Ringmuren van Leuven: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Aulendur (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Aulendur (overleg | bijdragen)
Regel 202: Regel 202:


====[[Verloren Kosttoren|Verloren kosttoren]]====
====[[Verloren Kosttoren|Verloren kosttoren]]====
[[Bestand:200697_Verlorenkosttoren.jpg|alt=|miniatuur|Wat vandaag nog rest van de Verloren Kosttoren aan de Mechelsevest]]
[[Bestand:Keizersberg,_Leuven.PNG|alt=|miniatuur|270x270px|Links van het toenmalig kasteel [[Abdij van Keizersberg|Keizersberg]] (ook al in verval), de kapotte Verloren Kosttoren; dit moet zowat de laatste portrettering geweest zijn van de toren. De tekening dateert van 9 jaar voor de afbraak in 1787.]]
[[Bestand:Keizersberg,_Leuven.PNG|alt=|miniatuur|270x270px|Links van het toenmalig kasteel [[Abdij van Keizersberg|Keizersberg]] (ook al in verval), de kapotte Verloren Kosttoren; dit moet zowat de laatste portrettering geweest zijn van de toren. De tekening dateert van 9 jaar voor de afbraak in 1787.]]
De Toren van Verloren Kost<ref>Latijnse naam: Impensa Perdita. Franse naam: Dépense Perdue.</ref> (1463-1787), oorspronkelijk Grote Toren genoemd, was de hoogste vestingtoren van de buitenste stadsmuren van het [[België|Belgische]] [[Leuven]] gelegen in de provincie [[Vlaams-Brabant]]. De naam Verloren Kost komt van de zware factuur voor de stad Leuven om haar te bouwen. Uiteindelijk heeft ze, militair gesproken, nauwelijks gediend.
De Toren van Verloren Kost<ref>Latijnse naam: Impensa Perdita. Franse naam: Dépense Perdue.</ref> (1463-1787), oorspronkelijk Grote Toren genoemd, was de hoogste vestingtoren van de buitenste stadsmuren van het [[België|Belgische]] [[Leuven]] gelegen in de provincie [[Vlaams-Brabant]]. De naam Verloren Kost komt van de zware factuur voor de stad Leuven om haar te bouwen. Uiteindelijk heeft ze, militair gesproken, nauwelijks gediend.[[Bestand:200697_Verlorenkosttoren.jpg|alt=|miniatuur|Wat vandaag nog rest van de Verloren Kosttoren aan de Mechelsevest|links]]De Grote Toren herinnert aan de militaire bouwstijl in de 15e eeuw. Het was onderdeel van de buitenste stadswallen van Leuven en bevond zich tussen de ''Wijngaardenpoort'' (vandaag: Brusselsepoort) enerzijds en anderzijds de ''Wilselse Poort'' of ''Buitenburchtpoort'' of ''Bergpoort''<ref>Deze 3 synoniemen beschrijven de poort: op de weg naar Wilsele, juist aan de buitenkant van de [[Abdij van Keizersberg|Keizersberg]], en op een berg gelegen.</ref> (vandaag: Mechelsepoort). In 1462 tekende [[Matthijs de Layens|Mathieu de Layens]] het bouwplan; op dat moment stonden de stadswallen er al. Hij metselde zelf met zijn metsers de Grote Toren. Alzo bewees [[Matthijs de Layens|Mathieu de Layens]] dat hij niet alleen burgerlijke en kerkelijke gebouwen kon neerzetten, maar ook een militair [[Vesting (verdedigingswerk)|vestingsgebouw]]. De bouw van de Grote Toren sleepte toch ettelijke jaren aan. Ze lag op de hoogste heuvel buiten Leuven. De gemetselde toren kreeg een houten dakconstructie met loden afwerking en bladgoud erop (300 bladen goud volgens de stadsarchieven)<ref name="VanEven" />. Deze toren was vijfmaal hoger dan de andere torens van de vestingmuren.

De Grote Toren herinnert aan de militaire bouwstijl in de 15e eeuw. Het was onderdeel van de buitenste stadswallen van Leuven en bevond zich tussen de ''Wijngaardenpoort'' (vandaag: Brusselsepoort) enerzijds en anderzijds de ''Wilselse Poort'' of ''Buitenburchtpoort'' of ''Bergpoort''<ref>Deze 3 synoniemen beschrijven de poort: op de weg naar Wilsele, juist aan de buitenkant van de [[Abdij van Keizersberg|Keizersberg]], en op een berg gelegen.</ref> (vandaag: Mechelsepoort). In 1462 tekende [[Matthijs de Layens|Mathieu de Layens]] het bouwplan; op dat moment stonden de stadswallen er al. Hij metselde zelf met zijn metsers de Grote Toren. Alzo bewees [[Matthijs de Layens|Mathieu de Layens]] dat hij niet alleen burgerlijke en kerkelijke gebouwen kon neerzetten, maar ook een militair [[Vesting (verdedigingswerk)|vestingsgebouw]]. De bouw van de Grote Toren sleepte toch ettelijke jaren aan. Ze lag op de hoogste heuvel buiten Leuven. De gemetselde toren kreeg een houten dakconstructie met loden afwerking en bladgoud erop (300 bladen goud volgens de stadsarchieven)<ref name="VanEven" />. Deze toren was vijfmaal hoger dan de andere torens van de vestingmuren.


Vanaf de 16e eeuw zat er een stadswacht op de uitkijk boven in de toren. Hij had er een rode vlag en een witte vlag, de kleuren van het [[wapen van Leuven]].<ref>Steden in het [[hertogdom Brabant]] kenden geen belfort. In het [[graafschap Vlaanderen]] was een [[Belforten in België en Frankrijk|belfort]] wel gebruikelijk in steden. De stadswacht van Leuven installeerde zich daarom in een vestingstoren.</ref> De toren werd in [[1634]] enigszins gerestaureerd doch dit was nutteloos, want in 1635 werd de toren erg beschadigd tijdens het [[Beleg van Leuven]]. Tijdens een storm in 1674 vloog de dakconstructie weg en stond de toren voortaan bovenaan open.
Vanaf de 16e eeuw zat er een stadswacht op de uitkijk boven in de toren. Hij had er een rode vlag en een witte vlag, de kleuren van het [[wapen van Leuven]].<ref>Steden in het [[hertogdom Brabant]] kenden geen belfort. In het [[graafschap Vlaanderen]] was een [[Belforten in België en Frankrijk|belfort]] wel gebruikelijk in steden. De stadswacht van Leuven installeerde zich daarom in een vestingstoren.</ref> De toren werd in [[1634]] enigszins gerestaureerd doch dit was nutteloos, want in 1635 werd de toren erg beschadigd tijdens het [[Beleg van Leuven]]. Tijdens een storm in 1674 vloog de dakconstructie weg en stond de toren voortaan bovenaan open.
Regel 212: Regel 209:
Tijdens het Oostenrijks bestuur in de [[Oostenrijkse Nederlanden|Zuidelijke Nederlanden]], diende de toren als gevangenis (tot 1750). Van 1750 tot 1770 liep iedereen er vrij in en uit; Leuvenaars bewonderden er het uitzicht over de stad en de wijde omgeving. In 1770 sloot het stadsbestuur van Leuven de toegang af wegens te gevaarlijk. De toren diende nog even als opslagkamer voor buskruit (1780). In 1787 verkocht de stad de Verloren Kosttoren aan een particulier en deze brak de toren af. Sinds 1998 is de ruïne beschermd.<ref>{{Citeer web|url=https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/200697|titel=Verloren Kosttoren|bezochtdatum=|auteur=|achternaam=Mondelaers|voornaam=Lydie|auteurlink=|medeauteurs=Klaartje Verloove|datum=2009|formaat=|werk=Inventaris Onroerend Erfgoed|uitgever=Vlaamse Overheid|paginas=|taal=|archiefurl=|archiefdatum=|dodeurl=|citaat=}}</ref>
Tijdens het Oostenrijks bestuur in de [[Oostenrijkse Nederlanden|Zuidelijke Nederlanden]], diende de toren als gevangenis (tot 1750). Van 1750 tot 1770 liep iedereen er vrij in en uit; Leuvenaars bewonderden er het uitzicht over de stad en de wijde omgeving. In 1770 sloot het stadsbestuur van Leuven de toegang af wegens te gevaarlijk. De toren diende nog even als opslagkamer voor buskruit (1780). In 1787 verkocht de stad de Verloren Kosttoren aan een particulier en deze brak de toren af. Sinds 1998 is de ruïne beschermd.<ref>{{Citeer web|url=https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/200697|titel=Verloren Kosttoren|bezochtdatum=|auteur=|achternaam=Mondelaers|voornaam=Lydie|auteurlink=|medeauteurs=Klaartje Verloove|datum=2009|formaat=|werk=Inventaris Onroerend Erfgoed|uitgever=Vlaamse Overheid|paginas=|taal=|archiefurl=|archiefdatum=|dodeurl=|citaat=}}</ref>


==== Grote Spuije ====
====[[Waterpoorten van Leuven|Grote Spuije]]====
In [[1365]] werd, als bekroning van de bouw van de tweede stadsomwalling, het [[Sluis|sluizencomplex]] de "Grote Spui" opgericht. De grote sluis overbrugde de Dijle met vier arcades. In de tweehonderd jaar die volgden op de bouw had de [[waterpoort]], naast de zorg voor de waterhuishouding, vooral een defensief karakter als onderdeel van de versterking. Het is pas in de 16de eeuw dat er in de bogen van de sluizen ook een waterrad werd opgehangen. Dat zorgde voor de aandrijving van een watermolen. De molen werd in 1559 opgericht op de eerste arcade van de Grote Spui. Met een onderbreking in de 16de eeuw - het complex deed korte tijd dienst als papiermolen - heeft het gebouw tot 1813 zijn oorspronkelijke functie behouden. In 1837 werd het gebouw opgenomen in een groot graanmolencomplex.
<br />{{appendix|1=Bronvermelding|2=
[[Bestand:2023006_24062A51_priref_23771.jpg|alt=|links|miniatuur|De Grote Spuije in 1860]]
Ondertussen was in [[1661]] bij de Grote Spui een [[IJzermolen|ijzermolen]] gebouwd. In 1667 zou de ijzermolen dan zijn omgevormd tot [[moutmolen]] en zou men aan de andere kant van de sluizen, aan de overkant van de Volmolenbrug, een smoutmolen met brouwerij hebben opgericht. [[Ferrariskaarten|Ferraris]] (1770-1777) geeft aan de overkant van de Grote Spui een vierkant volume weer: voormalige ijzermolen of de smoutmolen met brouwerij? Later wordt het geheel opgenomen in een groter geheel.

Bij de aanleg van de Leuvense ring in 1952 werd de Volmolenbrug nogmaals verbreed. Het huis uit 1842 aan de overkant van de straat was daarbij het laatste fabrieksgebouw dat onder de sloophamer ging.
[[Bestand:200130_-_België_-_Leuven_-_Grote_Spui_-_08.JPG|alt=|miniatuur|De Grote Spui vandag]]
Van de constructie die oorspronkelijk bekend stond als de Grote Spui en die uiteindelijk via de vol- en ijzermolens uitgroeide tot een indrukwekkend fabriekscomplex, is vandaag voornamelijk het gedeelte bewaard dat vroeger de waterpoort uitmaakte.

Vanuit de huidige Tervuursevest bekeken zijn de sluizen gedeeltelijk verborgen achter een lage bakstenen muur. Het sluizensysteem, dat zich onder een betonnen bovenbouw bevindt, bestaat uit vier bogen met houten sluisdeuren die opgehaald kunnen worden met een tand- en heugelsysteem. Sinds hun ontstaan zijn aan deze sluizen voortdurend herstellings- en aanpassingswerken uitgevoerd.<ref>{{Citeer web|url=https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200130|titel=Waterpoort De Grote Spui|bezochtdatum=20/12/2018|auteur=Agentschap Onroerend Erfgoed|achternaam=|voornaam=|datum=|uitgever=|taal=nl}}</ref><br />{{appendix|1=Bronvermelding|2=
;Bibliografie
;Bibliografie
* Edward Van Even, ''Louvain dans le passé & le présent'', uitgeverij Auguste Fonteyn, 1895<br />
* Edward Van Even, ''Louvain dans le passé & le présent'', uitgeverij Auguste Fonteyn, 1895<br />

Versie van 20 dec 2018 12:38

Mee bezig Mee bezig
Aan dit artikel of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.
Een kaart van Leuven van Joan Blaeu waarop beide muren duidelijk zichtbaar zijn

De Belgische stad Leuven heeft door de middeleeuwen twee ringmuren gekend: een romaanse uit de 12e eeuw, en een uit de 14e eeuw.

Eerste ringmuur

Eerste stadsmuur van Leuven
Een van de torens in het stadspark
Locatie
Locatie Verspreid over de stad
Coördinaten 50° 53′ NB, 4° 42′ OL
Status en tijdlijn
Oorspr. functie Ringmuur
Huidig gebruik verdediging
Start bouw 12e eeuw
Opening begin 13e eeuw
Architectuur
Bouwstijl Romaans
Erkenning
Monumentstatus Deels bewaard
Detailkaart
Ringmuren van Leuven (Vlaams-Brabant)
Ringmuren van Leuven
Portaal  Portaalicoon   Civiele techniek en bouwkunde

Algemene beschrijving

De min of meer ronde muur was gecentreerd rond de Sint-Pieterskerk en was gebouwd met zandsteen uit de groeven in Diegem en Zaventem, samen met ijzerzandsteen, dat gebruikt werd voor horizontale stenen banden als versiering en erkerramen.

Hij was ongeveer 2.700 meter lang en had 31 torens en 11 poorten.

Waar de Dijle de stad binnenkwam en verliet, waren er twee waterpoorten(artikel) geflankeerd door verdedigingstorens: deze twee poorten bevonden zich respectievelijk aan het Hollandcollege (nu Paridaensinstituut) en Sint-Geertruiabdij.

De muur, 1,70 m dik, rust op een reeks spaarbogen. Aan de binnenkant ondersteunt een doorlopende reeks bogen bogen de 90 cm brede weergabng. De muur heeft schietgaten die aan de buitenkant gereduceerd zijn tot een fijne opening van 90 cm hoog en 5 cm breed.

Geschiedenis

Bouw

In de vroege Middeleeuwen werd Leuven verdedigd door een primitieve omheining die waarschijnlijk bestond uit een hek van de Aardappelmarkt (huidige Vital Decosterstraat) tot aan de Redingenstraat, waarbij het andere deel van de omtrek werd beschermd door een arm van de Dijle, die een natuurlijke verdediging vormde.[1]

Afwisselende banden zandsteen op een van de torens op de Hertogensite

In de dertiende eeuw werd de stad zeer welvarend en werd het de permanente residentie van de graaf van Leuven en Brussel, wat het noodzakelijk maakte om nieuwe vestingwerken te bouwen.[1]

Graaf Godfried III van Leuven gaf de Leuvenaars toestemming om hun stad te omringen met een stadsmuur, in ruil voor een jaarlijkse vergoeding.[1]

Daarom werd in de periode 1156-1165 een eerste stenen omwalling gebouwd.[2]

Uit recent onderzoek blijkt de traditionele datering van de eerste stenen stadsmuur van Leuven tussen 1156 en 1165 echter te vroeg. Militair bouwkundige kenmerken (flankeertorens, schietsleuven, borstwering op spaarbogen) wijzen op een bouw in het begin van de 13de eeuw naar het voorbeeld van het zogenaamde “système philippien”. Initiatiefnemer voor de bouw van de stadsmuur was wellicht hertog Hendrik I (1190-1235).[3]

In 1233 bevrijdde graaf Hendrik I, opvolger van Godfried III, de Leuvenaars van de jaarlijkse vergoeding[1].

Ontmanteling

overblijfselen van de eerste stadsmuur van Leuven aangeduid in het oranje met een zwarte rand

In 1357 werd een tweede stadsmuur gebouwd[1] , wat ervoor zorgde dat de eerste ringmuur zijn functie verloor.[4]

Hij werd echter niet gesloopt en veel overblijfselen zijn bewaard gebleven omdat de stad torens en muren verhuurde als opslagplaatsen, terwijl voormalige grachten als tuinen werden gebruikt[4].

Het gemeentebestuur bleef zelfs de eerste omheining verzorgen na de bouw van de nieuwe: de meeste poorten werden in 1363 gerestaureerd en in 1409 waren de twee burgemeesters verantwoordelijk voor de restauratie van de binnenpoorten en wallen.

Tot in de 18e eeuw bleven de huurders van deze overblijfselen huur betalen, maar na de Franse Revolutie integreerden de bewoners ze in hun eigendommen[1].

Aan het einde van de achttiende eeuw of aan het begin van de negentiende eeuw werden alle stadspoorten ontmanteld[1].

Belangrijkste overblijfselen

Leuven heeft nog restanten van de eerste stadsmuur op zes plaatsen, verspreid over een halve cirkel, van het noorden (Karel van Lotharingenstraat) naar het zuiden van de oude stad (Sint-Donatuspark) via het westen (Handbooghof, universitaire ziekenhuizen, Jansenius en Justus Lipsiustorens, Redingenstraat).

Karel van Lotharingenstraat

toren in de Karel van Lotharingenstraat

Er zijn twee restanten van de ringmuur zichtbaar in de Karel van Lotharingenstraat[4]:

  • In de tuin van n° 14, een enkele toren, zichtbaar vanaf de straat;
  • Achter huizen n° 18, 20, 22 en 24, een fragment van de muur van ongeveer 30 meter lang dat als scheidingsmuur tussen de percelen dient (muur die gedeeltelijk zichtbaar is vanaf de straat in de tuin van n° 20).

Handbooghof

Het westelijke deel van de muur, op een steenworp afstand van de Brusselsestraat , bevindt zich in het Handbooghof twee torens en een fragment van de muur van ongeveer 70 meter lang, met 23 zichtbare funderingsbogen[4].

Op deze plaats, die als oefenterrein werd gebruikt door de schutterij of het gilde van Sint Sebastiaan, werd de Dijle gebruikt als gracht.

De torens hebben afwisselend lichte en bruine banden van zandsteen en ijzerzandsteen, en enkele schietgaten. De muur is op verschillende plaatsen beschadigd door gates die later dan in de middeleeuwen zijn geboord.

Deze resten zijn sinds 30 oktober 1945[4] geklasseerd als beschermd erfgoed.

overblijfselen van de eerste stadsmuur van Leuven aangeduid in het oranje met een zwarte rand
Noordelijke toren
Zuidtoren en gordijngevel van het Handbooghof
Schietgat van de zuidelijke toren
Zuidelijke toren

Universitaire ziekenhuizen

Op het terrein van de universitaire ziekenhuizen Sint-Pieter en Sint-Raphaël, ook gekend als de Hertogensite, bevinden zich nog twee overblijfselen[4] die toegankelijk zijn via de Brusselsestraat 69:

  • een toren[2], geïsoleerd op een parking gelegen tussen de twee klinieken, met prachtig metselwerk van afwisselend licht en bruin zandsteen;
  • verder naar het zuiden, richting de Minderbroedersstraat, een 40 meter lange muur, gedeeltelijk geïntegreerd in een scheidingsmuur, en een fragment van een toren waarop in de 18de eeuw een tuinpaviljoen in baksteen werd gebouwd(6) , met klassieke openingen geflankeerd door pilasters.


Noordelijke toren
Schietgat
Zuidelijke toren met deuropening
Klassieke deuropening

Waterpoort: Jansenius- en Justus Lipsiustoren

De Dijle vloeide onder de muur om de stad binnen te komen tussen de Minderbroedersstraat en de Janseniusstraat.

Op deze plek stond een waterpoort bestaande uit een bakstenen brug (verdwenen in de 16de eeuw) en twee torens[4]:

  • de Justus Lipsiustoren op de linkeroever (ten zuiden van het gelijknamige college)
  • de Jansenius toren op de rechteroever (achter het voormalige Hollandcollege, nu Paridaensinstituut, rue Jansenius).

De Janseniustoren is sinds 1964 geklasseerd als historisch monument, met het aangrenzende muurfragment en drie bogen(zichtbaar van op de speelplaats van het Paridaensinsituut)[4].


Justus Lipsiustoren
Janseniustoren
Bol op de Janseniustoren

Courtine in de Redingenstraat

De Redingenpoort is vernoemd naar het landhuis van de familie Redingen, een van de zeven patriciërsstammen van Leuven[1].

Hij werd in 1770[1] gesloopt, maar op de binnenplaats van de voormalige Sint-Antoniusschool, in de Redingenstraat[4] , staat nog steeds een 30 meter lang muurfragment.

Deze gordijngevel heeft op regelmatige afstanden schietgaten, waarvan sommige ommuurd zijn.

Het onderste niveau, van een donkerdere kleur, is in feite het niveau van de funderingen van de muur: de zichtbare bogen zijn de bogen van de funderingen die ooit ondergronds lagen.

Het bruggetje van baksteen, zandsteen en ijzerzandsteen dat de Dijle oversteekt bij de school, zou gebouwd zijn met materialen die uit de stadsmuur of uit de Redingenpoort[4] zijn gehaald.

Gordijngevel in de Redingenstraat
Funderingsboog
Funderingsboog

Sint-Donatuspark

Ten zuiden van de Sint-Michielskerk, tussen de Naamsestraat en de Tiensestraat, herbergt het Sint-Donatuspark(alias stadspark) twee torens en een muurfragment van ongeveer 135 m lang en 3 m hoog[4]. Deze resten zijn sinds 1 maart 1978[4] geklasseerd als monument en werden in 2015 gerestaureerd.

Deze torens hebben ook, net als die van de Handbooghof en universitaire ziekenhuizen, afwisselende banden van licht en bruin zandsteen, die prominenter zijn op de oostelijke toren.

Op de westelijke toren zijn de overblijfselen te zien van een raam met negblokken en een monolithische latei met een bolsterboog (of deur) van ijzerzandsteen.

Op beide torens zijn ook schietgaten zichtbaar.

Westelijke toren
Westelijke toren
Raam en schietgat
Oostelijke toren

Tweede ringmuur

Van de tweede, meer recente, stadsmuur, blijft ironisch genoeg nagenoeg niets over, behalve de vorm van de ring van Leuven.

Algemene beschrijving

De muur werd gebouw in een min of meer cirkelvormig tracé. De eigenlijke ringmuur benaderde een hoogte van 3 meter en een breedte van 90 centimeter en was waarschijnlijk opgetrokken uit baksteen. Door de schaarsheid van iconografische en schriftelijke bronnen en het ontbreken van materiële resten zijn weinig gegevens bekend over de manier waarop de muur werd opgebouwd. Zeker is wel dat op regelmatige afstand schietgaten waren aangebracht en dat het geheel door kantelen werd bekroond.

Een bijkomende verdediging werd gevormd door de 48 waltorens in de 15de eeuw. Het materiaal dat werd gebruikt was zandsteen voor de onder- en baksteen voor de bovenbouw.[5]

De functie van de stadspoorten ligt vervat in de naamgeving: constructies die niet alleen voor verbinding met de nabije omgeving zorgden maar tegelijkertijd ook toegang gaven tot de eigenlijke stadskern. Daardoor waren de poorten de kwetsbaarste en bijgevolg ook de meest bedreigde gedeelten van de omwalling. Ten slotte maakten ook de waterpoorten deel uit van het verdedigingssysteem. Op de plaatsen waar de Dijle en de Voer de stad binnenkwamen, had men de "Grote" en de "Kleine Spui": waterpoorten die bestonden uit een versterking boven een sluisgeheel.

Al in de 14de en 15de eeuw is er sprake van renovatiewerken aan de tweede stadsomwalling. Vóór de stadspoorten werden ook "bolwerken" aangelegd, drie- of vijfhoekige aarden constructies. In 1579 werden 24 bouwvallige torens afgebroken tot aan de kantelen van de muur. Dat was niet alleen goedkoper dan de restauratie van de ruïneuze torens, maar maakte die ook beter aangepast aan het moderne artilleriegeschut. In 1635 kreeg de tweede ringmuur zwaar te lijden onder het krijgsgeweld van een coalitie van Franse en Hollandse troepen. Renovatiewerken volgden. In de tweede helft van de 17de eeuw ondernam men, uit angst voor eventuele belegeringen door de Franse troepen van Lodewijk XIV, herstellings- en aanpassingswerken. In de 18de eeuw verkeerde de stadsomwalling in een redelijke staat.[5]

Bouw

Op de top van een aarden wal, die ze eerder al hadden opgehoopt, bouwde men de eigenlijke ringmuur. Deze was een vijftal meter hoog, en haar fundering lag twee meter onder de grond.

De stad kocht al in juni 1357 grote hoeveelheden bakstenen, zand, kalk en natuursteen aan en liet deze vervoeren naar de vesten zodat de metselaars konden beginnen op de stukken waar de wal voltooid was.

Voor de vesten aan de zuidkant wilde men goed voorbereid te werk gaan, met de ervaringen van de binnenvesten in het achterhoofd. Op plaatsen waar deze binnenvesten door een drassig gebied liepen, waren er immers veel vaker herstellingen nodig. Daarom liet men de bouwmeesters van de Brusselse tweede stadsomwalling – die ook op dat moment gebouwd werd – naar Leuven komen om advies te geven voor de aanleg van de vesten aan de Hovepoort (Naamsepoort).

De nieuwe stadsmuur wordt pas expliciet vermeld in oktober 1360, maar hier betreft het dan ook een uitgavenpost voor de uitbetaling van een aannemer. De bouw van de muur vorderde gestaag – we kunnen het verloop goed volgen aan de hand van een regelmatig terugkerende betaling van een ploeg stemetsers (steenmetsers, metselaars) – en was zowat voltooid in mei 1362. Dit lijkt enorm snel, maar de muur van de tweede stadsomwalling was dan ook zeer eenvoudig van opbouw, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de eerste Leuvense stadsomwalling. Het is opvallend dat de pas afgewerkte muur op sommige stukken al heropgetrokken moest worden. Dat dit enkel aan de kwaliteit van het metselwerk lag, is echter niet zeker: indien de wal waarop de muur gebouwd werd op sommige plaatsen onder de al aangehaalde erosie of verzakkingen te lijden had, had zelfs de stevigste muur niet stand kunnen houden. De enorme tijdsdruk waaronder de bouw van deze versterkingsbouw diende te gebeuren, zal alleszins deels verantwoordelijk geweest zijn voor het vaak invallen van de muur. Natuurlijk kan een slechte uitvoering op sommige plaatsen eveneens een rol hebben gespeeld.[6]

Sloop

Keizer Jozef II decreteerde echter in 1781 de ontmanteling van alle versterkte steden, behalve Antwerpen. De steden mochten enkel nog de taluds en grachten behouden om ontduiking van octrooigelden te vermijden. De overige delen van de vesten zouden worden afgebroken en verkocht ten voordele van de staats- of plaatselijke stadskas. Uiteindelijk moest Leuven enkel de in 1672 en 1674 gebouwde redoutes afbreken. De rest van de versterkingen bleef voorlopig bewaard.

Tijdens het Franse bewind werden een aantal stadspoorten hetzij gedeeltelijk, hetzij volledig gesloopt. Onder het Nederlandse bestuur ging men verder met de sloop van de poorten en werden ook de muur en de torens afgebroken. De muren en torens van de tweede stadsomwalling verdwenen geleidelijk. Een deel werd genivelleerd en tot promenade omgevormd. Tussen 1950 en 1980 werden de vesten aangepast aan het toenemend autoverkeer. De parken en promenades moesten plaats maken voor een vierbaansweg.

Bij de uitbreiding van de ring in 1970 ging nog een groot deel van de muur teloor, tot wat er nu overblijft.

Restanten

Van de 14de-eeuwse vestingwerken resten nu nog maar enkele relicten: de onderbouw van de Grote Spui, de basis van de Verloren Kosttoren en een kern van het aarden talud op de Naamsevest. De Edouard Remyvest is een sprekend voorbeeld van 19de-eeuwse promenadeaanleg.

Verloren kosttoren

Links van het toenmalig kasteel Keizersberg (ook al in verval), de kapotte Verloren Kosttoren; dit moet zowat de laatste portrettering geweest zijn van de toren. De tekening dateert van 9 jaar voor de afbraak in 1787.

De Toren van Verloren Kost[7] (1463-1787), oorspronkelijk Grote Toren genoemd, was de hoogste vestingtoren van de buitenste stadsmuren van het Belgische Leuven gelegen in de provincie Vlaams-Brabant. De naam Verloren Kost komt van de zware factuur voor de stad Leuven om haar te bouwen. Uiteindelijk heeft ze, militair gesproken, nauwelijks gediend.

Wat vandaag nog rest van de Verloren Kosttoren aan de Mechelsevest

De Grote Toren herinnert aan de militaire bouwstijl in de 15e eeuw. Het was onderdeel van de buitenste stadswallen van Leuven en bevond zich tussen de Wijngaardenpoort (vandaag: Brusselsepoort) enerzijds en anderzijds de Wilselse Poort of Buitenburchtpoort of Bergpoort[8] (vandaag: Mechelsepoort). In 1462 tekende Mathieu de Layens het bouwplan; op dat moment stonden de stadswallen er al. Hij metselde zelf met zijn metsers de Grote Toren. Alzo bewees Mathieu de Layens dat hij niet alleen burgerlijke en kerkelijke gebouwen kon neerzetten, maar ook een militair vestingsgebouw. De bouw van de Grote Toren sleepte toch ettelijke jaren aan. Ze lag op de hoogste heuvel buiten Leuven. De gemetselde toren kreeg een houten dakconstructie met loden afwerking en bladgoud erop (300 bladen goud volgens de stadsarchieven)[1]. Deze toren was vijfmaal hoger dan de andere torens van de vestingmuren.

Vanaf de 16e eeuw zat er een stadswacht op de uitkijk boven in de toren. Hij had er een rode vlag en een witte vlag, de kleuren van het wapen van Leuven.[9] De toren werd in 1634 enigszins gerestaureerd doch dit was nutteloos, want in 1635 werd de toren erg beschadigd tijdens het Beleg van Leuven. Tijdens een storm in 1674 vloog de dakconstructie weg en stond de toren voortaan bovenaan open.

Tijdens het Oostenrijks bestuur in de Zuidelijke Nederlanden, diende de toren als gevangenis (tot 1750). Van 1750 tot 1770 liep iedereen er vrij in en uit; Leuvenaars bewonderden er het uitzicht over de stad en de wijde omgeving. In 1770 sloot het stadsbestuur van Leuven de toegang af wegens te gevaarlijk. De toren diende nog even als opslagkamer voor buskruit (1780). In 1787 verkocht de stad de Verloren Kosttoren aan een particulier en deze brak de toren af. Sinds 1998 is de ruïne beschermd.[10]

Grote Spuije

In 1365 werd, als bekroning van de bouw van de tweede stadsomwalling, het sluizencomplex de "Grote Spui" opgericht. De grote sluis overbrugde de Dijle met vier arcades. In de tweehonderd jaar die volgden op de bouw had de waterpoort, naast de zorg voor de waterhuishouding, vooral een defensief karakter als onderdeel van de versterking. Het is pas in de 16de eeuw dat er in de bogen van de sluizen ook een waterrad werd opgehangen. Dat zorgde voor de aandrijving van een watermolen. De molen werd in 1559 opgericht op de eerste arcade van de Grote Spui. Met een onderbreking in de 16de eeuw - het complex deed korte tijd dienst als papiermolen - heeft het gebouw tot 1813 zijn oorspronkelijke functie behouden. In 1837 werd het gebouw opgenomen in een groot graanmolencomplex.

De Grote Spuije in 1860

Ondertussen was in 1661 bij de Grote Spui een ijzermolen gebouwd. In 1667 zou de ijzermolen dan zijn omgevormd tot moutmolen en zou men aan de andere kant van de sluizen, aan de overkant van de Volmolenbrug, een smoutmolen met brouwerij hebben opgericht. Ferraris (1770-1777) geeft aan de overkant van de Grote Spui een vierkant volume weer: voormalige ijzermolen of de smoutmolen met brouwerij? Later wordt het geheel opgenomen in een groter geheel.

Bij de aanleg van de Leuvense ring in 1952 werd de Volmolenbrug nogmaals verbreed. Het huis uit 1842 aan de overkant van de straat was daarbij het laatste fabrieksgebouw dat onder de sloophamer ging.

De Grote Spui vandag

Van de constructie die oorspronkelijk bekend stond als de Grote Spui en die uiteindelijk via de vol- en ijzermolens uitgroeide tot een indrukwekkend fabriekscomplex, is vandaag voornamelijk het gedeelte bewaard dat vroeger de waterpoort uitmaakte.

Vanuit de huidige Tervuursevest bekeken zijn de sluizen gedeeltelijk verborgen achter een lage bakstenen muur. Het sluizensysteem, dat zich onder een betonnen bovenbouw bevindt, bestaat uit vier bogen met houten sluisdeuren die opgehaald kunnen worden met een tand- en heugelsysteem. Sinds hun ontstaan zijn aan deze sluizen voortdurend herstellings- en aanpassingswerken uitgevoerd.[11]