Type-exemplaar

In de zoölogie was tot 1995 het type-exemplaar van een dier het exemplaar van dat dier dat de naam aan die diersoort (of ondersoort) verbindt. Dit is nodig om altijd zeker te weten welke soort of ondersoort met een beschrijving bedoeld is.

Er zijn verschillende soorten type-exemplaren, o.a.:

• Holotype - het originele exemplaar waarop de oorspronkelijke soortbeschrijving is gebaseerd.
• Allotype - exemplaar van dezelfde locatie en tijd als het holotype maar van het andere geslacht.
• Neotype - een nieuw als holotype aangewezen exemplaar als er geen holotype was of als dit verloren is gegaan.
• Paratype - andere exemplaren van de soort die eveneens zijn gebruikt voor de eerste beschrijving, naast het holotype.
• Isotype - een exemplaar van dezelfde soort als het holotype, op dezelfde tijd en dezelfde plaats verzameld.
• Syntype - een collectie exemplaren, die door de auteur zijn gebruikt voor de soortbeschrijving zonder dat die auteur er een heeft aangewezen als holotype. Wordt er hieruit later alsnog 1 gekozen, dan wordt dat het
• lectotype en de andere krijgen dan de status van
• paralectotype.