Nederlandse sociale geografie: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Dpfix
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 14: Regel 14:


Zie verder voor de ontwikkeling van de sociale geografie in het algemeen: [[sociale geografie]].
Zie verder voor de ontwikkeling van de sociale geografie in het algemeen: [[sociale geografie]].

== Zie ook ==
* [[Sociale geografie Groningen 1950 - ± 1970]]
* [[Sociale geografie Nijmegen 1958 - ± 1970]]
* [[Sociale geografie Utrecht 1950 - ± 1970]]
* [[Sociale geografie UvA 1950- 1970]]
* [[Sociale geografie VU Amsterdam 1960 - ± 1970]]


[[Categorie:Sociale geografie]]
[[Categorie:Sociale geografie]]

Versie van 23 jun 2021 13:33

Geografie werd in Nederland een academische wetenschap aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw. De eerste hoogleraar was C.M. Kan (1837-1919), die in 1877 benoemd werd aan de Universiteit van Amsterdam. De leeropdracht van Kan omvatte nog wat nu genoemd wordt de sociale én de fysische geografie, maar met zijn emeritaat werd besloten de leeropdracht te splitsen. In 1908 werd de geografie in Utrecht als volwaardige academische discipline opgenomen in de universitaire opleidingen. Daar was vanaf 1908 direct al sprake van gescheiden leerstoelen voor sociale en fysische geografie.

In Amsterdam was Steinmetz vanaf 1908 verantwoordelijk voor het sociale deel van de leeropdracht van Kan. In Utrecht werd in datzelfde jaar Niermeyer benoemd. De benoeming van Niermeyer kende een roerige voorgeschiedenis. Door ingrijpen van het Aardrijkskundig Genootschap werden Duitse kandidaten buiten spel gezet. Uit de resterende kandidaten werd aan Niermeyer de voorkeur gegeven boven de economisch geograaf Blink. Blink trok zich terug uit het Aardrijkskundig Genootschap en stichtte de Vereniging voor Economische Geografie met als locatie Rotterdam.

Niermeyer, Steinmetz en Blink hadden zodanig verschillende opvattingen over de aard van de sociale en economische geografie (nog afgezien van tegenstellingen in de persoonlijke sfeer) dat het gerechtvaardigd is de behandeling van de ontwikkeling van deze wetenschap(pen) voor de periode 1900-1960 in drieën te splitsen:

Tussen 1950 en 1960 raakten genoemde verschillen (en tegenstellingen) op de achtergrond. De sociale geografie in brede zin werd steeds meer geconfronteerd met vraagstukken rond ruimtelijke ordening, verstedelijking en tertiairisering van de economie. Bovendien werd de dominante invloed van de Franse geografie (zie Ecologische geografie (Frankrijk)) geringer om plaats te maken voor invloeden van de Angelsaksische en Zweedse geografie. Voor deze ontwikkelingen wordt verwezen naar:

Zie verder voor de ontwikkeling van de sociale geografie in het algemeen: sociale geografie.

Zie ook