er geen ijs en sneeuw, maar toendra. De mensen in deze streken van de paleolithische Hamburgcultuur en Magdalénien, jagen op kuddes trekkende rendieren. Zelfs op mammoeten, tot zelfs op de drooggevallen Doggersbank van de Noordzee.
11.350–10.700 v.Chr.
Allerød
Dan volgt een wat warmere periode, Allerød-interstadiaal met bijna de huidige temperaturen. De mensen hier van de laatpaleolithische Federmessercultuur, Magdalénien, en Ahrensburgcultuur, jagen op rendieren. In Noord-Amerika smelten gletsjers en ontstaan reusachtige glaciale meren.
10.700 v.Chr.
Noord-Amerika
Jonge Dryas
In Noord-Amerika breekt de dam van een gigantisch stuwmeer (440.000 km²) van glaciaal smeltwater, het Agassizmeer; een enorme hoeveelheid water baant zich een weg door Amerika en stort zich in de Atlantische oceaan. Mogelijk raakt het klimaat hierdoor ontregeld.[5] De jonge Dryas breekt aan, het wordt veel kouder en droger.
9700 v.Chr.
Vruchtbare sikkel
In Zuid-Anatolië en de vruchtbare sikkel (maar ook op andere plaatsen in de wereld) zou dit de impuls kunnen zijn geweest tot het ontstaan van het neolithicum. Het land zou door de droogte en koude minder voedsel hebben opgebracht en de mensen in het Natufien en de PPNA hebben gedwongen zich te sedentariseren en gewassen te zaaien en te wieden.[6]

Volgens nieuwere inzichten was het Neolithicum 10.900 v.Chr. al stevig gevestigd in het Nabije Oosten en Zuid-Anatolië,[7] en zou er mogelijk al ca. 20.000 v.Chr. geëxperimenteerd zijn met graanveredeling.[8] In Noord-Europa waren er een kleine groep mensen die zich hadden aangepast aan de kou en de droogte.

9560 v.Chr.
Noord-Europa
De jonge Dryas houdt plotseling op. Binnen een paar decennia wordt het veel warmer. In Noord-Europa ontstaan de mesolithische Maglemosecultuur (7500 – 6000 v.Chr.) en de Kongemosecultuur (6000 – 5200 v.Chr.).
8500 – 3300 v.Chr.
Vruchtbare sikkel
In de vruchtbare sikkel wordt sinds ca. 8500 v.Chr. ook aan veeteelt gedaan, sinds ca. 6200 v.Chr. aan pottenbakken, ca. 5500 v.Chr. wordt het koper toegepast in werktuigen en wapens, ca. 4000 v.Chr. wordt het wiel uitgevonden en ca. 3300 v.Chr. het schrift.
6500 v.Chr.
Verspreiding
Het neolithicum begint zich vanuit de vruchtbare sikkel en Zuid-Anatolië te verspreiden over Europa. Mogelijk wordt deze verspreiding versneld door het onderstromen van de Zwarte Zee. Deze verspreiding gebeurt tot in de Balkan en het Middellandse Zeegebied voornamelijk door migratie,[7] maar verder richting Noordwest-Europa voornamelijk door imitatie (via sociale- en handelscontacten).[9] De nieuwe neolithici hebben de volgende vaardigheden: landbouw en veeteelt. En een paar eeuwen later ook pottenbakken. Er zijn twee verspreidingsroutes van het Neolithicum naar Europa:
  1. via het Middellandse Zeegebied
  2. via een route noordwest-waarts over de Balkan.
6500 – 5500 v.Chr.
Verspreidingsroute
De waarschijnlijke verspreidingsroute die het neolithicum in Noord-Europa bracht, zou kunnen zijn:
  1. Sesklocultuur, Griekenland, 7400 – 6200 v.Chr. Vanaf hier is de verspreiding van het neolithicum over heel Europa.
  2. Starčevo-Köröscultuur, Oost-Europa en de Balkan, 6200 – 5600 v.Chr. Hieruit is waarschijnlijk de Bandkeramische cultuur voortgekomen.
  3. 5500 v.Chr. De Bandkeramische cultuur ontstaat in o.a. Zuid-Limburg. Landbouw, veeteelt en pottenbakken worden 'afgekeken' van de neolithici van de Starčevo-Köröscultuur.
4000 – 2000 v.Chr.
Noord-Europa
  1. 3700 v.Chr. een tweede golf van uitbreidingen van het Neolithicum naar Denemarken en Engeland.[7]
  2. 3300 v.Chr. Ötzi, de ijsman van de Alpen, blijkt een koperen bijl te hebben.
  3. 3000 v.Chr. Uit die tijd is in Noord-Europa een wiel gevonden. Het is o.a. ook uitgevonden in de landen rond de Alpen.
Gevolgen Overal waar het neolithicum doordringt, veroorzaakt het grote veranderingen in de samenleving. Er komt:

Literatuur

  • I. Kutzián: A Körös kultúra [The Körös Culture]. Diss. Pannonicae (Budapest 1944/1947).
  • J. Makkay: Excavations at the Körös culture settlement of Endröd-Öregszölök 119 in 1986-1989. In: S. Bökönyi (ed.), Cultural and landscape changes in south-east Hungary, 121-93 (Budapest, Archaeolingua 1992).
  • Andrew Sherratt: Early agrarian settlement in the Körös region of the Great Hungarian Plain. Acta Archaeologica Academiae Scientiarum Hungaricae 35, 1983, 155-69.
  • V. Milojčić, Chronologie der jüngeren Steinzeit Mittel- und Südosteuropas (Berlijn 1949).
  • D. Arandjelovic-Garašanin, Starcevacka kultura (Ljubljana 1954).
  • A. McPherron, D. Srejović, Divostin and the Neolithic of Central Serbia (Pittsburgh 1988).
  • H. Schubert, Die bemalte Keramik des Frühneolithikums in Südosteuropa, Italien und Westanatolien (Rahden/Westf. 1999).