Laminaire stroming: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Obarskyr Bot (overleg | bijdragen)
k Robot-geholpen doorverwijzing: Gas
Dryke (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 20: Regel 20:
* Re < 2300, laminaire stroming optreedt
* Re < 2300, laminaire stroming optreedt
* Re > 3500, turbulente stroming optreedt<br>
* Re > 3500, turbulente stroming optreedt<br>
Bij waarden ertussenin kunnen beide stromingstypen voorkomen. Het karakter van de stroming hangt dan af van andere factoren, zoals de ruwheid van het oppervlak waarlangs het medium stroomt.
Bij waarden ertussenin kunnen beide stromingstypen voorkomen. Het karakter van de stroming hangt dan af van andere factoren, zoals de ruwheid van het oppervlak waarlangs het medium stroomt en de voorgeschiedenis van de stroming. Als deze eerder turbulent was, zal deze langere tijd turbulent blijven.


[[cs:Laminární proudění]]
[[cs:Laminární proudění]]

Versie van 13 nov 2006 18:09


Laminaire stroming is een begrip uit de hydraulica, hydrodynamica en aerodynamica.

Laminaire stroming kenmerkt zich door de gelaagde manier van voortbewegen van het medium (een gas of een vloeistof): er vindt niet of nauwelijks stroming loodrecht op de hoofdstroom plaats. Het kan vergeleken worden met blokrijden op snelwegen om files te vermijden, alle wagens rijden aan een constante snelheid, en blijven in eenzelfde baanvak. De tegenpool van laminaire stroming is turbulente stroming.

Laminaire stroming vindt vooral plaats bij lage stroomsnelheden. Wordt de snelheid groter, dan kan het type stroming ineens turbulent worden. Het moment waarop laminaire stroming overgaat in turbulente en andersom, wordt gekarakteriseerd door het dimensieloze getal van Reynolds:

waarbij:

  • Re = Reynolds getal [-]
  • ρ = Soortelijke massa van het stromende medium [kg/m3]
  • v = Doorsnede-gemiddelde stroomsnelheid [m/s]
  • L = Karakteristieke lengte [m]
  • η = Dynamische viscositeit [Pa·s].

Empirisch (experimenteel) is aangetoond dat wanneer:

  • Re < 2300, laminaire stroming optreedt
  • Re > 3500, turbulente stroming optreedt

Bij waarden ertussenin kunnen beide stromingstypen voorkomen. Het karakter van de stroming hangt dan af van andere factoren, zoals de ruwheid van het oppervlak waarlangs het medium stroomt en de voorgeschiedenis van de stroming. Als deze eerder turbulent was, zal deze langere tijd turbulent blijven.